Dossier /
A.F.Th. van der Heijden in zijn eigen woorden
Filosofie
‘Van meet af aan stond filosofie studeren in het teken van de literatuur. Ik had natuurlijk ook literatuur kunnen gaan studeren, maar filosofie leek me nuttiger. Ik liep daar die eerste jaren niet mee te koop. Ik volgde mijn colleges, maar niet heel fanatiek, moet ik zeggen.’
(interview in College Tour, 2013)
Manuscript
‘Ik was verliefd op een meisje, in de winter van 1972, en ik herinner me dat ik op haar kamer een collegedictaat zat uit te werken, terwijl zij languissant op bed een boekje van Pé Hawinkels, toentertijd de literaire koning van Nijmegen, lag te lezen. Ik hau van Holland heette het, en ze barstte regelmatig in lachen uit als er weer een mooie zin voorbij kwam. Daar had ik de pest over in. Helemaal toen ze vertelde dat ze een keer met hem in een snelle auto dwars door Nijmegen was gescheurd, terwijl hij een joint rookte en deze steeds keurig aftipte op het uitklapbare asbakje in het dashboard. Toen bleek dat hij haar ook nog eens een Antigone-vertaling had gegeven was het één en al minnenijd tussen Hawinkels en mij, waarop ik dacht: dat kan ik ook, en beter!
Ik was een Nijmeegse student en ik wist helemaal niets van de Amsterdamse uitgeverswereld. Mijn manuscript, getiteld Kermis in de hel, was zwaarlijvig en ik bedacht dat ik Thomas Rap, die juist alleen kleine, slanke romans publiceerde, daar een groot plezier mee deed. Zelden was hun afwijzing, ‘uw werk past niet binnen de aard van ons fonds’, zo gemeend.’
(interview met De Groene Amsterdammer 2006)
Patrizio Canaponi
‘Ik ben begonnen met verschillende schrijversgestalten. In 1977 en 1978 had ik tijd om na te denken over wat ik nou wilde. Ik voelde dat mijn eerste publicatie er aan zat te komen, en ik was twee verschillende stijlen aan het uitproberen. Een barokke, van mediterraan licht vergeven stijl, maar ik vroeg me ook af hoe de stijl van een Hollandse Louis-Ferdinand Céline er uit zou zien. Hetzelfde gefoeter en gekanker, maar alles op z’n Hollands. Ik wilde die twee stijlen onder twee verschillende namen exploiteren. Voor de barokke stijl had ik de schrijver Patrizio Canaponi bedacht. En de schrijver Albert Egberts, die ik het liefst bij een andere uitgeverij wilde laten publiceren, moest de Hollandse Céline zijn. Niet te letterlijk natuurlijk, want dan zou iedereen roepen: dat heeft-ie van Céline!
Maar achter deze twee schrijversgestalten wilde ik verdwijnen. Ik had de pech dat die Egberts ambitieuzer was – die wilde een groter boek – terwijl Canaponi op een gegeven moment klaar was met zijn vijfdelige verhalencyclus. Ik ben de stijl van Egberts verder gaan ontwikkelen en ontdekte dat die stijl heel natuurlijk uit mij voortkwam. Toen dacht ik: dan voer ik maar gewoon mijn eigen naam op, want dit is mijn stijl. Het slaat nergens op dat ik daar nog die schrijvergestalte tussen laat.’
(interview met Delft Integraal, 2008)
Herinnering
‘Ik kan me herinneren dat Het Schervengericht op 1 februari 2007 af was. De laatste correcties waren doorgevoerd. Ik zat in een espressobar, waar ik nog even aan de verantwoording had gesleuteld. En ik dacht: nu is het echt af. Ik ga dit stukje tekst naar Querido brengen, loop daar de deur uit, en dan ben ik vrij. Zo’n moment wordt een herinnering, het schrijven zelf niet. En als je heel veel schrijft, heb je dus ook veel tijd die je je niet herinnert. Het is te vergelijken met een notoire dronkaard: als die terugkijkt op zijn leven, is dat één grote gatenkaas. Nou ja, het hoort bij het vak.’
