Meer dan 6,0 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Terug

Lezen /

Boekenpost op Hebban | In gesprek met Cobi van Baars

door Boekenpost 4 reacties
Het tweemaandelijks verschijnende Boekenpost is het enige Nederlandse tijdschrift voor lezers en leesclubs. Artikelen uit Boekenpost zijn met enige regelmaat te lezen op Hebban. Deze week gaat Boekenpost in gesprek met auteur Cobi van Baars.

'Als ik iets schrijf wat me verbaast is het goed'

Door Marlene Lunter
Dit artikel verscheen eerder in Boekenpost 188 (november-december 2023)

Dubbeltalent Cobi van Baars (Deurne, 1967) debuteerde in 2017 in de letteren. Toen verscheen haar roman Schipper & Zn. In 2019 volgde Over het krakende ei, een jaar nadien Branduren. Het in mei verschenen De onbedoelden is haar 'doorbraakroman': het boek kreeg veel positieve recensies en media-aandacht.

Ik was lang zoekende. Als kind schreef ik al, maar ik raakte ontmoedigd toen ik ontdekte hoe moeilijk het was iets gepubliceerd te krijgen. Ik begon op mijn vierentwintigste aan mijn studie Nederlands. Dat was een heerlijke tijd. Waar het maar kon, hield ik me bezig met het schrijven zelf, het scheppingsproces. Ik had een dubbel verlangen: schrijven, dat was heel groot, en schilderen. Mede daarom ben ik afgestudeerd op dubbeltalenten: kunstenaars die schreven en schilderden. Zelf kreeg ik niet eens een van de twee aan de gang. Hoe lukte het anderen om alle twee te doen? Na mijn studie volgde ik een cursus aan de kunstacademie. Het schrijven schoof ik voor me uit. Ik was er niet klaar voor. Niet voor het schrijven zelf en niet voor een eventuele afwijzing. Die reserve had ik niet bij het schilderen, omdat dat minder belangrijk voor me was. Zo'n vijftien jaar geleden ging ik abstract schilderen en ineens kwam er ruimte voor het schrijven. Ook fysiek. Mijn werkkamer was mijn atelier: vol verf, schilderijen en een ezel. Gaandeweg heb ik het allemaal opzij geschoven. Alleen de vloer zit nog vol verf.

Op welke manier begint een roman bij jou?

Mijn debuut Schipper & Zn. begon met het woord 'tuinman'. Het was alsof hij een beroep op me deed. Uiteindelijk is het een allegorie op het scheppingsverhaal geworden waarin een vader een tuin aanlegt en zijn zoon de boel komt verstoren.

Over het krakende ei vertrok vanuit mijn fascinatie voor de poëzie van Lucebert. Ik wilde uitzoeken waarom die soms zo onbegrijpelijke gedichten mij zo fascineerden. Uiteindelijk gaat de roman vooral over verlangen en elkaar niet kunnen bereiken. Ik wilde dat scherper neerzetten in het volgende boek. Dat werd Branduren. Daarin vertel ik vanuit een veelvoud aan perspectieven, allemaal duidelijk afgebakend. Daarmee wilde ik weer verder in De onbedoelden, maar op een andere manier. Ik bouw aan een oeuvre, ik ga elke keer verder waar ik geëindigd ben in het voorgaande boek. Met iets wat mijn aandacht nog heeft of iets wat ik nog niet kon uitwerken. Ik wil telkens iets nieuws onderzoeken.

'Het verhaal heeft tevergeefs geprobeerd zichzelf bijeen te brengen, maar het had daarvoor een schrijver nodig.'

Waarmee begon De onbedoelden?

Een vriendin van mij, ze is geadopteerd, kreeg op haar eenentwintigste te horen dat zij de helft van een tweeling is. Haar zoektocht, naar haar tweelingzus en later gezamenlijk naar hun biologische moeder en vader, ligt aan de basis van mijn roman. Die zoektocht strekte zich over jaren uit en telkens hoorde ik een deel van het verhaal. Weer een absurde situatie. Weer iets bovenmatig toevalligs. Het was alsof dat verhaal mij steeds opzocht. Ik moest er iets mee. Mijn vriendin, in het boek noem ik haar Aaf, vond het fijn dat ik ermee aan de slag ging. Ze gaf me zelfs haar dossier. We hebben vooraf alles goed doorgesproken. Voor ik begon, heb ik gezegd: 'Ik wil de vrijheid hebben om alle kanten op te kunnen, ik kan je niet laten meelezen en achteraf "nee" zeggen kan eigenlijk ook niet. Daarvoor ga ik veel te diep.' Zij had mijn eerste drie romans gelezen en was vol vertrouwen. 'Ik wil het pas lezen als er een omslag om zit,' zei ze.

