Boekenpraat: Een uitdaging vol leeslust
In de rubriek 'Boekenpraat' gaat de Hebban Crew in gesprek over een boek, met elkaar óf met een enthousiaste Hebbanner. Een paar weken geleden vroeg Debbie in haar Weekopening om een meelezer voor de roman Kassa 19. Aard beantwoordde haar oproep.
Kassa 19
Claire-Louise Bennett, vertaald door Karina van Santen en Martine Vosmaer
In een arbeidersstadje ten westen van Londen krabbelt een schoolmeisje, betoverd door de eerste vonken van haar verbeelding, verhalen achter in haar schoolschrift. Terwijl ze opgroeit verandert alles en iedereen in brandstof voor haar vurige talent. De grote Russische man in de oude kastanjebruine auto die rondzwalkt in de supermarkt waar ze als caissière werkt en die haar een exemplaar toestopt van Voorbij goed en kwaad. De toenemende stapels met andere boeken waarin ze zichzelf verliest en vindt. Zelfs het op een verwoestende manier ontsporen van een vriendschap. De opwinding waarmee ze personages en scenario’s in haar hoofd oproept, wordt geëvenaard door de vreugde waarmee ze haar eigen weg door de wereld creëert.
Kassa 19 is een levendige en betoverende reis door de kleine trauma’s en triomfen die ons definiëren – als lezers, als schrijvers, als mensen.
Een begin, begin, begin ...
Debbie: 'Uitgeverij Koppernik wilde graag meewerken aan dit samenleesprojectje en beloofde de twee benodigde exemplaren te leveren. Het ene exemplaar ontvang en lees ik. Het tweede exemplaar gaat naar Aard Evert. Waarom heb je gereageerd op mijn oproep om Kassa 19 samen te lezen, Aard? Wat sprak je aan in dit boek?'
Aard: 'Van de schrijfster had ik nooit gehoord, de inhoud spreekt mij nauwelijks aan, mijn verwachtingen zijn dan ook niet erg hooggespannen en de uitgever kende ik ook al niet. Met recht een "challenge" dus, ook voor jou, als je misschien onwillige momenten van mijn kant voorgeschoteld krijgt. Ik was zeer verrast dat ik uitgekozen werd en zou eigenlijk wel graag de achtergrond daarvan willen kennen.'
'Ik heb intussen ongeveer 75 pagina’s gelezen en ben al door diverse gemoedstoestanden overspoeld.' – Aard
Debbie: 'Ik koos jou, omdat jij in 1935 bent geboren, al bijna zeven jaar hartstikke actief bent op Hebban, soms in leesclubs, soms in lezersjury’s. Ik kan me herinneren je ooit "party pooper" te hebben genoemd, omdat je ergens over mopperde. Er zitten toch wat generaties tussen ons in (40+ jaar) en ik ben heel benieuwd hoe dat de benadering van een roman kan beïnvloeden. Gaan we een generatiekloof bemerken of is literatuur tijdloos? Maar meest van alles vind het ontzettend leuk dat jij reageerde op mijn oproep, met zo’n uitdagend boek. Het is voor mij eigenlijk een beetje out of my box, denk ik. Ik zoek toch altijd een beetje die verrassing op, vrees ik.'
Aard: 'Ik heb intussen ongeveer 75 pagina’s gelezen en ben al door diverse gemoedstoestanden overspoeld. Ik houd erg van "voorspellend lezen" dus spui graag wat losse gedachten, zonder te weten wat de rest van het boek gaat brengen.'
Debbie: 'Ik hoor graag van de gemoedstoestanden die tijdens het lezen van de eerste 75 pagina’s al langs zijn gekomen, over je eerste ervaringen, maar het meest benieuwd ben ik naar je voorspellend lezen en die losse gedachtes die je noemt.'
