Interview /
Alma Mathijsen: 'Een vraag stellen is misschien nog wel belangrijker dan een antwoord vinden'
Heb je De grote goede dingen in chronologische volgorde geschreven?
"Nee. Dit verhaal was aan het begin een slagveld. Op een gegeven moment had ik wel 90.000 woorden en de helft daarvan is in de prullenbak geëindigd. Ik begon met het idee dat ik iets wilde met het verleden van mijn vader en toen ben ik al zijn vrienden gaan interviewen en eigenlijk zijn daaruit verhalen ontstaan. Ik ben gewoon gaan opschrijven waar ik het meeste zin in had. Hetzelfde heb ik gedaan met herinneringen en toen had ik op een gegeven moment die enorme brei van allemaal dingen en vervolgens ben ik dat gaan herlezen en langzaam kwam daaruit dit verhaal."
Je hebt voor dit boek veel onderzoek naar je vader gedaan. Hij was een man van tegenstrijdigheden. Heb je dingen ontdekt waarin jij op je vader lijkt?
"Ja, dat denk ik wel. Qua uiterlijke kenmerken hebben we schijnbaar echt dezelfde ogen. Maar qua karakter denk ik dat ik de eerlijkheid die mijn vader wilde hebben in zijn leven, wat minder heb. Ik probeer wel net zo eerlijk te zijn, maar ik schrik er toch voor terug om zo absoluut te zijn als mijn vader. Als ik naar een stuk ga van vrienden zou ik niet de eerste zijn die zou zeggen "nou, ik vond dit niet goed en ik vond dat niet goed." Mijn vader zou daar toch wel heel eerlijk en hard in zijn als er naar gevraagd zou worden. Ik wil nog wel eens wat zachter en liever zijn. Wat ik wel herken is de kunstenaar in mijn vader, dat maakt de weg voor mij wat makkelijker. Door hem weet ik dat het niet raar is om daar geld mee te verdienen."
Een aantal jaar geleden zei je bij DWDD dat je tijdens het schrijven altijd een boek van Remco Campert naast je hebt liggen, voor als je vastloopt tijdens het schrijven. Was dat bij De grote goede dingen ook het geval?
"Dat was vooral zo bij mijn vorige boek, Alles is Carmen, en het komt nog steeds heel vaak voor dat ik niet weet hoe ik verder moet en dan even iets uit de kast pak om te kijken hoe andere schrijvers het doen. Bijvoorbeeld bij een wending in het verhaal of bij het begin. Vooral het begin is moeilijk en dan moet je heel veel zelfvertrouwen hebben. De innerlijke stem is er bij mij in ieder geval het meest aan het begin, die zegt dan steeds: "Oh, wat een stomme zin". Maar daar heb je echt niets aan. Je moet gewoon gaan schrijven en dan ga je het later redigeren."
Welke auteurs pak je zoal uit de kast?
“Nog steeds wel Remco Campert. Toevallig haalde ik vandaag Lieve Joris uit de kast, niet per se omdat ik ontzettend fan ben van haar werk , maar ik ben bezig met een reisverhaal en zij is natuurlijk ontzettend kundig in de reisjournalistiek en ik ben nu met een non-fictie verhaal bezig. En verder...wat heb ik nog meer uit de kast getrokken bij De grote goede dingen, gek genoeg veel korte-verhalen-schrijvers... Alice Munro vind ik heel gaaf."
'Waarom krijg je een kind als je zo slecht voor jezelf zorgt?’ Dit is een belangrijke vraag die je opwerpt in De grote goede dingen. In het boek wordt niet echt antwoord gegeven op deze vraag, behalve dat het destijds meer een beslissing van een vrouw was. Heb jij wel antwoord op deze vraag gekregen?
"Ik weet niet of ik het er helemaal mee eens ben dat in het boek geen antwoord op die vraag wordt gegeven. Mila weet misschien niet per se het antwoord, maar de vraag houdt haar zó bezig, dat ze daarom eigenlijk met die reis begint. Als ik de vraag op mezelf betrek denk ik dat het echt de natuur van mijn vader was. Ik denk dat het ook een verschil is tussen de tijd waar we nu in leven en de tijd waarin mijn vader leefde. Tegenwoordig denken we veel bewuster na over het krijgen van kinderen. En het is misschien ook gewoon een verschil tussen mij en mijn vader, ik denk: ‘daar ga je toch bij stilstaan voordat je zoiets doet?’ Maar ik denk dat mijn vader het niet anders had kunnen doen, dat hij op geen andere manier had kunnen leven dan hij deed. Je krijgt nooit een echt antwoord op zo’n vraag, dat bestaat gewoon niet. Maar je moet op een gegeven moment accepteren dat vragen ook niet erg zijn. Een vraag stellen is misschien nog wel belangrijker dan daadwerkelijk een antwoord vinden."