Hoe heb je het aangepakt om een ware gebeurtenis tot fictie om te vormen?

In het begin waren de bestaande mensen nog aanwezig in mijn schrijven. Dat kwam ook door de gesprekken die ik voerde. Ik heb behalve met 'Aaf' ook gesproken met haar tweelingzus, met iemand uit de familie van de biologische moeder en met twee vrouwen die ik in de laatste scène opvoer. Van al die echte mensen moest ik afstand nemen om mijn personages te kunnen oproepen. In het begin was het schrijven, weggooien, schrijven, weggooien. Ik moest het verhaal losweken van de werkelijkheid. Om de mensen in personages te veranderen, gaf ik ze andere namen. Die keuze kostte tijd.

Het volgende probleem was dat ik per se alle toevalligheden wilde invlechten. Ik wilde nergens voor weglopen, ook niet als het te gek voor woorden was. Dat was een uitdaging: hoe maak ik van een ongeloofwaardige geschiedenis een geloofwaardige roman? Hoe krijg ik de lezer mee tot het einde zonder dat ik de gebeurtenissen afzwak? Na veel uitproberen vond ik een soort alwetende verteller die juist op die toevalligheden wijst.

Heeft je iets verrast in de gesprekken die je voerde?

Elk van de zussen maakte me deelgenoot van de gevoelens die haar overspoelden toen ze hoorde dat ze een tweelingzus had en welke invloed dat had op haar identiteit. Dat ligt zover van me af, dat had ik niet kunnen raken als ik ze niet had gesproken. Verder verraste me soms hoe iets verteld werd en in welke volgorde. Het eerste wat de tweelingzus 'Annemarieke' in het boek bijvoorbeeld vertelde, was hoe de adoptie verliep. Haar adoptiemoeder had verteld dat dat via de zijingang ging, zo van: 'hier heb je je kind en nu wegwezen.' Alsof ze afgepoeierd werden, alsof niemand het mocht weten. Met zo'n detail ga ik aan de haal.

Sowieso was ik niet in eerste instantie gericht op het echte verhaal over hun jeugd. Het ging me veel meer om de emoties. Terwijl 'Annemarieke' me vertelde over haar leven, zag ik hoe zij haar liefde op haar asielkatten richtte. Daarin zat de verrassing. Daar kon ik wat mee. Ik maakte van de huiskamer waarin ze opgroeide een steriele plek en liet haar met die katten bezig zijn. Ik laat het zien zonder het uit te leggen. Zo kan de lezer zelf het hele plaatje maken.

Wat is er anders in dit boek, vergeleken met je voorgaande romans?

Anders is natuurlijk dat ik met de werkelijkheid als materiaal werkte, maar ik heb ook literaire vernieuwingen toegepast. Voor het eerst bestaat mijn roman niet uit hoofdstukken, maar uit brokken tekst, net zoals de geschiedenis in brokken bij mij terechtkwam. En ik wilde 'zwenken'. Dat begrip had ik hoog op mijn lijstje staan van wat ik ooit wilde uitproberen. Ik bedoel ermee dat ik de lezer in zijn nekvel grijp en hem overal mee naartoe neem: dat ik me door tijden, locaties en hoofden beweeg, en dat de lezer precies weet waar, wanneer en bij wie hij zit. Daarvoor gebruik ik die alwetende verteller, ook nieuw voor me. Ik heb me heel lang afgevraagd hoe ik vloeiend van het ene personage naar het andere kon gaan. In die periode zag ik met oudjaar een stuk vuurwerk. Het tolde het ene moment rond over de grond, het volgende moment sprong het omhoog. Zoiets zocht ik: een verteller die grillig beweegt, met één zin in een personage schiet, vervolgens drie pagina's in een ander en dan weer boven het verhaal hangt.

Ook het opnemen van de dialogen zonder aanhalingstekens in de alinea's is nieuw. Het laat de tekst vloeien, maar heeft ook een thematische functie. Soms is het niet belangrijk welk deel van de tweeling iets zegt of denkt. Het symboliseert het thema identiteit: wie ben ik nou eigenlijk? Eerst was ik een eenling en nu blijk ik ineens deel van een tweeling te zijn. De verteller zegt dan: 'Het maakt steeds minder uit wie zoiets zegt.' Het brengt ook lucht in het zware verhaal.