Hallucinerend en hypnotiserend
Aard: 'Een spontane impressie nu van de indruk die de allereerste bladzijden van het boek op mij maakten. Een flitsend en verrassend begin, dat vragen oproept. Het gebruik van het woordje "we" maakt dat je jezelf meteen de vraag stelt: "wie zijn 'we'?" Kinderen, blijkt al snel, niet meer zo heel klein, want ze lezen (of tenminste, ze willen de indruk geven dat ze lezen: boeken, boeken en nog eens boeken). Maar de motivatie lijkt niet al te groot en de meeste boeken worden ongelezen weer ingeleverd … Hun leeftijd is onbekend, mogelijk basisschoolleeftijd. Het is onduidelijk of we met jongens of meisjes te maken hebben, hoewel je als lezer geneigd bent de schrijfster op de achtergrond aan het werk te zien. Het is zelfs zo dat ik denk dat de "we" eigenlijk "ik" is. De vele geleende boeken worden er uiteindelijk één, wat beschreven wordt in een zonderlinge stijl. Wat is de functie van de eindeloze reeks herhalingen? Om de haverklap wordt een zinnetje, soms maar een paar woorden, meestal drie keer herhaald, naar het mij voorkomt vrij willekeurig en nauwelijks functioneel. Toch stoort het niet en hoewel we pas enkele bladzijden gelezen hebben raak je volledig in de ban van deze hallucinerende benadering van een schijnbaar onbeduidende gebeurtenis: een of meer schoolkinderen brengt veel tijd op het grasveld door met te doen alsof ze zich bezig houden met het verplicht lezen voor school. Wat een uniek begin van een boek, waar leidt het toe?'
Debbie: 'Wow, Aard, wat een minutieus uitpluizen van de eerste hoofdstukken. Het is heel wat dat je te verstouwen krijgt als lezer in dit boek. Bennett bezigt een bijzondere schrijfstijl, die ook wisselt zo nu en dan. Het vertellende hoofdpersonage, het schoolmeisje, is de schrijfster van deze stukken en daar is die opvallende vertelstem mee te verklaren. De herhalende zinnen, zinsdelen en woorden zijn hypnotiserend. Ze zouden irritant moeten zijn, maar dat zijn ze niet, áls je met ze meegaat. Als je tegenwerkt, wordt het niets tussen de lezer en dit boek, vermoed ik. Ik zat me tijdens het lezen van met name die zinnen af te vragen hoe de vertaler dit heeft aangepakt.'
Lang zoeken naar de namen van de, in dit geval twee, vertalers hoeft niet, want ze staan op de cover van het boek. Dat is iets nieuws en het is een ontwikkeling die ik met plezier gadesla. Op Hebban besteden we graag aandacht aan vertalers en deze twee, Karina van Santen en Marine Vosmaer, zijn we al eerder tegengekomen in artikelen hier op Hebban. Ik denk dat dit boek een flinke dobber is geweest voor de vertalers, maar tot nu toe en voor zover ik dat kan inschatten zonder het origineel te kennen, hebben ze een prijzenswaardige prestatie geleverd. – Debbie
'Als je tegenwerkt, wordt het niets tussen de lezer en dit boek.' – Debbie
Aard: 'Het hoofdstuk vervolgt met een heel bijzondere visie van de vertelster op het boek en het lezen ervan. De vertelster volhardt in het gebruik van "we", terwijl voor mij steeds duidelijker wordt dat zij zichzelf bedoelt. De indruk die ik van haar krijg is dat zij extreem individualistisch is, niet geneigd zich open te stellen voor anderen en zich daarom angstvallig verschuilt achter poses. Een mooi voorbeeld daarvan is haar huivering en zelfs weigering om met groepswerk mee te doen. Voor mij is het bewijs dat "we" "ik" is in het stukje over de zonnebedden: "Er stonden twee zonnebedden in de tuin ... op een ervan lagen wij ... en later ging moeder op het andere liggen. Achteloos switcht de verteller van de ene periode van de tienertijd naar de andere en weer terug. Heerlijk, die onzekerheden en wat mooi beschreven.'
