Boekenkrant interviewt Arthur Japin
Door Martijn van Bruggen
Dit interview verscheen eerder in de Boekenkrant, editie september 2022
Wat stilte wil
Arthur Japin
Zingen is Anna’s grote geluk. Zij heeft de stem, de opleiding en het talent en de ambitie, maar in de negentiende eeuw is een carrière als zangeres voor een meisje uit haar milieu ondenkbaar. Maar we schrijven 1885: de tijden lijken te veranderen. Gesterkt door de eigenzinnigheid en vrijheidszin van schrijvers als Kloos, Verwey, Van Eeden en Van Deyssel, in wier entourage zij terechtkomt door haar broer Willem, durft Anna haar eigen weg te gaan. In stil verweer oefent zij haar stem en zet, als onafhankelijke vrouw, haar eerste eigen stappen in de muziek en de liefde. Maar zij heeft buiten de macht van haar familie gerekend...
Ondertussen krijgt Anna’s broer Willem Witsen wél de ruimte om zijn kunstenaarshart te laten spreken. Hij begeeft zich tussen een groep jonge, dwarsdenkende schrijvers, die bekend zal komen te staan als de Tachtigers. Willem Kloos, Frederik van Eeden en Herman Gorter zijn daar de bekendste leden van. Soms gaat Anna met haar broer mee naar zo’n bijeenkomst, waar ze opbloeit.
Wat trekt Anna zo aan in de Tachtigers?
Het brutale, het vrije, het ongedwongene. De Tachtigers leven een bestaan dat absoluut tegenovergesteld is aan dat van Anna, zeker als ze jong zijn. Aan het begin van het boek zijn de leden begin twintig, Albert Verwey pas achttien. Ze trappen overal tegenaan en willen de oude orde omverwerpen. Veel twintigers willen dat, maar zij doen het ook. Ze durven alles en hebben lak aan de burgermoraal. Precies waarnaar Anna verlangt. Via Willem komt ze dicht bij hen en ervaart ze dat de tijden aan het veranderen zijn. Er heerst onrust. Ze kan de vrijheid bijna ruiken, alleen is het voor de meeste vrouwen nog ziet zover om zelf vrij te mogen zijn.
Anna wil zangeres worden, maar mag niet van haar vader. Kunt u schetsen wat de invloed van haar afkomst is op dit verbod?
De Witsens zijn een belangrijk en rijk burgemeestersgeslacht uit Amsterdam. De Witsen in het boek, Anna’s vader Jonas Jan, hecht bijzonder veel waarde aan muziek en is belangrijk in de ontwikkeling ervan in de hoofdstad. Hij doneert veel geld voor de oprichting van het Concertgebouw en het conservatorium. Hij wil ook dat zijn kinderen zich muzikaal goed ontwikkelen. In besloten kring geeft hij muziekavondjes, of gaat hij ernaartoe. Anna zingt daar en dan is hij trots op haar. Het schijnt dat zij een mooie, melancholieke stem had. Maar dan ontwikkelt Anna zich en wil ze gaan optreden. Daar loopt het spaak, want dat kan in zo’n gezin niet. Dat mensen geld betalen om een vrouw te zien zingen, dat zie je door de eeuwen heen, daar vinden mensen toch een immoreel aspect aan zitten. Je kan jezelf als vrouw op allerlei manieren nuttig maken, met liefdadigheidswerk bijvoorbeeld, maar het is in haar vaders kringen absoluut not done om op toneel te gaan staan. Dat werd al snel gezien als een soort prostitutie. Een heel ouderwetse gedachte, maar haar vader heeft hem nog. Aanzien is iets wat je snel verliest als mensen beginnen te kletsen. Dat wil hij niet riskeren.
'Er zijn van die mensen waarop je bijna verliefd wordt en denkt: ik wil meer van jou weten. Hoe je geleefd hebt, hoe je overleefd hebt.'
U draagt Wat stilte wil op aan uw moeder, die 'ook een Anna' was. Wat bedoelt u daarmee?
Ik had nog nooit een boek aan mijn moeder opgedragen. Ik vind het ook gek dat aan een overledene te doen, maar dit was een mooie manier. Anna Witsen leefde weliswaar in een totaal ander milieu en werd om een totaal andere reden tegengehouden, maar ze lijken op elkaar. Mijn moeder heette ook Anna en kwam uit een groot katholiek gezin. Daar sprak het eigenlijk vanzelf dat meisjes na de lagere school niet doorleerden. Ze moesten in huis meehelpen. Van alle kinderen uit het gezin was mijn moeder het meest geïnteresseerd in muziek, boeken en tekenen. Daar had ze graag meer mee gedaan. Toen mijn vader Nederlands ging studeren, studeerde mijn moeder thuis mee. Ik heb die schriftjes van haar gevonden, waarin ze eigenlijk met zijn lessen meedeed. Later wilde ze bij mij altijd alles zelf overhoren. Dan moest ik het boekje met grammatica uit haar handen trekken, want ze wilde gelijk met mij opgaan. Ze was enorm leergierig.
U schrijft al decennia over de historische figuur Anna Witsen. Er was onder andere een filmidee en een toneelstuk. Waarom blijft zij interessant voor u?
Er zijn van die mensen waarop je bijna verliefd wordt en denkt: ik wil meer van jou weten. Hoe je geleefd hebt, hoe je overleefd hebt. Vervolgens gaan er jaren overheen. Je leest hier eens wat, je leest daar eens wat, dan hoor je hier weer bepaalde muziek. Zo’n idee groeit in je hoofd. Uiteindelijk dacht ik: nu is de tijd rijp om helemaal in Anna te duiken. Me met haar te vereenzelvigen, in zoverre dat ik haar gevoelens kan invullen, en niet alleen maar haar taalgebruik en de scènes waarin haar leven zich afspeelde. Dat je daadwerkelijk probeert te ondergaan wat een figuur ondergaan heeft. Dat doe je het beste vanuit een roman, zo duik je het diepst in iemand. De zwarte met het witte hart, daar heb ik ook twintig jaar over gedaan. Als je alle jaren research voor al die boeken zou optellen, lijkt het wel alsof ik meer jaren heb geschreven dan ik heb geleefd. Mijn ideeën leven naast elkaar, het zijn net paarden die een race aan het rijden zijn en de ene keer neemt het ene een voorsprong, dan haalt een ander het weer in. Ik ben met diverse boeken en ideeën tegelijk bezig, altijd.
Boekenkrant op Hebban
Iedere eerste maandag van de maand verschijnt een nieuwe editie van de Boekenkrant. De Boekenkrant wordt verspreid via boekhandels, bibliotheken en scholen in Nederland en Vlaanderen. Interviews van de Boekenkrant zijn met enige regelmaat ook op Hebban te vinden.
Auteursafbeelding: © Corbino via Boekenkrant