Meer dan 5,9 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Terug

Nieuws /

Exclusieve voorpublicatie: Lees het hoofdstuk van hond Bril uit 'Gezinsverpakking'

door Hebban Crew 22 reacties
De volledige familie Chabot schreef mee aan het Boekenweekgeschenk 'Gezinsverpakking', zelfs hond Bril. De dertienjarige Landseer overleed vorig jaar, maar schittert in haar eigen hoofdstuk dankzij de liefdevolle pen van Splinter Chabot. Lees nu het verhaal van Bril als een exclusieve sneak preview op het Boekenweekgeschenk dat van 16 tot en met 24 maart gratis verkrijgbaar is in de boekhandel bij aankoop van minimaal € 15 aan boeken.

Bril Chabot

Hond Bril (2010-2023) was een Landseer en woonde bij het gezin Chabot in Den Haag. Ze kwam uit een groot nest van elf en is vernoemd naar auteur Martin Bril, goede vriend van baasje Bart Chabot. Bril overleed op 2 mei 2023 op de hoge leeftijd van dertien jaar. Het Boekenweekgeschenk Gezinsverpakking is haar debuut.

Splinter Chabot

Splinter Chabot (1996) is schrijver, politicoloog en programmamaker. Zijn debuut Confettiregen werd zowel in 2021 als in 2022 verkozen tot het mooiste Regenboogboek aller tijden. Zijn tweede roman als de Hemel genoeg ruimte heeft werd Regenboogboek van het Jaar 2023. Voor zijn werk ontving hij de Jillis Bruggeman Penning, de Bob Angelo Ster van de Toekomst en een Winq Award.

Exclusieve voorpublicatie
Boekenweekgeschenk 2024

Hond Bril

Tijdens het wandelen in het grote bos aan de overkant van de straat vertellen ze mij hun verhalen. Verhalen over school, over studies, over een nieuw boek. Soms praten ze zachter en moet ik mijn best doen hen goed te verstaan, dan delen ze hun geheimen.
  Stil, met af en toe een kwispel, hoor ik ze aan. Tussendoor druk ik mijn snuit tegen een hand of been, geef een kleine lik. Ik weet precies waar ze behoefte aan hebben. Ik ken mijn baasjes. En zij kennen mij.
  Hoewel ik altijd graag met hen meeloop, vroeger zelfs meerende, weet ik niet of ik het nog lang zal volhouden.
  Of eigenlijk weet ik dat wel.
  Ik ben al een tijdje afscheid aan het nemen.

Het begon met mijn oren. Op een ochtend viel het me op dat de trap korter was geworden. Meestal hoorde ik een van de broertjes, of een van de oudjes, al van verre aankomen. Stappen die als tromgeroffel op de treden klonken: een aankondiging van een wandeling of van het vullen van mijn voederbak. Maar sinds die ochtend was de trap korter. Hij had nog maar drie, hoogstens vier treden. Iemand had een stukje weggeknipt.
  Later merkte ik ook dat het verschuiven van een stoel, het stromen van het water uit de keukenkraan en het dichtvallen van de voordeur zachter klonken. Zelfs mijn vrienden, die ik in het bos tegenkwam en die speels tegen me blaften, hoorde ik slechts met grote moeite. Hun geblaf leek vele grasvelden ver weg. Het was alsof iemand een dekentje over het geluid had gelegd.
  Hoe graag ik het ook anders wil: mijn oren kunnen mijn familie en vrienden niet meer goed horen. Als ze dichtbij zijn en hard praten of blaffen, versta ik ze nog wel. Maar de details – een zuchtje, een chagrijnige grom, een opgeluchte ademhaling of een enthousiaste uithaal in een bijzin – ontgaan me.
  Vervolgens was het mijn neus die moeilijk begon te doen. Vroeger kon ik de dagen en emoties onderscheiden aan de hand van de geuren die op me neerdwarrelden. Als ik op de marmeren vloer in de keuken lag, onder de eettafel, dan wist ik door de geur wie er waren en wat er stond te gebeuren.
  Iedereen heeft voor elk plan zijn eigen geur.
  Ik heb altijd genoten van de geuren van mijn baasjes. Als ik wakker schrik, even niet weet waar ik ben – dat gebeurt de laatste tijd steeds vaker – hoef ik alleen maar diep adem te halen. Dan ruik ik een flard van hen en weet ik dat ik veilig ben. Soms kan een geur als een knuffel voelen.
  Hoewel ik zo m’n best doe, diep inhaleer of met veel gehijg teugen lucht neem, moet ik toch van steeds meer geuren afscheid nemen.