(interview met Delft Integraal, 2008)
Ruzie met Arnon Grunberg
‘Ook dat is aan ‘verschaming’ onderhevig. Zo van, waar ging het nou eigenlijk helemaal over? Ik aarzel enigszins om over mijn collega Arnon Grunberg te praten, omdat hij na onze clash, en daar heeft hij over geschreven in de krant, een ‘cordon sanitaire’ rondom de Nederlandse literatuur heeft gelegd. Daarmee plaatste hij zich buiten de Nederlandse literatuur. De Nederlandse literatuur is volgens hem een gezelligheidsclub, daar wilde hij niet bij horen, want hij wilde zijn eigen literatuur zuiver houden. Dat is althans mijn interpretatie. Ik kan dus geen uitspraken over hem doen, want hij heeft van de Nederlandse literatuur een reservaat gemaakt. Nu wil de wetmatigheid, dat wanneer iemand een reservaat inricht hij er per definitie buiten hoort. Aan meer kan ik je niet helpen.’
(interview in College Tour, 2013)
Kroonprins
‘Zoals ik eerder al heb aangegeven ben ik niet gerechtigd om de naam Arnon Grunberg in de mond te nemen, omdat hij zichzelf buiten de hiërarchie van de Nederlandse literatuur heeft geplaatst. Wie weet zou ik hem wel genoemd hebben als mijn ‘kroonprins’, hoewel ik me er zeer van bewust ben dat hij dat als een grote belediging zou opvatten.’
(interview in College Tour, 2013)
Dag nul
‘Ik werk in schema’s van honderd dagen, van dag nul tot en met honderd, de magische tijdsspanne waarbinnen het me altijd lukt om een roman af te maken. In 2010, op dag 0 van Kwaadschiks, verongelukte Tonio. Van Mirjam (Rotenstreich, zijn vrouw, red.) mag ik nooit meer een dag uitroepen tot dag nul.’
(interview met Vrij Nederland, 2013)
Kwaadschiks
Van der Heijden (…) laat een uitgedraaide drukproef zien van Kwaadschiks. ‘Het is nu 1.200 uitgetypte pagina’s.’ Op dit moment heeft hij vier boeken in voorbereiding. ‘Ik denk dat Kwaadschiks nu als eerste uitkomt. Het is een verhaal gebaseerd op de moord in 2008 op een Amsterdamse politieagente. Ook Albert Egberts, de hoofdpersoon uit mijn eerdere romans, komt hierin terug.’
(interview met NRC Handelsblad, 2015)
Stijl
‘Ik ben geen schrijver die ooit tevreden zou kunnen zijn met een bereikte stijl. Ik werk ook niet stap voor stap toe naar de ideale stijl. Ik zal altijd blijven experimenteren. Je kunt in zo’n dagboekaantekening – die in eerste instantie niet bedoeld was om gepubliceerd te worden – met een heroïsch gevoel zeggen: het moet anders, het moet heftiger, het moet er inhakken bij de lezer. Maar dat betekent niet dat je het meteen in praktijk kunt brengen.’
(interview met Delft Integraal, 2008)
De helleveeg
‘Zo’n acht getypte pagina’s [per dag, red.]. Dat is omgerekend zo’n 2400 woorden. Maar zo’n schema is alleen nodig voor een roman die een strakke regie nodig heeft. De helleveeg kon het zonder. Voor de verandering wilde ik de kleine geschiedenis schrijven van een niet opzienbarend iemand (…), een onspectaculaire geschiedenis van een huishoudster. Een kitchen sink drama, zonder drama. Nu kende ik in mijn leven een vrouw die zich aandiende voor een dergelijk verhaal, iemand die in essentie overeenkomsten vertoonde met de hoofdpersoon, de helleveeg zelf, een vrouw die Tientje Poets heet, een kinderloze vrouw met een helgele stofdoek waarmee ze dwangmatig schoonmaakt. Ik wilde een simpel iemand tot leven brengen, die uiteraard zeer complex en wellicht gek blijkt te zijn.’
(interview met Vrij Nederland, 2013)
De ochtendgave
‘Ik weet niet of hierna nog een historische roman komt. Er lag een verzoek: ik werd uitgedaagd om iets te schrijven over de Vrede van Nijmegen. Dat werd later omgezet in een officiële opdracht. Toen ik goed op stoom was met die roman, en ook heel megalomaan, want ik wou ongeveer de hele tweede helft van de zeventiende eeuw erbij betrekken, toen verongelukte Tonio en kwam alles stil te liggen. Ik had opeens een ander boek te schrijven, waar niet in voorzien was.’
