Interview /
Arthur van den Boogaard: 'Verlies kent veel vormen, winnen kent er meestal maar één'
Door hoeveel verhalen heb jij je precies heen moeten werken om tot dit deze bundel te komen?
"Voor dit boek denk ik een paar duizend. Maar dat komt omdat ik een voorsprong had. In 2007 heb ik een bundel over Nederlandse sportliteratuur gemaakt. Daarvoor heb ik wel vijftigduizend verhalen onder ogen gehad. Door de jaren heen heb ik een blik ontwikkeld dat ik vrij snel zie wat ik interessant vind. Ik werk vanuit de Koninklijke Bibliotheek en als ik iets leuk vind, maak ik een kopie. Die komen thuis op stapeltjes recht. Zo maak ik dan een studie van een schrijver. Dan kan ik kiezen welk verhaal in een bundel terecht komt. Dat hangt ook af van de andere verhalen die ik kies. Bij het samenstellen kijk ik niet alleen naar ieder verhaal op zich, maar ook naar de betekenis die ze krijgen in de geschiedenis van het schrijven over wielrennen en in de wielergeschiedenis zelf. Zo moeten er ook verhalen over bepaalde personen in; Jan Janssen en Joop Zoetemelk mogen niet ontbreken."
Zou een andere samensteller tot een volstrekt andere verzameling verhalen komen?
"Zeker. Ik heb daar zelf een zin voor. Het is niet volledig, maar ook niet willekeurig. Dat gevecht tegen de willekeur vind ik het leukste. Er zijn verhalen en ook schrijvers waar je niet omheen kan. Mart Smeets bijvoorbeeld, daar kun je niet omheen. Mensen kunnen wel roepen dat hij niet kan schrijven. Maar dat is onzin. Stel: vier boeken zijn slecht. Hij heeft er wel meer dan veertig geschreven. Je moet altijd kijken naar iemands beste werk. Zeker in het begin als journalist heeft hij prachtige verhalen geschreven. En daarnaast. Als je het over wielrennen in Nederland hebt moet hij erin. Hoewel er een verhaal van Hugo Camps in staat, heb ik verder - ook ter bescherming van mezelf - geen Vlaamse verhalen geselecteerd. Als ik de Belgen er ook in had willen doen, was het nog veel dikker geworden. Bovendien is het in België verdraaid lastig zoeken in de archieven. En België heeft ook een veel langere wielerhistorie dan Nederland."
In Nederland was er in het begin vooral baanwielrennen. Het wielrennen op de weg neemt pas serieuze vormen aan in de jaren vijftig.
"Ja, de Belgen hadden toen al enkele keren de Tour de France gewonnen. Vooral die vooroorlogse periode lijkt me heel mooi om nog eens iets mee te doen. Dat Nederland toen eigenlijk niet meedeed komt helemaal door de wet in 1905 die wedstrijden op de openbare weg verbood. In het katholieke zuiden hebben ze dat gaandeweg wel proberen te omzeilen door de rondjes om de kerk. Maar Wim van Est, dat is toch bijna de 9/11 van het Nederlandse wielrennen. Je kunt deze bundel niet maken zonder een verhaal over de val van Van Est. Daarna doen we mee. We hebben een gele trui gehaald. En dan valt diegene meteen de volgende dag heel diep in een ravijn. En dat krijgt nog eens een anekdote erbij die heel lang door blijft gaan. Zo ontstaat het schrijven over het wegwielrennen in Nederland in een tijd dat de sport het goed doet in Nederland. Het begint altijd bij de sport. We waren er eigenlijk meteen bij en deden het vanaf het begin goed, zeker op de baan. Maar op de weg niet, want dat was ineens verboden. Maar het gekke is dat in die donkere Middeleeuwen van het Nederlandse wielrennen Joris van den Bergh in 1929 Te midden der kampioenen uitbrengt."
Een soort nulpunt in de Nederlandse wielerliteratuur.
"Hij vertelt een nieuw verhaal over de mentale kanten van de sport, hij beschrijft tactiek. Het boek heeft zelfs invloed op de Nederlands voetbalelftal. En bijna tachtig jaar later is er dan iemand die acteert op het hoogste niveau, want dat was de baanwielrenner Theo Bos met meerdere wereldtitels op zak, en die pakt dat boek erbij. Natuurlijk doet hij ook veel andere wetenschappelijke dingen. Maar hij wil ook weten wat Van den Bergh schrijft over het baanwielrennen van toen. Het leuke aan Van den Bergh is dat hij de begintijd van de sport heeft meegemaakt. Het was iets spannends, iets nieuws met snelheid. Dat heeft maar heel kort geduurd, want toen kwamen de auto’s en de bromfietsen. Een beetje wat wij nu kunnen ervaren met een sport als kitesurfen."
Benjo Maso schrijft in een artikel dat de intrede van de tv het schrijven over de sport heeft veranderd.
"Benjo heeft in dat artikel onder woorden gebracht wat veel mensen dachten, namelijk dat het een sport van de verbeelding was. Volgens Benjo heeft de tv schrijven over sport veranderd. Maar ik ben van mening dat er sindsdien beter wordt geschreven over wielrennen dan vroeger, mede dankzij de tv. Er is een extra criterium bijgekomen. Het moet kloppen met de beelden. Dat is helemaal niet erg. Die beelden zijn voor een verhalenverteller maar een ding. Je ziet iemand winnen, maar je ziet niet wat hij er allemaal voor heeft moeten doen. En hoe vaak zitten de commentatoren niet te gissen naar wat er nou precies gebeurt. Het mysterie wordt alleen maar groter en de wens om daarachter te komen ook."