Debbie: 'Ze lijkt me inderdaad geen sociaal dier. De jonge jaren en schooljaren zijn vooral leuk voor de groepsdieren, maar voor het wat gevoelige individu is het niet per se een pretje. Je visie rond "we" en "je" vind ik intrigerend, ik ga er op letten!'
Vandaag is rood
Aard: 'En toen … kwam het deel van het hoofdstuk dat ik de titel "Rood" zou willen geven! Allemachtig, wat een bloed. De heftige menstruatie lijkt ons weer een paar jaar terug in de tijd te voeren. Wat een ellende, het gaat maar door. Ik denk dat vrouwen dit op waarde kunnen schatten. Vervolgens geven de associaties van alledaagse dingen met een van de twee wereldoorlogen een goed inzicht in wat er in het hoofd van de tiener omgaat.'
Debbie: 'Haha, deze menstruatie klinkt niet veel heftiger dan een "normale", dus ik moest echt teruglezen wat er nu zo bijzonder bloederig aan was. Ze praat overigens over zevenentwintig zijn en in de twintig, dus vertelt ze deze verhalen terugblikkend op haar jaren als schoolmeisje? Het wereldoorlogeninzicht past daar ook beter bij.'
Aard: 'Daarna speelt de kleur rood weer een hoofdrol, onder andere in verband met Marilyn Monroe, die volgens grootmoeder van lezen hield. "Dat zou je niet aan haar afzien." Dan plotseling, op bladzijde 35, de kassa! En bespiegelingen over de grootmoeders en hun plaats in het familieleven. "Ik maak het niet lang meer op deze wereld." Dan ontdekt ze plotseling dat ze vol met ideeën zit, die echter niet naar buiten komen. Ze realiseert zich dat ze "anders" is. In de spiegel kijkend zag ze "het enige meisje op de hele wereld". Is ze nu een angstig klein haasje of iemand die zich uniek vindt? Complex is ze in ieder geval wel. Als het boek zou aflopen met een zelfdoding zou me dat niet verbazen.'
'Is ze nu een angstig klein haasje of iemand die zich uniek vindt?' – Aard
Debbie: 'Dat is een naargeestige verwachting, maar dit meisje zit zeker enorm in haar hoofd. Er gaat veel in haar om en of het allemaal gezonde gedachten zijn, durf ik te betwijfelen. Complex is ze zeker, maar aan de andere kant, is niet ieder tienermeisje dat? Ik moet toegeven dat ik bij haar wel het gevoel heb dat er bij haar sprake is van een soort onderdrukte en voortdurende paniek, omdat het leven wel heel veel is. Wat vind je van het verschil in (vertel/schrijf)stijl? Die herhaling uit het eerste hoofdstuk verdwijnt op een gegeven moment. Dit boek bestaat uit "verhalen" die het schoolmeisje opschrijft, of opgeschreven heeft door de jaren heen, en ze zullen haar leeftijd en fasen ongetwijfeld weergeven. Ik vond het bijna spijtig om de herhalende stijl te zien verdwijnen, al kostte die wel wat extra concentratie. Ik was er zo door geintrigeerd.'
Aard: 'Het feit dat de herhalingen afnemen zie ik als een gevolg van haar geestelijke groei. Haar gestamel in het eerste hoofdstuk is een blijk van onzekerheid, afnemend naarmate haar zelfvertrouwen toeneemt. Overigens, als je erop let komen er ook later herhalingen van enkele woorden voor, vaak bij het optreden van spanning.'
Boeken zijn geen volledig dode dingen ...