(interview in De Wereld Draait Door, 2015)
P.C. Hooftprijs
‘Een oeuvreprijs is per definitie retrospectief, terwijl ik het zie als een peiling op ongeveer twee derde van de rit. Begrijp me goed, het is een grote eer. Tegelijk is het een eer waartegen ik me moet verzetten.’ Met een grotesk armgebaar: ‘Ik wil het juryrapport ongeldig verklaren! En als milde provocatie bedacht ik dat het mooi zou zijn om op die avond zelf een nieuw boek te kunnen uitdelen. Ik wil geen gouden handdruk van de literatuur.’
(interview met Vrij Nederland, 2013)
MH17
‘Er komt een grote roman uit over MH17, President Tsaar op Obama Beach. Dat verhaal over MH17 mondt uit in een proces bij het Internationaal Strafhof, dat wil ik alvast wel verklappen. Het verhaal schuift ietsje de toekomst in. Over de titel: President Tsaar is ons aller Poetin. Die is dan eigenlijk geen president meer, maar zit geïnterneerd in de gevangenis van het Strafhof in Scheveningen. En hij is zeer nieuwsgierig naar wat in Den Haag wordt genoemd Obama Beach. Dat is natuurlijk een verzinsel van mij, maar in Obama Beach echoot een beetje Omaha Beach, het strand waar de invasie in 1944 begon. De Amerikanen hebben een The Hague Invasion Act, die voorziet erin dat ze troepen naar de Pier in Scheveningen kunnen sturen om Amerikaanse burgers of militairen te bevrijden uit de gevangenis. De meeste mensen weten dat niet, maar die bestaat echt. Ik wilde het boek niet te snel na die ramp met de MH17 uitbrengen. Ik beschouw het als een monument voor de slachtoffers in romanvorm.’
(interview in De Wereld Draait Door, 2015)
Vergaarbak
‘Literatuur is een grote vergaarbak geworden, waarin alles maar wordt toegelaten. Het is droevig dat noodlijdende uitgeverijen maar boeken van ongetalenteerde mensen op de markt pompen. Driekwart bestaat uit on-talenten, die uitsluitend gepubliceerd worden om de prospectussen van de uitgevers in te lossen. Het is alsof je als schrijver in hun vieze badwater stapt.’
(interview met de Volkskrant, 2006)
Verdriet om Tonio
‘Natuurlijk. Tonio verdiende onze totale vernietiging. Eigenlijk waren we het hem verplicht. Maar een andere verplichting was juist om niet aan ons verdriet ten onder te gaan: zo zou hij het niet gewild hebben. Hoezeer we onze liefde ook hadden kunnen laten blijken uit onze ondergang, we moesten blijven staan. Laatst besefte ik: ik word bespioneerd door mijn verdriet. Het houdt mij in de gaten, geef ik er wel genoeg blijk van? Ach, laat me maar bespioneerd worden, laat me maar de verklikker zijn van hoeveel verdrietsuren ik maak.’
(interview met Vrij Nederland, 2013)
Thuis
‘Mirjam en ik doen het hoogst noodzakelijke buiten de deur, we zijn veel thuis. Ik denk dat het zo blijft. Dat betekent niet dat ik me voor honderd procent afsluit van de wereld, maar wel voor een deel.’ Vaak drinken ze samen op vrijdag of zaterdag aan het eind van de dag een glas op de bank in de woonkamer. ‘Dan roepen we vanzelf Tonio op, beginnen over hem te praten. We halen herinneringen op, vertellen elkaar anekdotes. Soms zit daar een bevrijdende huilbui bij. Dit is mijn leven geworden. Je krijgt een andere kijk op de invulling ervan. Wat ik heb opgezet, wil ik afmaken. Daar voel ik me goed bij.’
