Beide Bertrams
Shira Keller, auteur van M, werkte een tijdje bij boekhandel Venstra in Amstelveen. Van Nelleke Noordervliet en Willem Melchior weet ik dat ze beiden bij H. de Vries Boeken hebben gewerkt, maar dat was vóór het begin van hun literaire carrière. Meer voorbeelden van schrijvende boekverkopers uit het (recente) verleden zou ik niet zo snel weten. Ik durf eigenlijk wel te beweren dat er niet veel boekhandelaren zijn die hun eigen werk verkopen.
Inkopen is overigens nog een ander verhaal. Hoewel ik inkoper literatuur ben, trek ik een streep bij mijn eigen boeken. Het is niet uit arrogantie (‘Dat mag iemand anders voor me doen’), maar uit een soort gêne: ik zie me al schaapachtig grijnzend tegenover de vertegenwoordiger zitten, misschien theatraal handenwrijvend: ‘Nou, hoeveel exemplaren zal ik eens van dit brouwsel inslaan?’
Maar goed, de dagelijkse praktijk. Het boek is verschenen en ligt bij de nieuwe literatuur (wel zichtbaar vooraan, zo bescheiden ben ik nou ook weer niet) en het moment dient zich aan dat een klant de afdeling binnenwandelt. We knikken elkaar beleefd toe, de klant ziet het bewuste boek, pakt het op en keert het om om de flaptekst te lezen. Er verschijnt een frons op het gezicht van de klant. Hij draait het boek nog eens om en nog eens en dan kijkt hij mijn kant op. Kijkt weer naar het boek en dan snel weer naar mij. Busted. ‘Hé, dat ben jij.’ En ik sta op van mijn werkplek en loop naar hem toe om schuld te bekennen.
Vaak is de klant complimenteus, soms melancholiek (‘O, ik heb ook altijd schrijver willen worden. Wat ik allemaal heb meegemaakt, daar kan je een boekenkast mee vullen.’), maar vrijwel altijd is men verbaasd: ‘Je werkt hier fulltime? Wanneer schrijf je dan?’
Nou, ’s avonds en in het weekend. Maar vooral ’s avonds. Als een verhaal al flink in de steigers staat en goed loopt, ga ik vrijwel dagelijks naar mijn hok (zoals we thuis mijn werkkamer aanduiden) en daar blijf ik dan minstens een uur, of ik nu echt productief ben of niet. Loopt het verhaal nog niet echt en ben ik minder gemotiveerd om te gaan zitten, dan is het vaak mijn vrouw die een handje helpt: ‘Ga toch even. Al is het maar een halfuurtje. Dan voel je je beter.’ En dat is waar: als ik heb geschreven, voel ik me beter. Ik beschouw de avonden dan ook niet echt als werk.
Schrijven is vooral spelen. Zoeken naar het verhaal. Een scène beginnen, merken dat het niet werkt, weggooien en opnieuw beginnen. Jezelf verrassen. Dat zijn de mooiste momenten: iets op papier krijgen waarvan je geen idee hebt waar het vandaan komt. Ja, ergens uit je hoofd en uit je hand, maar tegelijk meer dan dat en minder dan dat.
Omdat het schrijven een totaal ander soort energie vraagt dan mijn dagelijks werk, mijn ándere dagelijks werk moet ik zeggen, is het niet moeilijk om beide zaken naast elkaar te doen. En over het algemeen is het ook eenvoudig om schrijver Bertram en boekverkoper Bertram gescheiden te houden. Soms voelt schrijver Bertram frustratie of irritatie, bijvoorbeeld ten aanzien van bepaalde verschijnselen in de literaire wereld, maar boekverkoper Bertram zal dat dan proberen te negeren, meestal met zijn kiezen op elkaar, en zo goed mogelijk zijn werk doen.
De aard van die frustratie en irritatie is overigens redelijk eenduidig en laat ik hier in het midden. Laat ik zeggen dat mijn nieuwe boek, Het wikkelhart, waarschijnlijk niet had bestaan als ik beide Bertrams daadwerkelijk onafhankelijk van elkaar kon laten functioneren.
Als u nu denkt, dat klinkt wel heel erg als een verkooppraatje: klopt. Maar iedere schrijver is per definitie een boekverkoper. Sommige van ons nemen dat alleen iets te letterlijk.
Bertram Koeleman debuteerde in 2013 met De huisvriend. Deze roman bereikte de shortlist van de Anton Wachterprijs. Zijn korte verhalen verschenen in De Gids, Oogst en Das Magazin. De bundel Engels voor leugens verscheen in 2016 en stond op de shortlist van de J.M.A. Biesheuvelprijs.
Meer columns van auteurs en andere boekenvakkers lees je hier.