Aard: 'In dit lange hoofdstuk volgen we de vertelster door de twintig jaar van haar leven aan de hand van zo ongeveer de hele wereldliteratuur, haar geestelijke groei, haar visie op de maatschappij, haar kijk op mannen en vrouwen en nog veel meer. Dit alles wordt veroorzaakt door een verhaal, rond haar twintigste geschreven en opgetekend in een notitieboekje dat zij rond haar dertigste herleest en herschrijft. Het is een wonderlijk (magisch-realistisch?) verhaal over Tarquinius Superbus, een stinkendrijke nietsnut, die zichzelf status probeert te geven door een kolossale bibliotheek te kopen, die hij uitstalt in zijn weelderige paleis maar niet leest. Dat kan ook niet, want zijn enige vriend, de Dokter, ontdekt dat de boeken slechts lege bladzijden bevatten, hoewel er èrgens één zin moet staan, die de ontdekker een "wereldziel", een sleutel tot volledige en oneindige lichtheid, zal geven. De vertelster zegt dat ze zich bij het her-vertellen heeft laten meeslepen door alles wat zij de laatste twintig jaar heeft gelezen (of nog moet lezen!). Wat volgt is een opsomming van zo ongeveer de hele wereldliteratuur, in brokjes gepresenteerd, waarbij af en toe een boek aanleiding geeft tot een verklaring waarom het lezen ervan haar gemaakt heeft tot wie zij nu is. Hoogten en diepten, haar visie op de maatschappij, rijk en arm, man en vrouw, een verklaring waarom zij periodes had waarin zij alleen boeken van mannen óf alleen boeken geschreven door vrouwen las. Deze beschrijving beslaat ongeveer vijftig bladzijden, niet chronologisch gerangschikt, maar soms teruggrijpend naar haar situatie direct na haar middelbare schooltijd.
Debbie, het spijt me, maar hoe langer hoe meer lees ik dit boek als een niet eens erg verkapte, autobiografie. Vind jij dit een legitieme visie, terwijl voortdurend door schrijvers ontkend wordt dat ze autobiografisch bezig geweest zijn?'
Debbie: 'Dat is het volgens mij ook, haar eigen leven in fragmenten, in fantasie, in gedachten. Ik denk dat auteurs vaak zeggen dat zij niet de hoofdpersonage zijn, maar dat personage ontspruit toch immers wel aan hun brein, dus het is uiteindelijk wel helemaal een product dat uit hun voortkomt. Ik ben zelf nooit zo bezig met hoe waargebeurd een boek is of in welke mate een auteur zich identificeert met een personage, omdat ik er vanuit ga dat zij sowieso in een bepaalde vorm één zijn. En in dit boek valt dat zeker niet te ontkennen, denk ik.'
Aard: 'De opsomming van alle boeken die ze gelezen heeft of nog moet lezen maakt dat ik me klein voel als lezer, of zelfs als mens, omdat ik moet bekennen dat ik op mijn 87ste nog niet zover ben als zij op haar 30ste. Zou zij dit echt allemaal verwerkt hebben, terwijl ik al moeite heb om alle gedachten op waarde te schatten, waarmee Claire-Louise mij confronteert?'
Debbie: 'Oh vreselijk! Ik had de neiging een lijst te maken van alle boeken, maar ik denk dat ze tientallen, misschien wel een paar honderd auteurs en titels noemt in totaal. Het boek wakkert de leeslust wel enorm aan, maar je voelt meteen de enorme achterstand. Een tikje frustrerend is het daarmee wel.'
'Hun woorden doen me vermoeden dat zij toch eenzelfde ervaring hebben gehad als wij: prachtig, mooi, intrigerend, maar volstrekt onbegrijpelijk.' – Debbie
Aard: 'Hierna komt zij terug op Tarquinius, die gek wordt van het zoeken naar die éne zin en uiteindelijk voor zijn zielenrust overgaat tot het verbranden van de hele bibliotheek. Dit wordt dan weer overgenomen door de vrouw, die haar notitieboekje, dat in flarden gescheurd is, waarschijnlijk door een jaloerse vriend, die vindt dat zij te veel tijd besteedt aan lezen en schrijven, ritueel verbrandt. Het hoofdstuk eindigt met de zin: "Maar toch kon ik het idee niet van me afzetten dat er misschien ergens een zin in stond, één zin maar, van zo’n superieure virtuositeit, dat de wereld ervan ondersteboven zou zijn geweest, en die gedachte brandde in me, almaar door."'