'Beetje bij beetje drijven de geuren die kleur geven aan het leven bij me vandaan.'

Ik neem afscheid van de geuren van Bart. ’s Ochtends ruikt hij in z’n badjas en pyjama een beetje naar slaap, dekens en dromen. Dan weet ik dat hij thuiswerkt, aan het schrijven gaat. Stiekem vind ik dat de gezelligste dagen. Maar als hij aan het einde van de dag beneden komt en veel aftershave draagt, dan weet ik dat hij lang weggaat, en ’s nachts pas thuiskomt. 'Optreden' noemen ze dat hier thuis.
  Ik neem afscheid van de geuren van Yolanda. Yolanda komt heel vroeg ’s ochtends beneden, nog voordat de zon gedag is komen zeggen, en draagt altijd vers gestreken kleding. Als ik die warme frisse geur ruik, plus de geur van een licht zakelijk parfum, dan weet ik dat ze de hele dag buiten de deur zal zijn. ’s Avonds komt ze weer thuis, en dan ruikt ze naar andere mensen. Soms een beetje naar ziekte, maar dat komt vast doordat ze dokter is. Op feestdagen, verjaardagen en als ze naar vrienden gaat, ruikt ze heel anders. Dat is mijn lievelingsgeur: zoetig en elegant, meerdere tonen door elkaar. Eerst gaat ze lang douchen, waardoor de gangen zich vullen met de geuren van zeep en shampoo. Daarna maakt ze zich op en komen de geuren van lippenstift, mascara en poeders tevoorschijn. Soms moet ik dan een beetje niezen. En als ze met alles klaar is, uit de badkamer komt en in de hal voor de spiegel staat, spuit ze om het af te maken nog haar avondparfum op. Drie spuitjes: één achter elk oor, en één in haar hals. Ik heb geleerd dat als ze zo ruikt, ik niet te dichtbij moet komen – Yolanda denkt dat door mij haar kleren vies worden.
  Ik neem afscheid van de geuren van Sebas. Hij ging als eerste het huis uit. Als hij thuiskomt, wordt er altijd veel gelachen. Hij ruikt naar boeken. Ik vermoed dat hij in zijn eigen huis veel boeken heeft staan. Als ik aan de zoom van zijn broek ruik of mijn snuit langs zijn vingers laat gaan, ruik ik papier, vind ik resten van inkt.
  Ik neem afscheid van de geuren van Mau. Mau heeft meerdere geuren. Het ene moment ruikt hij naar krantenpapier, het andere moment naar de duinen en een beetje naar zweet – dan heeft hij hardgelopen. Als ik mijn neus bij zijn sportschoenen houd, ruik ik het duinzand, het gras, de naalden van het bos, en in de verte zelfs de zee. Het is een krachtige geur, een geur die goed bij hem past. Na het hardlopen komt hij altijd even gedag zeggen. Vaak eet hij mee en dat is fijn voor mij. Soms kan ik iets onder zijn stoel vandaan halen: een gevallen stukje brood of vlees.
  Na Sebas en Mau komen Splinter en Storm, ook wel 'De Kleintjes' genoemd, al vind ik hen nogal groot.
  Ik neem afscheid van de geuren van Splinter. Hij lijkt altijd te huppelen, hoewel ik weet dat hij tijdens dat huppelen ook geregeld is gestruikeld. Tijdens die periodes hebben we veel gewandeld. Ik word altijd vrolijk van hem, maar met mijn snuit moet ik een beetje oppassen, want soms heeft Splinter glitters en confetti in zijn haar, en dan kan mijn neus verstopt raken.
  En ik neem afscheid van de geuren van Storm. Storm rook toen hij uit huis ging een lange tijd naar biertjes en bitterballen. Een gezellige geur. Regelmatig kon ik de resten van de avond van zijn vingers likken. Nu heeft hij een baardje dat aan mijn snuit kriebelt als ik hem een lik over zijn wang geef. Regelmatig ruikt hij naar hout en metaal, of een beetje naar plastic – dan is hij voor zijn studie met robots in de weer geweest.
  Hoezeer ik ook mijn best blijf doen op het trainen van mijn snuit, het mag niet baten. Beetje bij beetje drijven de geuren die kleur geven aan het leven bij me vandaan. De wereld om me heen begint een geurloze grijze wolk te worden.

'Af en toe, als ze niet kijken, zwaai ik ze met mijn staart al uit.'

