Column /
Zombies in zicht
Als ik met mijn honden een ommetje maak, scan ik het landschap. Natuurlijk, ik hou in de gaten of er een dolle hond zich op mijn poezelige hondenbeestjes zal gaan storten. Maar meer nog bekijk ik waar ik naartoe zou vluchten als er achter die dolle hond een horde zombies te zien is. Als ze langzaam zijn, kan ik deze route nog halen. Als ze snel zijn, moet ik maar een van de honden opofferen. De dikste misschien? Of de slimste, omdat zombies graag hersenen eten, toch? Alleen, dan ben ik fucked met die honden van mij, ze hebben pindabreintjes.
Je kunt me nu opgeven voor angsttherapie, maar ik denk niet echt dat ik op de vlucht moet voor zombies. Echt niet. Nou ja, niet heel echt. Het kan natuurlijk wel, maar vast niet. Het is door al die fantasy-avonturen die ik beleef een soort sport geworden. In mijn hoofd ren, vlieg en vecht ik mee met mijn helden die op hun queeste zijn. Ik brul toverspreuken en oefen mijn concentratie en focus. De held in het verhaal moet dat een heel boek volhouden, ik net zolang als ik bij deze scène wil stilstaan.
Niet alle auteurs zijn even goed in het beschrijven van gevechten, wilde wouden, ijzige bergen of de werking van een magie. In mijn boek Hoe schrijf je fantasy en sciencefiction?, dat ik samen met Martijn Lindeboom schreef, hebben we een oefening opgenomen. Het heet 'realiteitscheck'. In de in fantasy veelgebruikte pseudomiddeleeuwse setting zal het een stuk donkerder zijn dan in onze moderne wereld vol lichtvervuiling. Op deze aarde van 2015 raken trekvogels de weg kwijt door de enorme lichtbakens die steden vormen. Elk kronkelpad is voorzien van straatlantaarns en als we echt midden in de 'wildernis' staan in Nederland, hebben we een zaklamp-app op onze telefoon. We kennen wel donker, maar vooral aan de binnenkant van onze oogleden. We kunnen ons het echte donker amper voorstellen.
Onze helden moeten door die duisternis rennen. Het liefst geruisloos. Zonder te vallen en botten te breken. Zonder een enkel te verzwikken, want dan ben je zombievoer. Hoe zou dat nou voelen? In 'realiteitscheck' vragen we mensen, toekomstige schrijvers, het volgende uit te voeren:
REALITEITSCHECK
Voor ons als moderne mensen is het nooit donker. We kunnen overal licht aandoen en hebben zelfs een zaklampfunctie op onze telefoon. Het kan best moeilijk zijn om vanuit je personage te beschrijven hoe eng een volledig donkere nacht kan zijn. In een minder dichtbevolkt gebied als ons gezellige kikkerlandje zal het bovendien veel drukker zijn, met wilde dieren, insecten en nachtelijke roofdieren. Ga in het midden van je eigen straat, stad of dorp staan en doe je ogen dicht. Wat hoor je? Wat ruik je? Doe hetzelfde midden in de nacht, maar laat nu je ogen open. Wat zie je? Wat zie je niet? Vind je het eng? Ga naar een buurdorpje, -straat of -stad die je niet goed kent en doe hetzelfde. En ga als laatste naar een plek die ver weg ligt van de bewoonde wereld. Met volle maan en zonder bewolking kun je nog iets zien, maar anders zie je ’s nachts helemaal niets. Zonder de lichtvervuiling van een nabije stad is het donker en zijn de sterren veel nadrukkelijker aanwezig. Probeer eens in het donker honderd meter te rennen. Hoe snel ben je buiten adem, word je bang, hoor je de koeien snuiven? Neem wel even de veiligheid in acht door niet vlak naast prikkeldraad te gaan rennen of een sloot in te rollen. Al is dat zeker iets wat je personage kan overkomen. Eng, hè?
Een boom aan mijn rechterhand beweegt wild, maar het is windstil. Een grote familie mussen kwettert de straat doof, vliegt ineens als één beest op uit die boom en strijkt in een andere formatie weer neer in diezelfde boom. Deze boom is hun huis, hun wereld. Hun bestaan hangt af van deze ene boom. Hoe zou het snelle en vluchtige mussenleventje in deze boom zijn, met luidruchtige neefjes en nichtjes, spannende vluchten om voedsel te zoeken. En misschien, ooit, een vlucht om niet meer terug te keren ...
Het gewone leven met zijn alledaagse omgevingen mag dan nog maar weinig verrassingen voor ons hebben, een fantasyauteur kan er genoeg inspiratie in vinden om trilogieën vol te schrijven. En als fantasylezer... hallo, kijk hier, ik ben aan het woord! Waar vlieg je heen!?
Debbie van der Zande en Martijn Lindeboom vormen samen de fantasy- en sciencefictionredactie op Hebban. Ze schreven, alweer samen, het boek Hoe schrijf je fantasy en sciencefiction?. Als bestuursleden van de Stichting ter bevordering van het fantastische genre zetten zij zich onder andere in voor de Harland Awards, de Harland Workshops en het Gala van het fantastische boek. Hun doel is meer ruimte en aandacht te kweken voor sciencefiction, fantasy, horror en magisch realisme, voor zowel lezers als schrijvers.