Interview /
25 vragen aan Loes den Hollander
FOTO’S Harry den Hollander
Na de hartelijke ontvangst in casa Den Hollander, terwijl de Duitse herder Olivier een oogje in het zeil houdt, en nog voordat de koffie en de appelflappen worden aangerukt, duwt haar man Harry, tevens haar agent, hoffotograaf en muze, me trots het geschenkboekje in mijn handen. ‘Net van de drukker. Onder zwaar embargo!’ Het boekje zal in juni honderdduizenden thrillerlezers bereiken.
Loes den Hollander is niet alleen een van de meest geliefde thrillerschrijfsters in ons land, met twee boeken per jaar is ze ook een van de productiefste. Sinds haar debuut in 2006 met Vrijdag, schreef ze veertien thrillers, een roman, twee novelles en drie verhalenbundels. Met Zielsverwanten greep ze net naast de Crimezone Thriller Award 2011. Ze werd derde.
Voordat we voor de lunch richting Schagen gaan en daar onder andere een bezoekje brengen aan de prachtige boekhandel Plukker, gaat Loes er even goed voor zitten, belooft Harry zich vooral wél te bemoeien met het interview en diep ik de vragenlijst op uit mijn tas. De recorder gaat aan...
1. Henk Dröge vraagt: ‘Dag Loes, Laat ik eerlijk zijn; ik heb nog nooit een boek van jou gelezen. Zou je mij een goede reden kunnen geven om dat wel te doen? Met welk boek kan ik het beste beginnen?’
Loes: ‘Dat wordt mij vaker gevraagd. Ik zou denk ik toch bij Vrijdag, mijn eerste thriller, beginnen. Ik denk namelijk zelf dat er een stijgende schrijflijn zit in mijn boeken. Oefening baart echt kunst. Het lijkt me dan juist leuk als de lezer het proces dat ik heb doorgemaakt kan volgen. En Vrijdag is een stout boek. Het gaat over een moeder die een relatie aangaat met de vriend van haar dochter. Dat is natuurlijk vrij heftig en dat vinden veel mensen leuk om te lezen.’
2. Puck Vermeulen vraagt: ‘Welk boek van een andere schrijver of schrijfster had jij wel willen schrijven?’
Loes: ‘Dat is een makkelijke, geen twijfel mogelijk: Een kus voor je sterft van Ira Levin.’
3. Jan Nagels vraagt: ‘Welk van je boeken vond je achteraf het leukst om te schrijven?’
Loes: ‘Waar ik veel plezier aan heb beleefd met schrijven is Driftleven. Ik koos hierin voor een heel andere manier van vertellen en een wat hardere hoofdpersoon. Dat had ik daarvoor nog niet gedaan.’
Vind je het belangrijk om jezelf steeds te vernieuwen?
Loes: ‘Je moet het voor jezelf leuk houden. Als ik iedere keer hetzelfde kunstje zou moeten doen, dan zou het snel saai worden. Ik vind het leuk om steeds weer nieuwe dingen te doen en zal daarom ook nooit een serie gaan schrijven.’
4. Wilma Wuite vraagt: ‘Heb je de plot van een verhaal al in je hoofd voordat je begint met schrijven, of laat je de onverwachte wendingen de plot bepalen?’
Loes: ‘Meestal is mijn beginidee in grote lijnen de plot. Dat wil overigens niet zeggen dat ik daar dan niet meer aan hoef te schaven. Ik werk dan rustig naar de plot toe en de twist die er vaak in zit, die komt later.’
5. Sandra Raino vraagt: ‘Even voor de duidelijkheid: ik heb geen aspiraties om boeken te gaan schrijven maar wat moet er in een thriller zitten, kortom regel 1 voor een goede thriller is?’
Loes: ‘O, wat een moeilijke vraag. Regel 1 voor een goede thriller: nieuwsgierigheid. Je moet als schrijver nieuwsgierig zijn naar je eigen verhaal. Håkan Nesser kan dat ook zo goed. Je als lezer nieuwsgierig maken naar het verhaal onder het verhaal.’
Håkan Nesser behoort tot haar favoriete thrillerschrijvers van dit moment. En dan vooral zijn Barbarotti-serie want Van Veeteren vond ze saai. Waar haal je de tijd vandaan om ook nog zoveel te kunnen lezen?