Debbie: 'Het lijkt erop dat de grens tussen werkelijkheid en fictie voor haar vaak vrij dun is. En dat zaken in elkaar overlopen, of in een schaduw- of spiegelvorm terugkomen in de een en voortkomen uit de ander. Je herkent zeker zo nu en dan stukken uit haar schrijfsel (dat fáscinerend is) in haar echte leven. Die jacht op die ene zin, dat kun je op allerlei manieren interpreteren. Heel bijzonder element, dit verhaal in een verhaal.'
Aard: 'Zonder een soort samenvatting te schrijven kan ik niet duidelijk maken wat dit boek inhoudt en welke indruk het op me maakt. Dit is nog maar een fractie van de aspecten en thema’s van het boek waarover ik iets zou kunnen en willen zeggen. Er zijn ook passages waar ik echt niet uitkom. Ik denk dat ik nog niet vaak zoveel tijd aan een boek besteed heb, terwijl ik een groot deel ervan twee of zelfs drie keer gelezen heb, om het maar enigszins te doorgronden.'
Debbie: 'Ik heb herhaaldelijk de flaptekst erbij gehaald en gelezen en herlezen, in de hoop dat die wat licht zou schijnen op de kern van het boek, maar de flaptekst is net zo omwonden als het verhaal zelf. De citaten van anderen over dit boek (Karl Ove Knausgård, Ilja Leonard Pfeijffer, Roddy Doyle, vele anderen) lichten ook niet echt een tipje van de sluier op en hun woorden doen me vermoeden dat zij toch eenzelfde ervaring hebben gehad als wij: prachtig, mooi, intrigerend, maar volstrekt onbegrijpelijk.'
Aard: 'Voor mij zou dit een mooi einde van het boek zijn, eventueel met een soort vooruitzicht op een vervolg.'
Uiterst boeiende roman
Debbie: 'Deel III is het langst van alle zeven delen en volgens mij is de hoofdpersoon hier het meest zichzelf, het meest ontspannen. De schrijfstijl is hier het meest, ik wil zeggen "normaal". Ik ben het met je eens dat hoofdstuk drie een prima afsluiting van het boek zou kunnen zijn. De vier vrij korte delen die hier nog op volgen zijn fragmentarisch. Deel IV is een los en lastig te duiden fragment, deel V gaat over de Rus die bij de hoofdpersonage aan kassa 19 komt betalen altijd en haar nu midden in de supermarkt een boek in handen drukt. Deel VI is een naargeestig stuk over een heel moeilijke relatie en ervaring die ze heeft, die ik niet verder wil uitleggen vanwege spoilers. De hoofdpersoon, die over zichzelf praat in ik- en jij-vorm door elkaar, ontdekt hier iets dat op zo’n indrukwekkende wijze is beschreven dat ik de volgende lezer dat ook graag zelfstandig wil laten beleven. En in deel VII komt de herhalende schrijfstijl terug en is de ik weer een we, net als in hoofdstuk I. Dit laatste deel grijpt terug op het eerste deel. Een circulair boek. De hoofdpersonage is hier veertig, vijftig jaar oud? En ze schrijft, ze schrijft eindelijk.