Hoofdpersonage Mila is 18 als ze met een vriend van haar vader op zoek gaat naar zijn verleden en zijn violofoon. Waarom heb je ervoor gekozen Mila jonger te laten zijn dan jijzelf bent?
"Ik wilde per se een personage gebruiken dat ik heel goed tegenover de generatie van mijn vader en de vrienden van mijn vader kon zetten. Een personage dat nog heel open was. Toen ik dit boek schreef was ik 28/29, dan heb je toch wel veel dingen ingevuld en voor iemand van 18 is het leven nog veel opener. Maar ik heb ook voor een jonger personage gekozen omdat het heel praktisch gezien anders qua tijd niet kon kloppen met de leeftijden van Mila en Don, en de jaren ’60 waarin mijn vader jong was."
"Ik kan niet leven in een wereld die echt is, daarvoor doen te veel dingen te veel pijn. Ik bepaal welke gebeurtenissen bestaansrecht hebben, alleen zo hou ik het vol. Dat deed ik vroeger zo en zo doe ik het nu nog steeds." (p. 124) Deel jij deze gedachte met Mila?
"Gedeeltelijk. Mila heeft echt voor haarzelf besloten om een wereld te creëren waarin zijzelf zegt ‘dit bestaat en dit bestaat niet’ en zo kan ze die aan. Die gedachte ken ik wel, dat je dingen soms gaat negeren omdat het gewoon te pijnlijk of te hard is."
Heb je daarom ook de literatuur nodig? Om te ‘vluchten’ in een fictieve wereld?
"Zo heb ik er zelf nog nooit over nagedacht. Het zou kunnen dat dat ook een reden is waarom ik schrijf. Ik vind het wel heel prettig om überhaupt iets nieuws te maken, iets dat er nog niet is, maar een vlucht zou ik het niet willen noemen. Het klinkt misschien wat zwaar, maar ik zou het heel moeilijk vinden om door te gaan met het leven zonder dat ik iets zou maken. Of dat nou een boek is of iets anders, dat maakt niet zo heel veel uit, maar als ik niet het idee heb dat ik iets kan maken word ik wel snel gek."
Mila beschrijft meerdere keren dat ze altijd het idee heeft dat ze de vrienden van haar vader teleurgesteld achterlaat. Heb jij ook wel eens het gevoel gehad dat je de vrienden van je vader teleurstelde?
"Jazeker wel. Het is zo vreemd om ergens heen te gaan waar al een geschiedenis is, terwijl je die geschiedenis zelf nog niet kent. Ik ging bijvoorbeeld naar Theo Kley, een goede vriend van mijn vader die ik nog nooit had ontmoet en gelijk toen ik binnenstapte zag ik dat hij iets herkende in mij. Dan gaat dat ook gelijk gepaard met verwachtingen, denk ik dan. Dat maakt me op de een of andere manier ook onzeker en ik vraag me dan af of ik het wel goed doe. Ik kan niet meer aan mijn vader vragen ‘is dit hoe het moet?’, en dat is soms zo gek."
Wat wilde je thematiseren met de passage waarin Mila wordt verkracht? Waarom is die passage belangrijk?
"Die passage vind ik heel belangrijk omdat dat een omslagpunt is voor Mila. Zij waait ontzettend met alle winden mee. Ze komt nooit een keer voor zichzelf op. Mila probeert het altijd gezellig en leuk te houden, schikt zichzelf daar maar naar en draait net zolang totdat de situatie haar de baas is. Op een gegeven moment gaat ze daar eigenlijk zo ver in, dat ze onder een jongen ligt en hij dingen doet waar zij totaal geen behoefte aan heeft. Dat realiseert Mila eigenlijk pas op dat moment en ze ziet niet in dat ze eerder op de rem had moeten gaan staan. Daar schaamt ze zich voor en dan beseft ze dat ze iets in zichzelf moet veranderen om niet meer in dat soort situaties terecht te komen. Dus die passage is echt het omslagpunt. Ik denk dat zulke situaties vaak voorkomen: dat je in een grijs gebied zit waarbij je denkt ‘is dit nou iets wat ik niet helemaal wil?’. Een twijfel die overheerst en dan uiteindelijk toch overschiet naar de ‘nee’, maar dan zit je er al in."
Hoe was het om dit boek aan je moeder (Marita Mathijsen) te laten lezen? Zowel met het oog op het feit dat het boek over haar man gaat én dat je moeder een specialist op het gebied van de Nederlandse literatuur is?
"Ik heb haar heel vroeg bij het proces betrokken. Mijn moeder heeft in het begin al stukken gelezen en zij kan best wel met een professioneel oog naar een tekst kijken. Ik vraag dan ook wel eens: "Vind jij dat dit de goede richting op gaat?" en dan hoop ik altijd dat zij haar gevoel kan uitzetten. De feedback die ik van haar terugkrijg is dan ook puur alleen gericht op het werk. Ik vind het ontzettend prettig om met mijn moeder over werk te praten, maar als de inhoud over emoties gaat kan dat eigenlijk niet meer. Dat begrijpt ze heel goed. Het klinkt heel gek, maar we proberen werk en emotie allebei heel erg gescheiden te houden. Maar af en toe hoor ik via via dat ze het toch wel heel zwaar vond om dat werk ook persoonlijk te lezen. En als we soms wel echt een privégesprek hebben, zegt ze ook wel eens dat ze het eigenlijk wel heel moeilijk heeft gevonden."