(interview met NRC Handelsblad, 2015)
Doodsangst
‘Mijn doodsangst is na het overlijden van Tonio niet groter geworden. Er is wel een ander soort angst in de plaats gekomen: namelijk de angst om te sterven zonder iemand van je eigen vlees en bloed na te laten aan de wereld. Mijn leven zet zich niet in hem voort. In eventuele kleinkinderen, of zo. Wij hebben verder geen kinderen. De reële doodsangst is juist minder geworden. Wij hebben Tonio zien sterven. Hij deed het, zo ervoer ik het, me voor. Ik zei bij mezelf: ‘Kijk! Het lukt hem, hij kan het.’ Met de bijgedachte: ‘Dan kan ik het ook’.’
(interview in College Tour, 2013)
Leren schrijven
‘Een al te strakke regie moet je niet te snel bereiken. Ik heb lang moeten zoeken. Tegenwoordig zijn er weliswaar schrijfcursussen, maar een Academie van Fictie is er nog altijd niet. Ik moest het mijzelf leren: de opleiding van de verbeelding. Daarvoor moest ik eerst twee schrijversgestalten in het leven roepen. Ze zouden beiden autobiografische boeken schrijven. Achter die gedaanten kon ik verdwijnen.’
(interview met Vrij Nederland, 2013)
Dixiepline
‘In feite is talent praktisch, slechts een deel van het instrumentarium van een schrijver. Discipline is belangrijker. Ik geloof niet in inspiratie die ineens uit de hemel komt vallen. Je moet eerst gaan zitten: ruimte maken in je leven, ruimte maken in je dag, in je huis. Het beeld dat W.F. Hermans ooit schetste – van een dichter die midden in de nacht wakker wordt om met een oogpotlood die ene geniale regel op een hak te schrijven – is voor mij niet van toepassing. Mijn eigen woord hiervoor is dixiepline, een combinatie van discipline en dixielandmuziek. Het is misschien verwant aan wat Nietzsche die fröhliche Wissenschaft noemde. Wetenschap moet dansen, wetenschap moet ook plezier zijn – dan kom je pas tot de waarheid. Discipline is voor mij niet iets strengs, maar iets waar je houvast aan hebt en mee door de dag danst. Mijn dixiepline maakt mij een beter mens, rustiger, ik merk het aan mijn omgeving.’
(interview met De Groene Amsterdammer, 2006)
De noodzaak van schrijven
‘Ik heb wel even gedacht, toen Tonio ons ontviel: nu is het gedaan met de schrijverij. Dat ik het requiem voor hem nog zou schrijven, dat stond buiten kijf. Dat moest, daar kon ik niet omheen. Maar ik dacht dat het daarna gedaan zou zijn. Wat voor zin zou schrijven nog hebben? Tonio was een van de belangrijkste redenen dat ik ben gaan schrijven. Juist het schrijven van dat boek heeft me duidelijk gemaakt wat de noodzaak van schrijven is.’
(interview met NOS Journaal, 2012)
Megalomanie
‘Ik lijd nu eenmaal aan die kwaal, megalomanie. Een roman schrijven, dat is voor mij niet genoeg. Het moet meteen een romancyclus worden. Want over een bepaald onderwerp heb ik nog iets te vertellen. Dan maak ik een aftakking. En dan nog een. Dat is bij mij altijd zo geweest. Ik ben nu te oud om me daar nog tegen te verzetten.’
(interview in De Wereld Draait Door, 2015)
CURRICULUM VITAE
Adrianus Franciscus Theodorus (Adri) van der Heijden werd op 15 oktober 1951 geboren in Geldrop. Hij begon te publiceren onder de naam Patrizio Canaponi en publiceerde ook onder zijn initialen, als A.F.Th. Kern van het oeuvre van Van der Heijden is de cyclus De tandeloze tijd. Oorspronkelijk was deze bedoeld als trilogie, maar werd veel omvangrijker. Zijn oeuvre telt nu een veertigtal boeken. Op 23 mei 2010 werd Van der Heijdens enige zoon Tonio (1988) op de fiets aangereden door een auto. Kort na dit verkeersongeval overleed Tonio op 21-jarige leeftijd in een ziekenhuis in Amsterdam, in het bijzijn van zijn ouders. Een jaar later verscheen van Van der Heijden het boek Tonio. Een requiemroman over dit verlies. Er werden in een jaar zo'n 100.000 exemplaren van verkocht. Het werk werd bekroond met de Libris Literatuurprijs en de NS Publieksprijs. In 2013 won Van der Heijden de P.C. Hooftprijs voor zijn gehele oeuvre.