Loes: ‘Ik schrijf snel en ik lees snel. Ik ben ook een ongeduldige lezer; als iets me niet interesseert dan is het over en ga ik verder naar een volgend boek. Ik lees nooit een boek uit waar ik niks aan vind.’
6. Katrien Kaller vraagt: ‘Zijn de personages in jouw boeken gebaseerd op mensen uit je eigen omgeving?’
Loes: ‘Er zit nooit iemand in mijn boeken die in dezelfde hoedanigheid in mijn leven rondloopt. Never. Maar ik gebruik natuurlijk wel dingen die ik zie van mensen. Mijn moeder bijvoorbeeld. Ze is allang dood, maar ze zit in ieder boek. Har zit in heel veel boeken. Opmerkingen die hij maakt, dingen die hij doet. Absoluut. Mensen die hem kennen zullen dat ook wel herkennen. Maar ook van mijzelf vind je dingen in mijn boeken terug natuurlijk.’
7. Greet Oostvogels vraagt: ‘Is de gezondheidszorg waarin je vroeger werkte een belangrijke inspiratiebron voor je?’
Loes: ‘Absoluut. Er zitten veel gekke mensen in mijn boeken. Ik vind de waanzin van de normale mens ontzettend interessant. Ieder mens heeft iets waanzinnigs in zich en kan ook gek worden. Als je me dat had verteld voordat ik in de psychiatrie ging werken, had ik dat niet geloofd. Toen ik daar werkte besefte ik dat ook ik gek kan worden.’
8. Edouard van Arem vraagt: ‘Heb je een aantekenboekje in je tas of naast je bed waar je ideeën, ingevingen en opmerkingen die je hoort, in noteert?’
Loes: ‘Ik heb een notitieboek. Daar schrijf ik wel dingen in, maar het allermeeste zit toch echt in mijn hoofd. Dat zit daar en ik vertrouw erop dat het er blijft zitten. Maar ik heb ook wel eens gehad dat ik ’s nachts wakker werd en een paar trefwoorden op een blaadje schreef en de volgende ochtend geen idee meer had waar dat over ging.’
9. Romilda Fraterman vraagt: ‘Zijn er momenten geweest waarop je geen inspiratie meer had en dacht: dit is mijn laatste boek?’
Loes: ‘Nee.’
Harry: ‘Ze had op een gegeven moment drie boeken geschreven. Op een dag komt ze naar me toe en zegt: “Har, het lukt niet meer. Ik heb een writer’s block.” Heel dramatisch, weet je wel. Een writer’s block. Ik zeg: “Meisje, wees daar maar zuinig op, want het is zo weer over.” Haha!’
Loes: ‘Ik was net klaar met mijn derde boek, ja. Toen had ik ook echt even geen idee, maar eigenlijk zit ik nooit zonder. Of iemand anders komt met een goed idee. Door een tip van iemand op Facebook, heb ik ontdekt dat een aantal korte verhalen in mijn verhalenbundels heel goed uitgewerkt kunnen worden tot een boek. Ik heb drie verhalenbundels, dus ik kan nog dertig jaar vooruit… Bijna van elk verhaal valt wel een boek te maken, haha!’
Nee, Loes’ probleem is duidelijk niet een tekort aan ideeën, maar eerder een overschot.
Loes: ‘Het idee voor het vijftiende boek dat ik nu aan het schrijven ben, kwam binnen toen ik nog met Zwijgrecht, mijn nieuwste boek dat eind juni verschijnt, bezig was. Dat gebeurt me niet vaak. Ik heb echt een pauze moeten nemen om eerst dat idee op te schrijven. Het hield me zo bezig.’
10. Sandra Terheijden vraagt: ‘Dag Loes, Ik kan niet wachten op je nieuwe boek. Kun je vertellen waarover het gaat en hoe je op het idee bent gekomen?’
Loes: ‘Zwijgrecht, gaat over een vriendschap tussen drie vrouwen die een noodlottige wending krijgt. Ik speelde al een tijd met de gedachte om een plattelandsdorp op te voeren waar de rust op gruwelijke wijze wordt verstoord. Toen ik in het verhaal dat het geschenkboekje werd een lijn over had, die ik in dat boekje niet voldoende kon uitwerken, parkeerde ik de lijn, dacht erover na en ontdekte dat ik hem voor het dorpsverhaal kon gebruiken.’