“Aan de basis van een boek moet een punt liggen dat je diep raakt”, zo vertelde je in Kunststof T.V. Voor jou was dat een herinnering aan je vader waarin je hem in de gang zag, vlak voor hij naar het ziekenhuis ging. Zijn er andere momenten die jou zo diep hebben geraakt dat je nu al weet dat je erover wil schrijven in de toekomst?
" Ja die heb ik wel, maar daar kan ik nu nog niets over zeggen want het is zoiets breekbaars als je begint met een boek. Je moet heel eerlijk zijn en zoiets moet zich nog helemaal vormen en als je er dan over gaat praten voordat je het echt hebt opgeschreven, kan je ook heel erg afbreuk aan zo’n idee doen."
En dat moment in die hal, is dat je echt altijd van jongs af aan bijgebleven of kwam die herinnering weer terug toen je ouder werd?
"Het is gewoon een bepaald soort herinnering die als een soort jeuk even opspeelt en je weet eigenlijk niet waarom het dan op dat moment komt. Als er dan zoiets heftigs gebeurt, het was natuurlijk gewoon de aankondiging van de dood van mijn vader, dan onthoud je alles zo helder en scherp. Ik weet nog hoe het rook en dat ik op blote voeten stond."
Besefte je toen ook al dat het de aankondiging van je vaders dood was?
"Eerlijk gezegd denk ik het wel. Het vader-zijn viel van hem af en dat voelde zo raar en vreemd. Ik denk dat je onderbewuste of je lijf veel sneller dingen door heeft dan je ratio en dat je dat gewoon opslaat. We wisten rationeel natuurlijk niet dat dit de aankondiging van de dood was, maar mijn lijf leek het al mee te maken en vulde al voor mij in dat dit iets was wat ik me moest herinneren en wat een belangrijk moment zou worden."
Dat is ook mooi toch? Dat je brein zo selectief te werk gaat waardoor je deze herinnering hebt opgeslagen?
"Ja dat is zeker heel mooi, maar ook heftig. Soms ben ik ook bang dat als ik er te vaak aan terug denk, de herinnering dan toch weer vervormt."
Herlees je je eigen boeken?
"Nee. Misschien ga ik dat ooit doen hoor, maar ik ben toch een beetje bang wat ik dan aantref. Bij mijn allereerste boek, Binnen spelen, was ik 21 toen het uitkwam en was ik 19 of 20 toen ik het schreef. Uit dat boek heb ik laatst één hoofdstuk gelezen en ik was altijd best wel bang voor dat boek. Ik heb dat zó snel geschreven, er komt veel seks in voor en het kon me allemaal niets schelen toen ik dat schreef. Ik schreef puur alleen om het plezier. Maar het verhaal dat ik teruglas, over Jan Wolkers, bleef toch wel echt overeind staan. Dat verbaasde me heel erg. Het is gewoon heel raar om je eigen werk terug te lezen. Je denkt ‘ik had het nu heel anders gedaan’ en dat is ook goed. Op een gegeven moment moet je ook stoppen, dan is het boek af en denk je ‘dit is het beste dat ik op dit moment had kunnen maken.’ "
Op het moment ben je dus bezig met non-fictie?
"Ja, ik vind non-fictie zó moeilijk. Ik kan een verhaal vaak beter maken als ik er dingen bij verzin. Net zoals je een verhaal in de kroeg wat vrolijker maakt door er dingen bij te verzinnen. Met non-fictie kan dat niet. Vorig jaar was ik voor de VPRO genomineerd voor de Bagagedrager. Ik kreeg de eerste prijs niet, maar op de dag van de uitreiking had ik de hele reis al gemaakt, omdat ik dit verhaal zo graag wilde schrijven. Ik ga het nu als e-book uitgeven bij De Bezige Bij, op 28 januari.”
Waar gaat het verhaal over?
"Het gaat over mijn oom, hij woont de ene helft van het jaar in Nederland en de andere helft van het jaar in Thailand. Hij is een clichévoorbeeld van een bolle, gezellige Hollandse man die zich in Nederland niet wil vervelen achter de geraniums en daarom naar Thailand gaat. Daar heeft hij heel veel aanspraak, kan hij vrienden maken en heeft hij een Thais vriendje van twintig jaar jonger, met aids, wat het allemaal wat nijpender maakt: echt zo’n clichébeeld dus. Ik wil heel graag een ingang laten zien die liefdevoller is dan het beeld dat normaal geschetst wordt.”
Foto Alma: Stephan Vanfleteren