Column /
Ariënne Bolt (5): En toen
5 En toen
Een paar weken later ging ik op bezoek bij de uitgeverij. Geen hap kreeg ik die ochtend door mijn keel. Veel te vroeg was ik in de trein gestapt, in een verlaten cafeetje dronk ik kop koffie nummer zoveel op mijn lege maag, tot ik me met goed fatsoen kon gaan melden.
‘Goedemorgen!’ De uitgever nam mijn jas aan. ‘Wil je koffie?’ Ik wachtte in een grote kamer die aan een fantastische tuin grenst. Die kamer is, in mijn verbeelding in elk geval, zeker tien meter lang, en een uitpuilende boekenkast strekt zich uit langs de lange muur, van voor naar achter en van de vloer tot het plafond. Denk ik. Hoe dan ook, er moeten tientallen meters boekenplanken zijn, met duizenden boeken erop. Allemaal van Lemniscaat, van vijftig jaar geleden tot nu. Met diep ontzag stond ik voor die indrukwekkende kast en voelde me heel klein. Zou er nog een plekje voor mij zijn?
Bij de meest recente boeken ontdekte ik een exemplaar van het boek met de boot erop, waardoor ik zeker had geweten dat Lemniscaat geen interesse in mijn verhaal zou hebben. Ik pakte het van de plank. Niet eerder had ik dit boek van dichtbij durven bekijken, laat staan lezen. De illustraties waren van Linde Faas, een illustrator die ik bewonder sinds haar eerste prentenboek. Ooit heb ik haar gemaild hoe mooi ik haar werk vond. Dat ze ook de illustrator was van dit leesboek was nog niet eerder tot me doorgedrongen. De uitgever kwam binnen met de koffie en ik wilde het boek terugzetten.
‘Leg dat maar even hier neer,’ zei hij. We gingen zitten aan een reusachtige tafel. Het boek-met-de-boot tussen ons in.
Jean Christophe vertelde nogmaals wat hij van mijn verhaal vond. Al snel kreeg ik het bloedheet, ook al was het januari. Na de complimentjes en de kennismaking, na een gesprek over schrijven en kunst en illustraties, na een uitstapje naar de kelder met nóg eens duizenden boeken, echt het Walhalla, zei de uitgever: ‘Zullen we haar vragen?’ En hij doelde op Linde. ‘Jaaaaa!’ Wat kon ik mij nog meer wensen? Mijn gedroomde uitgeverij én een favoriete illustrator. ‘Hoe staat het met deel drie?’ O ja, dat moest ook nog geschreven worden. ‘Ik heb maximaal zes maanden nodig,’ zei ik redelijk zelfverzekerd. Hoe het zou aflopen wilde hij niet horen, maar lezen. ‘Drie maanden moet genoeg zijn,’ dacht hij. Slik. En toen stond ik weer buiten, zo gelukkig, belachelijk opgelucht en Spaans benauwd, en met flinke maagpijn. Ik kon wel juichen en huilen tegelijk. Van blijdschap hè!
Wordt vervolgd…
Column 1: Boten
Column 2: Life of Pi
Column 3: Een echt boek
Column 4: De zee
Lees de volgende (en laatste) column op maandag 1 februari.
© Illustratie: Linde Faas
© Auteursfoto: Huib van Wersch