11. Hans Gijsbers vraagt: ‘Is het schrijven van het geschenkboek wezenlijk anders dan het schrijven van een “gewoon” boek?’
Harry: ‘Jazeker! Ze bleef het maar rekken, rekken, rekken. Ze is er drie maanden mee bezig geweest. In die tijd schrijft ze normaal een heel boek.’
Loes: ‘Nee, Har. Ik ben er anderhalve maand mee bezig geweest. Maar voor deze omvang is dat heel lang. Maar ik wilde er gewoon niet mee ophouden. Zo leuk vond ik het. Ik ging als een speer, maar ik wilde er echt zo lang mogelijk van genieten.’
12. Winnie Hartman vraagt: ‘Waarom heb je eigenlijk gekozen voor thrillers?’
Loes: ‘Dat is heel simpel. Ik had al verhalen geschreven voor Libelle. Toen kwam de vraag voor een nieuw verhaal van twaalfduizend woorden. Ik schreef er drie, dus er bleven er twee liggen. Ik wist niet wat ik daarmee moest, maar Harry had wel een idee. We moesten er een spannend verhaal van maken. Harry vroeg me letterlijk of ik niet iemand kon vermoorden in het verhaal. Dat deed ik en dat werd het manuscript voor Vrijdag. Het is eigenlijk Harry z’n schuld.’
13. V. Nieuwendijk vraagt: ‘Als je zelf een rol mocht spelen in de verfilming van een van je boeken, welke rol ligt jou dan het best?’
Loes: ‘Ik zou nooit een hoofdrol willen hebben, want ze zien me toch allemaal als Loes. Dat zou niet werken. Maar iets vaags op de achtergrond… iets engs. Het moet wel eng zijn.’
14. Mara van Dijk vraagt: ‘Stel dat er een boek verfilmd wordt, welk zou dat dan moeten zijn?’
Loes: ‘Ik denk dat Vrijdag erg leuk verfilmd zou kunnen worden. Maar ook Driftleven. Dat is wel een apart kindje van me.’
15. Ineke Barnhoorn vraagt: ‘Is jouw eigen leven ook zo spannend, of loop je door de week gewoon door de supermarkt om je boodschappen te doen en maak je je huis schoon.’
Loes: ‘Als het meezit doe ik dat allemaal. Het is wel zo dat ik meer spanning zie, sinds ik thrillers schrijf. Vroeger kon ik hier gewoon zitten en kijken naar de kerk en een auto die achteruit rijdt. Tegenwoordig denk ik dan, wat zit er achter die witte?’ Ze wijst naar een geparkeerd wit bestelbusje, aan de overkant van het plein. ‘Het leven is in die zin wel spannender geworden.’
16. Rian de Bruin vraagt: ‘Is het niet moeilijk om in deze tijd van ontzettend veel thrillerschrijvers nog nieuwe ideeën te krijgen?’
Loes: ‘Ik ben helemaal niet op zoek naar dat ene unieke idee dat nog nooit beschreven is. Ik ben daar ook niet zo huiverig voor. Als je het maar anders doet, is het helemaal niet zo erg om met hetzelfde idee aan het werk te gaan. Je moet er gewoon je eigen draai aan geven.’
17. Charlotte de Jeu vraagt: ‘Zou je ooit met iemand samen willen schrijven?’
Loes: ‘Nee hoor. Met niemand. Absoluut. We hebben het een paar jaar geleden geprobeerd om met een aantal schrijvers één doorlopend verhaal te schrijven. Ik schreef het begin en dat was best heel erg aardig, maar degene die na mij kwam vermoordde het idee eigenlijk al direct. De volgende maakte er helemaal een zootje van. Het ging gewoon niet werken. Ik heb me teruggetrokken uit het project en heb van mijn deel later de minithriller Uitglijder gemaakt. Denk maar niet dat ik ooit iets weggooi, haha!’
18. Anja Zegeling vraagt: ‘Is er wel eens een personage zo onder je huid gekropen dat je er écht van wakker hebt gelegen?’
