Column /
Jet (her)leest klassiekers: Herinneringen aan Ernest Hemingway
In 2011 heb ik een tijdje in Parijs gewoond. Ik huurde een chambre de bonne in het zevende arrondissement, aan de rive gauche, op de bovenste verdieping van een huis dat volgens het naambordje op de grote poort die toegang gaf tot een binnenplaats toebehoorde aan prins en prinses De Broglie. Ik hoefde niet te studeren, niet te werken — ik was daar gewoon. Ik fietste de hele stad door, bezocht alle musea, dronk cocktails en at taartjes, probeerde de commerciële én onafhankelijke bioscopen uit. En ik las een heleboel boeken, waarvan vele zich in Parijs afspeelden.
Zoals Au Bonheur des Dames (1883) van Emile Zola, een sociale roman over de modernisering van het 19e-eeuwse Parijs, het ontstaan van de grote warenhuizen en de gevolgen daarvan voor de kleine bedrijven. In het boek staat Au Bonheur des Dames centraal, dat Zola modelleerde naar het chique en nog steeds bestaande Au Bon Marché. Maar ook Mort à crédit (1936), waarin Louis-Ferdinand Céline een arts scheldend en tierend laat terugkijken op zijn miserabele jeugd in de destijds arme maar inmiddels puissant rijke volksbuurt in Parijs. En natuurlijk A Moveable Feast (postuum gepubliceerd in 1964), een boek dat eigenlijk onmisbaar is voor iedereen die ooit Parijs bezoekt.
Het zijn de herinneringen van Ernest Hemingway — de Amerikaanse ‘macho-schrijver’ en belangrijkste vertegenwoordiger van de Lost Generation — aan de jaren dat hij met zijn eerste vrouw Hadley Richardson in Parijs woonde (1921-1927). Hemingway, die in 1954 de Nobelprijs zou winnen voor zijn sober en minimalistisch gestileerde verhalen en romans, had toen net besloten dat hij de journalistiek achter zich zou laten en zich wilde richten op het schrijven van literaire fictie, en in A Moveable Feast memoreert hij die eerste, niet altijd vlekkeloos verlopende, periode van zijn schrijverschap.
Wat opvalt is vooral de (relatieve) armoede waarin Hemingway en zijn vrouw leven: ’s winters is hun appartementje in het vijfde arrondissement — eerst op 39 Rue Descartes, later 74 Rue Cardinal Lemoine — koud omdat er nauwelijks geld is om te stoken; de Dostojevski’s en Tolstojs die Hemingway haalt bij boekhandel Shakespeare and Company (toen nog op 12 Rue de l’Odéon) kan hij niet betalen, maar mag hij van de hartelijke eigenaresse Sylvia Beach lenen en later terugbrengen; en al te vaak zwerft Hemingway hongerig door de stad, tegen Hadley liegend dat hij ergens heeft geluncht. Overigens leverde die regelmatig terugkerende honger hem wel veel op. ‘Hunger is good discipline and you learn from it. And as long as they do not understand it you are ahead of them,’ verklaarde Hemingway, waarmee hij met they collega-schrijvers bedoelde. Zijn beste werken schreef hij wanneer hij honger had, en — niet onbelangrijk — de honger liet hem inzien dat ook zijn stijl ‘hongerigheid’ nodig had, waarmee de basis van zijn kunst van het zoveel mogelijk weglaten was gelegd.
Maar wanneer er wél geld is, wordt er ook goed gegeten. Pommes de terres a l‘huile (aardappelsalade), cervelas (worst met mosterdsaus) en bier in literglazen in Brasserie Lipp, om te vieren dat een Duits tijdschrift 600 francs heeft betaald voor twee van Hemingways verhalen. Oesters, ‘expensive flat faintly copper marennes, not the familiar, deep, inexpensive portugaises’, en sancerre tijdens een lunch met dichter Ernest Walsh (hij trakteert). Een door een luxe hotel klaargemaakte picknick van sandwiches met geroosterde kip en een behoorlijk aantal flessen mâcon, die Hemingway en collega-schrijver Scott F. Fitzgerald tijdens een bizarre roadtrip in een auto zonder dak soldaat maken.
Vorige week was ik weer in Parijs. Terwijl ik van de rechter- naar de linkeroever fietste voor een tentoonstelling in het zesde arrondissement, kwam ik langs het nieuwe Shakespeare and Company, dat na de oorlog door een nieuwe eigenaar geopend werd op 37 Rue de la Bûcherie. Ik reed over de Boulevard St. Michel, de heuvel op, langs de Jardin du Luxembourg waar Hemingway tijdens zijn wandelingen Gertrude Stein ontmoette, de extravagante schrijfster wier huis aan de Rue de Fleurus 27 uitgroeide tot een artistiek-literaire salon. En ik stak de Boulevard de Montparnasse over, waar op een hoek nog steeds La Closerie de Lilas gevestigd is, het café waar Hemingway urenlang met een koffie (en soms iets sterkers) zat te schrijven, kijkend naar het leven om hem heen.
Over een paar dagen vertrek ik naar Noord-Spanje. Niet ver van Pamplona, de plek waar Hemingway de stierengevechten bezocht die hij beschreef in The Sun Also Rises. Dat boek ga ik ook maar eens herlezen.
Lees ook: Jet (her)leest Harper Lee - Spaar de spotvogel
en: Jet (her)leest Marcel Proust - Swanns kant op