Het woord 'elastiekjes' stond ook op mijn lijst. De brokken tekst zijn geen losse scènes, ze zitten met een soort elastiekjes aan elkaar. Ze roepen elkaar op, alsof het verhaal heeft geprobeerd zichzelf bijeen te brengen. Dat verwoord ik ook in de proloog. Dat gegeven heb ik niet uit mijn duim gezogen, het is mijn beleving: het verhaal heeft tevergeefs geprobeerd zichzelf bijeen te brengen, maar het had daarvoor een schrijver nodig.

'Dit zijn scènes waarvan je hoopt dat ze in één keer op papier staan. Als dat lukt, ben ik opgelucht. Soms ook een beetje aangedaan.'

Hoe bouw je je personages op?

Ik duik helemaal in ze en kijk dan als een camera met ze mee. Ik visualiseer het, ik zie bijna de oogkleppen zitten. Wat doet hij in deze situatie? Wat ziet hij? Ik probeer uit, ik zoek, ik wacht tot ik in gedachten kan bewegen als dat personage, kan denken als die ander. Tot ik mijn personage 'ben'. In De onbedoelden was dat een immens karwei omdat ik in zoveel personages kruip. Ik kan het verhaal pas schrijven als ik ze allemaal te pakken heb. Ze worden bijna bestaande mensen voor me en ze gaan me soms echt aan het hart.

Dat onderdompelen in personages is pijnlijk als ik iets heftigs moet opschrijven. Claudia, de biologische moeder, bevalt en de kinderen worden meteen weggehaald. Dat is zwaar om te laten gebeuren. Maar je moet dat als schrijver durven aan te boren. Dit zijn scènes waarvan je hoopt dat ze in één keer op papier staan. Als dat lukt, ben ik opgelucht. Soms ook een beetje aangedaan. Ik ga dan een stevige wandeling maken.

Het katholicisme speelt een belangrijk rol. Heb je daar zelf iets mee?

Ik vind religie een interessant gegeven: hoe mensen hun leven in handen van het grotere leggen, hoe ze serieus rekening houden met zo'n abstractie, hoe ze afstemmen op iets hogers. Dat herken ik in mijn eigen schrijven. Ik probeer aansluiting te zoeken bij iets wat groter is dan ikzelf, een soort scheppingskracht. Het klinkt abstracter dan het is. In werkelijkheid zit ik gewoon achter mijn bureau en probeer ik in een tussenruimte te komen, een bandbreedte, waar dingen gebeuren die ik niet helemaal in de hand heb. Als er iets uitkomt wat me verbaast is het goed. Ik heb lang gezocht naar de vertelstem, de verteller. Ik wist: ik wil van bovenaf het verhaal vertellen. Maar hoe? En ineens schreef ik die proloog uit en die was meteen precies zoals ik hem wilde.

Hoe reageerde 'Aaf' op De onbedoelden?

Ze zei: 'Ik had geen woord anders gewild.' Ze heeft het pas gelezen toen het gedrukt was. Ze heeft heel erg gehuild, ook omdat haar zus het niet meer meemaakte. Ik heb het geschreven zoals ik het wilde. Dat het voor haar ook goed voelt, is belangrijk voor me. Volgens haar heb ik dingen geraakt die zij destijds niet gezien heeft. Logisch, zij was eenentwintig en zat er middenin. Dan ben je op je eigen leven gericht. Ik hang als verteller achteraf boven de gebeurtenissen. Voor mij was het makkelijker sporen te trekken. Fantastisch dat ik dit verhaal heb mogen schrijven.

Boekenpost op Hebban

Boekenpost is een mooi uitgevoerd, toegankelijk magazine voor iedereen met liefde voor boeken en belangstelling voor literatuur. Speciale aandacht is er voor het lezen in leesclubs. Zo bevat ieder nummer een uitgebreid dossier rond één boek, dat gebruikt kan worden om een leesclubbijeenkomst voor te bereiden. Boekenpost biedt verder artikelen over moderne en klassieke literatuur, doet verslag van bijzondere vondsten van boekenverzamelaars en geeft suggesties voor literaire uitstapjes.

Meer Boekenpost

Headerafbeelding: Trademark Fotografie via Boekenpost



Over de auteur

Boekenpost

32 volgers
0 boeken
0 favorieten


Reacties op: Boekenpost op Hebban | In gesprek met Cobi van Baars

 

Gerelateerd

Over