Loes: ‘Wakker liggen doe ik niet zo snel, maar m’n nieuwste thriller Zwijgrecht heeft me behoorlijk beziggehouden. Het gaat over drie vrouwen en ik had op een gegeven moment de verkeerde vermoord. Ik heb dat uiteindelijk moeten herschrijven.’
Hoe kan zoiets dan gebeuren?
Loes: ‘Ook Harry’s schuld.’
Harry: ‘Ja, wie anders?’
Loes: ‘Het is altijd Harry’s schuld. Ik zat ontzettend te treuzelen. Die vrouwen zaten wat dat betreft echt onder de huid. Ik werd daar zo onrustig van en daardoor het hele huishouden, dat Har op een avond zei: “Luister eens even, voor vanavond twaalf uur is ze dood.” Pats. Om tien uur was het gebeurd. Vervolgens heb ik twee nachten gedroomd. Ik droom nooit van mijn boeken. Dus het moest echt anders.’
19. Terry Verbiest vraagt: ‘Met wat je nu weet, wat had je graag geweten over het schrijven van spannende boeken, toen je er destijds aan begon?’
Loes: ‘Eigenlijk niets. Ik heb mezelf kunnen ontwikkelen omdat ik van tevoren niet alles wist.’
20. Gerda Wieringa vraagt: ‘Bedenk je zelf de titels van je boeken?’
Loes: ‘Meestal bedenk ik de titel, maar bijvoorbeeld Naaktportret heette oorspronkelijk Debetnota. Dat vond ik veruit de beste titel voor het boek. Mijn uitgever heeft me toen flink moeten overtuigen. Vrijdag was eerst Vrijdag om de veertien dagen, maar dat vonden ze te lang. Uiteindelijk zijn alle titels één woord en daar zijn we op gaan zoeken.’
21. Anita de Groot vraagt: ‘Als je zelf een promotiestunt mocht bedenken, wat zou je dan gaan doen om je boek onder de aandacht te brengen?’
Loes: ‘Door een rel te trappen. Dat werkt. Ik zou bijvoorbeeld graag in de plaats van Saskia Noort met Connie Palmen aan tafel hebben gezeten bij De wereld draait door. Die had ik geknipt en geschoren. Ik vind het nog steeds jammer dat ik niet werd uitgenodigd.’
(Palmen schoffeerde Noort en het thrillergenre in het algemeen tijdens een discussie over Nederlandse literatuur, red.)
22. Anja Zegeling vraagt: ‘Wat is het mooiste compliment dat je ooit hebt gekregen?’
Loes: ‘Dat ik gevraagd ben voor het geschenkboekje is bijna het mooiste compliment. Het is leuk dat je gezien wordt door de cpnb, maar het allerleukst is als je gezien wordt door je lezers. Dat ze door je verhalen geraakt worden. Een paar jaar geleden rende er een vrouw hier in het winkelcentrum achter me aan en riep: “Ga jij eens snel naar huis een boek schrijven!” Dat is het grootste compliment dat je als schrijver kunt krijgen.’
23. Thea Langspoor vraagt: ‘Er is weer veel kritiek op De Gouden Strop. Wat vind jij van de opmerking van Saskia Noort dat de prijs niet meer serieus genomen kan worden?’
Loes: ‘Ik neem eerlijk gezegd geen enkele juryprijs echt serieus, omdat het een prijs is die door slechts een kleine groep wordt bepaald. Ik hecht meer waarde aan een publieksprijs.’
24. Ineke Barnhoorn vraagt: ‘Hoelang ben je nog van plan om in dit moordende tempo door te schrijven?’
Loes: ‘Ik ben voorlopig niet van plan om te stoppen. Ik heb nog heel veel verhalen. En voor mij is het tempo niet moordend, hoor!’
25. Laura van Heem vraagt: ‘Welke vraag had je stiekem gehoopt dat er gesteld zou worden, maar is niet gesteld? Wil je die vraag dan ook beantwoorden?’
Loes: ‘Ik had wel verwacht dat iemand me had gevraagd welk personage in welk boek het dichtst bij mij persoonlijk in de buurt komt. Die vraag had ik dan met een glimlach beantwoord.’
Dit interview werd eerder gepubliceerd in Crimezone Magazine 4.