Boekenkrant interviewt Mira Feticu
Door Ilse van Oosten
Dit interview verscheen eerder in de Boekenkrant, editie april 2023
Geheugen, geschiedenis, beschaving
Mira Feticu
Zonder boeken zouden we minder voelen, minder denken, minder om elkaar geven. We zouden minder zijn.
Vanaf haar prille jeugd ervaart Mira Feticu de bibliotheek als een paradijs van schoonheid, inzicht en kennis. Het is al eeuwenlang een unieke plek waar lezers en schrijvers elkaar via boeken ontmoeten. In een gloedvol persoonlijk verhaal schetst ze de onschatbare waarde van de bibliotheek, de diversiteit van haar bezoekers, en de bedreigingen en kansen: 'De bibliotheek is dood, leve de bibliotheek!'
Tijdens een interview bij Brommer op Zee noemde je werken bij de bibliotheek als je grootste kans om Nederlands te leren. In je nieuwe boek komt dit ook sterk naar voren, samen met een gevoel van thuis zijn.
De bibliotheek was de beste school die ik kon hebben. Als buitenlander krijg je er de kans om de taal te leren, niet alleen uit boeken, maar ook uit de praktijk. Ik werkte achter de balie, dus ik moest met iedereen in het Nederlands kunnen communiceren. Dat was niet altijd makkelijk, maar ik had fantastische collega’s die altijd hielpen. De bibliotheek was één grote familie, als je de bazen niet meetelt.
Dat was de menselijke kant, maar er was nog een andere kant die belangrijker was. Toen ik uit Roemenië vertrok, dacht ik: ik heb alles achtergelaten, wat heb ik gedaan? Ik was daar schrijver, werkte voor Radio1 en op een taalinstituut, ik maakte carrière. Toen ik hier kwam wist ik niet meer wie ik was, ik belandde in een depressie. Tot ik in de bibliotheek besefte dat ik mijn eigen bibliotheek gewoon had meegenomen, in mijn hoofd. Ik zag mijn geliefde boeken, alleen in een andere taal. Ik liep langs de kasten en had het gevoel dat ze me riepen: 'Dit ben ik, ken je me nog?' Als je het boek opent zie je dezelfde namen en zinnen, alleen in een andere taal. Het leren van die nieuwe taal werd voor mij een must zodat ik de boeken weer in mijn leven kon hebben.
Was dit ook de eerste stap om het schrijverschap weer op te pakken in een nieuwe taal?
In het begin volgde ik cursussen aan de UvA – ik heb een PhD in literatuur. Tijdens een college voelde ik me schuldig omdat mijn dochter verkouden thuiszat met een oppas. Ik wilde stiekem weggaan en stond al bij de deur toen de hoogleraar vroeg: 'Hoe lang zat Odysseus op zee?' Er volgde een stilte. Toen antwoordde ik maar: 'Bijna elf jaar,' waarop de hoogleraar zei: 'Ga terug naar je stoel.' Ik begreep toen dat ik, zelfs in gebrekkig Nederlands, wel iets te vertellen had. Dat werd mijn missie. De literatuur heeft de deur naar de taal geopend voor mij en niet andersom.
Mijn eerste babystapjes hiertoe werden in de bibliotheek gezet, dus ik ben de bibliotheek heel dankbaar. Afgelopen jaar zat ik veel in de taxi, mijn man was ziek en moest veel naar het ziekenhuis, en dan sprak ik met de taxichauffeurs. Ik hoorde vaak: 'Ik heb dit gestudeerd in Oekraïne' – of in Turkije of Afghanistan enzovoort – en dan dacht ik: waarom kun je je eigen beroep niet uitoefenen? Op zulke momenten voel ik me echt een bofkont als buitenlander die de boeken terugvond.
'De bibliotheek was één grote familie.'
Denk je dat het opvangen van buitenlanders in de nieuwe taal een functie is waar de bibliotheek meer mee kan doen?
Zeker, een van de tips die ik in mijn boek geef is: doe iets met de buitenlanders. Niet alleen door meer 'vreemde talen'-collecties te hebben, maar ook door ze uit te nodigen. Organiseer avonden met buitenlandse dichters, die zich in het Nederlands nog niet goed kunnen uiten. In de openbare bibliotheek in Den Haag waar ik werkte zaten altijd gestrande schrijvers tussen de kasten. Zie hen, dat vind ik belangrijk, je moet hen binnen houden en meer kansen geven.
Dit is niet de enige tip die je in je boek aan de bibliotheek geeft. Hoewel je liefde voor de bibliotheek duidelijk is, bekritiseer je het bibliotheeksysteem ook.
Ik ben tegen het afschrijven van boeken op basis van uitleencijfers. Je moet professionele collectiebeheerders hebben die het belang van de boeken weten. Als je niet uit boeken leeft, kan ik me voorstellen dat het is alsof je lege flessen in de container gooit en dat mag niet, want er zijn zoveel mensen wiens toekomst en leven in de bibliotheek ligt. Niet iedereen kan het zich immers permitteren om boeken te kopen. Dus de bibliotheek is niet alleen voor buitenlanders belangrijk, maar ook voor kinderen uit bijvoorbeeld de buitenwijken. Je kunt niet beslissen voor de toekomst van een jongen die over twintig jaar gaat studeren en geen Foucault kan vinden in de bibliotheek omdat het overal is afgeschreven.
Je bespreekt ook het weinige respect voor de functie van de bibliothecaris als knelpunt. Waar duid je dan precies op?
Dit is het beeld in Nederland van de bibliothecaresse: een grijze muis van middelbare leeftijd. Toen ik zelf bibliothecaresse was, heeft iemand mij eens gevraagd: 'Wat doe jij daar tussen die grijze muizen?' Ik schrok me kapot, de bibliothecaressen waren fantastische vrouwen, zo correct en integer, een voorbeeld voor de maatschappij. Maar je krijgt het negatieve beeld niet zomaar weg, je ziet het overal.
En dat terwijl we juist hele bijzondere bibliothecarissen hebben. Ik denk daarbij aan de fantastische Hypatia van de Bibliotheek van Alexandrië die in de derde eeuw vermoord werd door de Christenen. Zij was een wiskundige, een geleerde vrouw, een model voor haar studenten. Waarom kijken we in plaats van naar zulke bijzondere bibliothecarissen naar hoe lang de rok van die bibliothecaresse is? Ik denk dat we de positie van de bibliothecaresse moeten rehabiliteren, want een bibliotheek kan niet zonder ze. Mensen die van boeken houden geven de bibliotheek leven. We moeten van de bibliotheek een bijzondere plek maken.
Boekenkrant op Hebban
Iedere eerste maandag van de maand verschijnt een nieuwe editie van de Boekenkrant. De Boekenkrant wordt verspreid via boekhandels, bibliotheken en scholen in Nederland en Vlaanderen. Interviews van de Boekenkrant zijn met enige regelmaat ook op Hebban te vinden.
Auteursafbeelding: © Irwan Droog via Boekenkrant