Filmisch boek linkt sciencefiction en echte wetenschap
Meestal gaat een artikel of boek over wetenschap in films, zeker sciencefictionfilms, over wat er allemaal mis is. Het is leuk en verfrissend om in het boek Robots, aliens en popcorn van George van Hal juist een positieve insteek te lezen. Wat klopt er wel en wat zou in de toekomst mogelijk kunnen zijn? Een optimistisch, toegankelijk en erg vermakelijk boek over wetenschap en film.
Hebban interviewde George van Hal een tijdje geleden en daarin legde hij uit dat het boek voor tachtig procent over wetenschap gaat, maar dat elke keer weer teruggegrepen wordt naar film en de fantastische uitvindingen, ideeën en toekomstvisies die daar geshowd worden. De onderwerpen lopen uiteen van robots en aliens, zoals de titel al verklapt, tot het jagen op planeten, tijdreizen en parallelle universa.
Van Hal werkt de wetenschappelijke en theoretische stukken op verschillende manieren uit. Soms is een film of een bepaalde scene aanleiding om een techniek, onderzoek of theorie uit te leggen, met heldere voorbeelden en veel achtergrond. Andere keren gebruikt hij filmelementen en uitleg door elkaar, zoals in het stukje over parallelle werelden:
‘Koos je er vanmorgen voor om je paraplu thuis te laten, ook al had je op de weersvoorspelling gezien dat er kans was op regen? Hops: vanaf nu leef je in het parallelle universum waar die kleine beslissing ervoor zorgde dat je nat bent geregend.
Net zo’n splitsing gebeurde terwijl ik dit boek aan het schrijven was. Toen ik besloot dit hoofdstuk te beginnen met Mr. Nobody en niet met het veel bekendere Sliding Doors (met Gwyneth Paltrow in de hoofdrol) splitste het universum zich daardoor ook op. Misschien zit elders, in een ander universum, een alternatieve versie van jou wel een alternatieve versie van dit boek te lezen dat wél begon met het moment waarop hoofdpersonage Helen in die film juist net wel of net niet de metro haalde, en zo net wel of net niet haar vriend in bed betrapte met een andere vrouw.’
Door verschillende films en zelfs zijn eigen boek in het voorbeeld te gebruiken, wordt de theorie helder uit de doeken gedaan.
Ook de appendices (toepasselijk ‘bonus features’ genoemd) zijn de moeite waard. In de eerste wordt ingegaan op de samenwerking tussen filmers en wetenschappers, met het doel om films en series beter te maken. De subjectieve filmlijst in bonus B (gekscherend ‘De wetenschappelijke filmcanon’ genoemd) is leuk als feest der herkenning en ook om mee te denken over wat die films bijzonder maakt. Ook als inspiratie voor een (thematisch) filmavondje zeer geschikt.
Van Hal is opgeleid als sterrenkundige, dus hij weet waar hij over spreekt. Daarnaast is hij redacteur bij de Nederlandse versie van New Scientist. In het Hebban interview zegt hij: ‘Het boek is geïnspireerd door de grote ideeën, de tot de verbeelding sprekende concepten die wetenschap en sciencefictionfilms delen en die ik heel spannend vind.’ Die inspiratie komt zeker tot uiting en uitwerking in dit boek.
Dit boek is een aanrader, zeker voor liefhebbers van sciencefiction, films en populaire wetenschap.
Reageer op deze recensie