Toch zie je het heldenepos, over lange heroïsche ontsnappingen, niet meer zo vaak.
"Ja, het schrijven is wel veranderd, maar dat hoeft geen verslechtering te zijn. Het wordt minder lyrisch, minder over wat er in de wedstrijd gebeurt. Het verhaal van Wiep Idzenga dat ik heb gekozen doet dat weer wel."
En dan komt De renner van Tim Krabbé.
"Ja, Nico Scheepmaker zegt dat meteen in zijn veelgeciteerde recensie. ‘Aan de ene kant een literair meesterwerk dat om die reden over 100 jaar nog gelezen zal worden, en aan de andere kant het beste sportboek in de Nederlandse taal.’ Maar vervolgens haalt hij Te midden der kampioenen erbij. ‘Joris van den Bergh deed dat van buitenaf. Bij Krabbé is het iemand van binnenuit.’ Dat Krabbé als renner niet zo veel voorstelde, doet daar niet zo veel toe. En of hij zaken in De renner verzonnen heeft ook niet. Krabbé zit zo dichtbij en doet dat vanuit een oplossing van het misverstand, namelijk het misverstand dat we het aan de werkelijkheid zelf kunnen overlaten om zichzelf te vertellen. Je merkt dat vaak genoeg als je iets leuks hebt meegemaakt en dat probeert na te vertellen. Vaak komt je niet verder dan ‘je had erbij moeten zijn’. Het lukt je niet, omdat je er te dichtbij zit. Je kunt beter afstand nemen voor datgene wat je wil vertellen. Dat doet Krabbé om de ziel van de renner te treffen. Sommige mensen hebben dat vanzelf. Dat zijn goede verhalenvertellers. Daar wil iedereen naar luisteren. Die noodzaak van het verhalen vertellen, die gelaagdheid, lijkt ook in het wielrennen zelf te zitten. Kijk naar een Niki Terpstra. Die wint in 2014 Dwars door Vlaanderen en in een interview meteen na afloop citeert hij zonder dat de interviewer het doorheeft ‘Als je wint’ van Herman Brood. Dat je dat kan bedenken... Het zegt iets over de sport. Een hockeyer zou dat niet doen, die is serieus. Een voetballer mag het niet."
Het voetbalboek doet het de laatste jaren behoorlijk goed. Daarvoor waren het bij de sportboeken vooral wielerboeken die wel redelijk verkochten, zoals de boeken van Mart Smeets. Zijn de fans van het voetbalboek ook hieraan te krijgen?
"Die proef op de som gaat denk ik genomen worden. Thomas Dekker wil graag een boek maken met Michel van Egmond, begreep ik. Als dat gaat gebeuren, kijk ik er naar uit. Het zou volgens dezelfde formule weer een groot publiek kunnen trekken. In Engeland doen ze dat al heel lang en wij zijn daar nog niet zo aan gewend. Het gaat om tell it all, maar dan moet er ook iets te vertellen zijn. Het moet toch al snel over verval gaan. Een beetje, seks, drugs en drank. Bij VI hebben ze dan ook nog het tv-programma dat dat allemaal nog keer op keer benadrukt."
Maar zouden die lezers van die voetbalbiografieën ook de overstap kunnen namaken naar de verhalen in deze bundel?
"Nee, dat zie ik niet zo snel gebeuren. Hier staan geen tell it all-methodes in. Theo Koomen vertelde al te veel in het artikel uit 1974, wat ik heb opgenomen, en moest daar al een half jaar voor boeten. Niemand wilde meer met hem praten. Ik denk dat veel mensen die Gijp of Kieft hebben, het ook echt gelezen hebben. En dat is echt niet altijd zo bij bestsellers. Maar daar houdt het ook een beetje op."
Speelt de populariteit, of bij vlagen de impopulariteit van de sport nog een rol in de verkoop van boeken erover?
"Dat denk ik zeker. Voor de verkoop is dat heel belangrijk, maar het zegt tegelijkertijd niets over de kwaliteit van de verhalen. Meestal levert het verliezen toch het interessantere verhaal op."
Is dat ook de reden dat deze sport zich zo leent voor mooie verhalen? Er doen tweehonderd renners mee en er kan er maar één winnen.
"Dat is ook nog iets waar Jacques Hanegraaf kanttekeningen bij plaatst in zijn dagboeken in de bundel. Soms verdien je meer als je verliest en dan ben je ook een winnaar. Maar als verhalenverteller wil je drama. Erik Brouwer zou zeggen, verhalenvertellers zijn de pooiers van het leed. Als je een mooi, maar heel treurig verhaal te horen krijgt, kun je heel erg meeleven. Maar ergens in je hoofd is al een stemmetje aan het juichen. Als Wim van Est zes dagen in het geel had gereden was het wel Wim van Est, de eerste geletruidrager geweest. Maar nu is het een koning, omdat hij zo ten val kwam. Verlies kent veel vormen, winnen kent er meestal maar één."
Lees meer ...
Luc Wierts kiest per Touretappe een relevant boek:
Startschot #4 staat volledig in het teken van de Tour: Wielrennen - om lyrisch van te worden
Je hebt nog een paar dagen de tijd om mee te doen aan de giveaway voor De Nederlandse wielerliteratuur in 60 en enige verhalen