Nieuws /
Almar Otten: 'Niets is dodelijker voor een (spannend) boek dan te veel informatie'
Research is onontbeerlijk voor mijn boeken. Ik schrijf boeken die ik zelf graag zou willen lezen. En dat betekent dat een boek naast een spannend verhaal, een mooie plot en boeiende personages iets toe moet voegen aan mijn blik op de wereld. Dat kan gaan om psychologische inzichten, feitelijke informatie of verklaringen voor zaken van alledag. Een auteur moet daarvoor over kennis of inzicht beschikken die de lezer niet heeft.
Een specialist op een bepaald vakgebied kan misschien gebruik maken van parate kennis, ik zal voor mijn boeken kennis moeten vergaren. En dat gebeurt dus door middel van research. Research is voor mij bepaald geen straf. Nieuwsgierigheid is één van mijn belangrijkste drijfveren. Ik wil graag weten ‘hoe het zit’.
Zo heb ik altijd graag willen begrijpen hoe de kredietcrisis in 2007 en 2008 precies is ontstaan. Toch heb ik daar nooit moeite voor gedaan. Nu ben ik bezig met een nieuw boek en tijdens het schrijven bleek die vraag relevant te zijn voor het verhaal. Op dit moment bestudeer ik daarom een boek dat in detail beschrijft hoe de financiële wereld in elkaar zit en hoe die structuur ervoor heeft gezorgd dat slechte Amerikaanse hypotheken een wereldwijde crisis hebben kunnen veroorzaken. Er gaat een fascinerende wereld voor mij open. Het is echter meer dat het vergaren van kennis, ik denk tegelijkertijd na hoe ik die feiten kan gebruiken in mijn verhaal. Dat is voor mij een zeer bevredigende bezigheid.
Ik weet niet of ik de vergaarde kennis daadwerkelijk ga gebruiken in het boek. Als dat wel het geval is, weet ik zeker dat mijn lezers het ook zullen begrijpen. Juist omdat ik zelf moeite heb moeten doen om het te doorgronden, kan ik het beter uitleggen dan een ingewijde. Bovendien weet een goede schrijver feitelijke informatie te doseren en te verpakken in een spannend verhaal.
Daarmee kom ik meteen op het risico van research. Niets is dodelijker voor een (spannend) boek dan te veel informatie. Zo gauw de lezer het gevoel heeft een college te krijgen, wordt de band tussen hem en het verhaal verbroken. Het gebruik van kennis en informatie in spannende boeken is dus een kwestie van doseren. Voor het schrijven van een boek is het dus lang niet altijd nodig om alles over een bepaald onderwerp te weten.
In het algemeen afficheer ik mezelf als een Google-onderzoeker. De summiere informatie op Wikipedia of andere sites is over het algemeen meer dan voldoende voor het verhaal dat ik schrijf. Toch zijn er altijd onderwerpen waarover ik meer wil weten. Dan ga ik op zoek naar een ouderwets non-fictie boek. Meestal koop ik dat om als permanent naslagwerk te kunnen gebruiken.
Mijn allereerste boek Verdwenen Chemie, het eerste deel uit een serie van Deventer moordzaken, speelt zich af in de wereld van de chemische industrie, een wereld die ik kende die wereld uit mijn toenmalige werkpraktijk. Het bedrijf in mijn boek heet Unimeer en dat heb ik gemodelleerd naar het oude Deventer chemiebedrijf Noury-Van der Lande, dat halverwege de vorige eeuw is opgegaan in Akzo. Nog steeds staat er een vestiging van Akzo Nobel in Deventer. Voor de details over de geschiedenis van het bedrijf had ik het boek Van Rosmolen tot chemische specialiteiten gekocht. Dat biedt mij niet alleen mooie details over het reilen en zeilen in een chemisch bedrijf, het is ook een schitterend portret van de opkomst van de industrie in Nederland. Research is voor mij in zo’n geval meer dan het verzamelen van informatie voor mijn boek, het voedt mijn eigen belangstelling voor de wereld.
Mijn laatste vier boeken zijn gebaseerd op historische gebeurtenissen die leiden tot een spannend verhaal in het heden. Ik ben geen historicus, dus is research noodzakelijk. Het eerste ‘historische’ boek heeft De Afstammeling. Het historische gegeven speelt in de tijd van de Franken en de Saksen, dus in het jaar 800. Deventer lag in die tijd precies op de grens van beide rijken. Karel de Grote zond missionarissen naar het Saksenland om de heidenen te bekeren tot het Christendom.
Mijn verhaal is gebouwd op één van de tochten van de Deventer missionaris Lebuïnus. Tijdens die tocht is iets gebeurd waarvan de gevolgen vandaag nog steeds merkbaar zijn. Het mooie van het schrijven van dat boek is dat ik de historische informatie gebaseerd heb op een studie die mijn vader heeft uitgevoerd. Zijn ouderwetse speurwerk in Overijsselse en Gelderse archieven heeft geleid tot het boek Lebuïnus, een gedreven missionaris, (2004, uitgeverij Verloren).
Het boek Blauw Goud gaat over een Wageninge bodemkundige en het mysterie van de kleur blauw in een middeleeuws getijdenboek. Blauw Goud is het boek waar ik het meeste research voor gedaan heb, vooral omdat ik het ene nog interessanter vond dan het ander. Onderwerpen die ik heb onderzocht lopen uiteen van de oorsprong van de kleur blauw, de papierindustrie in de DDR, de geschiedenis van het klooster Hulsbergen, het instorten van het stadsarchief in Keulen, de mondiale grondstoffenindustrie tot de geschiedenis van Neutraal Moresnet dat de Vaalserberg een eeuw lang tot een vierlandenpunt maakte.
In het boek Jeugdzonde speelt een verloren gewaand manuscript van Spinoza een rol. Omdat de denkbeelden van Spinoza cruciaal zijn in de motieven van mijn hoofdpersoon heb ik mij niet beperkt tot het internet. Ik heb daadwerkelijk het magnum opus van Spinoza, de Ethica, gekocht om daar op maat uit te kunnen citeren.
Mijn laatste boek Het Ronde Huis gaat over een rond huis dat daadwerkelijk in de bossen van Nunspeet heeft gestaan en waarvan de bewoners zich in hun dagelijkse leven hebben laten leiden door een oud-Germaanse religie. Ik kwam op het spoor van het onderwerp door een krantenartikel. Dat artikel was gebaseerd op een boek van de Werkgroep Het Ronde Huis dat boordevol stond met smakelijke en interessante details die een perfecte voeding vormden voor mijn verhaal.
Naast het onderzoek achter de computer of in de leesstoel, mag ik graag onderzoek ter plaatse doen. Voor het Ronde Huis ben ik een paar keer naar Nunspeet gereden om in de bossen op zoek te gaan naar restanten van het huis. Meestal gaat het echter andersom. Dan ben ik ergens dermate geraakt door de plek dat ik het wil verwerken in een boek. Een voorbeeld daarvan is de reis die ik voor mijn werk heb gemaakt naar Diyarbakir, het hart van het Koerdisch gebied in het zuidoosten van Turkije, een duizenden jaar oude stad aan de oevers van de Tigris. Op dit moment leg ik de laatste hand aan een boek met de werktitel Dragør. Ergens komend jaar hoop de lezer mee te nemen door de stegen van de mysterieuze stad Diyarbakir.