De hoofdpersonage gebruikt literatuur en boeken als een soort buffer tussen haar en het echte leven, dat haar bij tijd en wijle (of altijd eigenlijk) flink zwaar valt. Literatuur begrijpt ze in ieder geval. De grens tussen leven, lezen én schrijven vervaagt en ze gebruikt literatuur ook om het leven te verklaren en om over haar leven en ervaringen te vertellen. Waar het boek over gaat is onmogelijk in een zin samen te vatten. Het is een zintuiglijke, fragmentarische ervaring waarin je duizenden zinnen en citaten wilt onderstrepen. De schrijfstijl is uniek, ik heb nog nooit zoiets gezien. Nu heb ik al vaker laten weten dat ik het niet zo erg vind om een boek niet volledig te begrijpen. Ik vind het ok om in het ongewisse te laten, als de leeservaring maar fijn, goed, geweldig of bijzonder was. En dat laatste is zeker zo. In de zeven delen ervaar je zeven verschillende schrijfstijlen, verschillende levensfasen (zonder dat dat expliciet uitgelegd wordt). Zo is een zin van anderhalve bladzijde lang geen verrassing in dit boek, waarvan delen in stream of consciousness zijn geschreven. Feitelijk incorrecte zinnen, maar ze passen bij dit verhaal en haar gedachtestroom. Ik hoop dat ze geluk gaat vinden, dat haar lezen, schrijven en leven in balans komt met elkaar. Ze heeft zo’n sterk innerlijk of intern leven en dat is de plek waar ze het meeste begrijpt van alles. Daarbuiten, in het echte leven, lijkt ze het me behoorlijk zwaar te hebben. Ik ben enerzijds jaloers op haar, omdat ze de literatuur zo bezit (en er door bezeten wordt), maar haar eigenlijke leven lijkt me niets om haar om te benijden. Hoe heb jij de laatste vier korte fragmenten of hoofdstukken beleefd en wat zou je eindoordeel over dit boek zijn? Vind jij het lastig niet exact te weten wat er gebeurd is of gaande is?'
'Een uitzonderlijke, moeilijke, maar uiterst boeiende roman, die aan het eind behoorlijk wat vragen openlaat, maar tot nadenken stemt en uitnodigt tot hèrlezing.' – Aard
Aard: 'Toen ik mijn verslagje van hoofdstuk III afsloot dacht ik dat we best een mooi einde hadden ... De verassing (dit is geen tikfout!) van de bibliotheek van Tarquinius, gevolgd door een uitgebreide verwijzing naar de historische boekverbranding in de tijd van het Nazisme en culminerend in de verbranding van het notitieboekje van onze heldin, met haar hartekreet dat de mogelijkheid er was geweest van het vinden van die éne zin. Toch volgden nog vier interessante hoofdstukken, waarbij steeds weer bij mij de mythe van de feniks door het hoofd speelde. De vertelster laat het er niet bij zitten en gaat hard aan het werk, lezend in de wereldliteratuur, het tekenen van niet-gelijkende portretten van de man van haar dromen, diverse avontuurtjes met diverse waardeloze kerels, een vriendschap met Dale, die geen liefde genoemd mocht worden, een hernieuwd optreden van de Rus, die de schappen in de supermarkt van kassa 19 ziet veranderen in een gemengd publiek in het theater, met een uitvoerige "vingeroefening" waar ik niks van begreep, alleen dat het vreemd erotiserend werkte, tot een voor mij hoogtepunt in het boek in een schitterend beschreven gedeelte in Yorkshire met een jongeman met een donkere paardenstaart. Dit was onbedoeld één zin, qua lengte vergelijkbaar met veel juweeltjes van Claire-Louise Bennett, maar helaas voor mij niet qua literair gehalte!
De verschillende schrijfstijlen die jij ontdekt, Debbie, zou ik niet zo gauw kunnen herkennen. Ik vind juist dat er een steeds terugkerende eigenaardig, maar intrigerend taalgebruik tot een typerende stijl leidt, die ik zou herkennen in ander werk van haar. De herhalingen, het gebruik van het woordje "hè", waarbij ze zich duidelijk tot de lezer lijkt te wenden en vooral ook als vertelster pratend over "wij/we/je" en "ik", terwijl dezelfde persoon bedoeld wordt (denk ik). Voeg hierbij nog de heel aparte sprongen in de tijd en je hebt een uitzonderlijke, moeilijke, maar uiterst boeiende roman, die aan het eind behoorlijk wat vragen openlaat, maar tot nadenken stemt en uitnodigt tot hèrlezing. De afwezigheid van een duidelijk aanwezige plot en de soms raadselachtige passages heb ik graag voor lief genomen.'
Wil jij ook een keer meedoen met een Boekenpraat? Lees elke maandag de Hebban Weekopening.