Ook mijn zicht is veranderd. In mijn ogen is mist gekropen. Steeds vager worden de gezichten. Steeds abstracter de handen die me aaien.
  Soms schrik ik even als er opeens een hand is die mij een aai wil geven. Ik probeer mijn baasjes niet te vergeten, maar het is de laatste tijd wat rommelig in mijn hoofd.
  Als ze de keuken inlopen, zie ik alleen nog wasachtige vlekken, de details zijn uitgewist. Een moedervlek op een arm of boven een mondhoek, een kuiltje bij een glimlach, bolle of juist slanke wangen, een bril of geen bril, lang of kortgeschoren haar, de aanwezigheid van een beginnend baardje: al die details moet ik missen. En zorgen deze details er niet juist voor dat je een dierbare echt kent?
  Het is net als bij de losliggende takken en de wortels van de bomen in het bos: ik kan ze niet goed meer onderscheiden. Nog altijd probeer ik met mijn tanden een tak mee te nemen, omdat ik weet dat mijn baasjes trots op me zijn als ik met mijn staart omhoog, mijn borst vooruit en een grote tak in mijn bek naar huis loop. Maar het lukt niet meer; steeds vaker kan ik het verschil niet meer zien tussen een boomwortel en een losliggende tak. En steeds vaker doen mijn tanden pijn als ik wel iets probeer te dragen.
  Ik ben bang voor het moment waarop ik mijn baasjes helemaal niet meer zal zien. Daarom heb ik met mijn ogen al afscheid van hen genomen. Af en toe, als ze niet kijken, zwaai ik ze met mijn staart al uit. Ik vrees voor de ochtend waarop ik mijn ogen open, maar niet meer kan ontwaren wie er voor me staat, wie me aanlijnt, waar de stoep eindigt en het grote bos begint.
  Ik weet wat er gaande is. Net zoals ik weet waarom ze geen tennisballen meer meenemen wanneer we gaan wandelen. En waarom mijn vacht grijzer en doffer wordt, ook al lik ik mijn haren goed schoon. Ik weet waarom mijn tanden pijn doen als ik een stok probeer te pakken, waarom ik soms wakker schrik en me afvraag waar ik ben. Net zoals ik weet waarom mijn heupen moeilijk doen wanneer ik niet eens heb gerend.
  Ik verlies het van de tijd. Ik ben in stukjes uit elkaar aan het vallen, zo klein als de brokjes die Yolanda mij iedere ochtend voorzet. Toch probeer ik het zo lang mogelijk uit te stellen: mijn dood. Want de dood is een estafette. Een van ons moet de eerste zijn. Daarna wordt het stokje doorgegeven. Een voor een zullen we verdwijnen.
  Kennelijk heb ik als eerste het stokje beet. Wie de volgende is, weet ik niet. We zijn altijd met z’n allen een gezin geweest: de vier broers, Yolanda, Bart en ik. Maar zodra een van ons doodgaat, zijn we niet meer compleet. Ik ben degene voor wie ze allemaal zorgen, de reden dat Bart nog dagelijks door het park loopt, de reden dat de broers vaker thuiskomen.
  Dat is waarom ik mijn best doe hier zo lang mogelijk te blijven. Waarom ik mijn stok zo lang mogelijk vasthoud.
  Door te blijven hijgen, af en toe m’n tong naar buiten te gooien, door m’n heupen nog net een paar stappen extra te laten zetten, kan ik ons nog even bij elkaar houden.

Boekenweek 2024

Het thema van de 89ste Boekenweek is 'Bij ons in de familie' en het Boekenweekgeschenk wordt daarom geschreven door de grootste schrijversfamilie van Nederland: de Chabotten. Vier broers, twee ouders en een hond. Eén gezin, zeven stemmen.

Van 16 tot en met 24 maart 2024 krijg je Gezinsverpakking cadeau van je boekhandel bij aankoop van boeken ter waarde van minimaal € 15. Zoek je nog inspiratie? Bekijk de 25 boekentips die je niet mag missen deze Boekenweek.

Meer Boekenweekgeschenk

Afbeelding Bril: via de familie Chabot. Afbeelding Splinter Chabot: © Vincent Mentzel, via CPNB



Over de auteur

Hebban Crew

2587 volgers
0 boeken
0 favorieten
Hebban Crew


Reacties op: Exclusieve voorpublicatie: Lees het hoofdstuk van hond Bril uit 'Gezinsverpakking'

 

Gerelateerd

Over

De Chabotten

De Chabotten

Twee ouders, vier zonen en hun hond. De familie Chabot bestaat uit dichter en sc...