Meer dan 5,9 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Terug

Column /

Bronja Prazdny: bye bye darlings

door Bronja Prazdny 7 reacties
Vorige week schreef ik over leven na debuteren en de panische angst nooit meer een boek te kunnen schrijven. Vandaag val ik jullie lastig met een ander aspect van het schrijverschap: de redactiefase.

Je schreef dus een manuscript en stuurde het op naar een uitgeverij. En verdomd: je talent werd onderkend, want je kreeg te horen dat ze er wat in zagen en dat ze je graag wilden uitgeven. Kat in het bakje, dacht je nog toen je in de trein op weg naar het statige pand in Amsterdam-Zuid zat, waar je een uur later een krabbeltje onder een contract zette en schaamteloos veel te dronken werd na bijna een hele fles champagne (de redacteur en de uitgever nipten alleen maar van hun enige glaasje). Je had jarenlang op dit manuscript geploeterd, het honderd keer door de spellchecker gehaald: het was áf. Voor je het pand nogal onvast weer verliet zei de redacteur tegen je dat er nog een paar flinke ‘slagen’ gemaakt moesten worden - ze bedoelde redactierondes - voor het naar de drukker kon en jij knikte van ja, maar begreep er duidelijk geen reet van.

Wat ze precies bedoelde begreep je twee weken later wèl, toen het manuscript retour kwam met de post; door al het rood was de oorspronkelijke tekst nauwelijks leesbaar en leek het of de letters in permanente staat van pijn verkeerden. Overal woeste doorhalingen, suggesties en opmerkingen. De moed zonk mij (want ja, de jij in dit verhaal ben ik) in de schoenen. Hoe moest ik al dat gepriegel in godsnaam ontcijferen en wat moest ik met deze ‘feedback’? Hoe kon ik die toepassen op mijn manuscript? Doorhalingen spreken voor zich, maar een verzoek om iets op een andere manier te formuleren? Nou ja, eigenlijk dacht ik vooral: maar, maar, je vond het toch goehoed? Het voelde om kort te gaan alsof ze met al dat roodgekleurde commentaar wilde zeggen dat het idee achter mijn manuscript een contract waard was geweest, maar dat nu het echte werk kon beginnen. Het was duidelijk nog niet af.

Dat was even slikken, kan ik je vertellen.

Natuurlijk dacht ik niet echt dat het manuscript publicabel was toen ik het naar de uitgeverij stuurde. Ik wist dondersgoed dat er nog aan gesleuteld moest worden, maar omdat ik er half vergroeid mee was geraakt, onvoldoende afstand leek te hebben tot de tekst, wist ik niet waar te beginnen. Zo ben ik nogal breedsprakig, val vaak in herhaling en heb ik een buitensporig grote voorliefde voor de monologue interieur. Van alle drie kon ik me voorstellen dat ze het tempo uit mijn verhaal haalden en het bovendien (onnodig) lang maakten. Ik kreeg gelijk: tussen het oorspronkelijke manuscript en het uiteindelijke boek zit een verschil van meer dan 40.000 woorden. Ruim een derde is geschrapt, gesneuveld op het letterslagveld waar ik ze eigenhandig, op voorspraak van de redacteur, met mijn deleteknop naar de eeuwige jachtvelden stuurde. Bye bye darlings.

Je verwacht nu vermoedelijk een larmoyant betoog over hoe vreselijk de redactiefase was, maar ik moet je teleurstellen. Van de eerste schrik bekomen begon ik er namelijk schik in te krijgen. Ja, het was een zeer ingrijpend en diep proces van zwoegen en ploeteren, zeker weten. Maar ik zag ook dat de tekst bij elke redactieronde een beetje scherper werd, een beetje minder langdradig, een beetje meer to-the-point. Het werd beter leesbaar, vlotter. Er kwam meer tempo in mijn verhaal. De goede samenwerking tussen de redacteur en mij maakte dit mogelijk. Ik snapte waar ze heen wilde, vaak intuïtief, soms met enige moeite, maar boven alles stond vast dat het manuscript echt opknapte van onze gemeenschappelijke inspanningen. Het zwoegen was niet voor niets. De redacteur had de ongeslepen diamant die mijn manuscript was opgemerkt toen het de eerste keer op haar bureau terechtkwam. Nu hielp ze me met slijpen.

Ik kan me voorstellen dat het voor sommige (beginnende) schrijvers verdomd lastig is de sturing en adviezen van een redacteur te accepteren. Jij bent tenslotte de schrijver, wie is die redacteur nou helemaal om mij de suggestie aan de hand te doen hele passages weg te mieteren? Ga je eigen boek schrijven als je het zoveel beter weet! (En ja, dat doen ze dan ook vaak.) Verbazingwekkend genoeg had ik hier nauwelijks last van. Ik gaf me over aan het redactieproces en kwam in een flow waarin ik met zekere afstand naar het manuscript kon kijken, waardoor schrappen, schaven en omgooien min of meer vanzelf leken te gaan.

Ik dacht regelmatig terug aan hoe ik die dag van de fles champagne vol bravoure meende bijna klaar te zijn. Hier zat ik dan, maanden verder en verdomd: het einde was in zicht. Nu was het dan toch echt bijna klaar!

Fout.

Toen moest de persklaarmaker nog haar plasje doen en kwam het prachtig opgepoetste manuscript andermaal volledig onder geklad weerom. Ik kreeg bijna een hartverzakking.

Maar dat is weer een ander verhaal.

Als kind van gevluchte ouders heeft auteur Bronja Prazdny zich altijd anders gevoeld. Als ze zich realiseert dat ze bijna niets weet van haar afkomst, besluit ze een zoektocht naar haar roots te starten en haar familiegeschiedenis te verwerken in het boek Verloren taal. Dit is de tweede gastcolumn in een reeks van vier die Prazdny voor Hebban schrijft, ter begeleiding van de Hebban Leesclub rond Verloren taal.

Lees ook:


Bronja Prazdny #1: Dat vermaledijde tweede boek



Over de auteur

Bronja Prazdny

64 volgers
89 boeken
3 favoriet
Auteur


Reacties op: Bronja Prazdny: bye bye darlings

 

Gerelateerd

Over

Bronja Prazdny

Bronja Prazdny

Bronja Prazdny is journalist en schrijver. In 2015 verscheen haar boek Vrouwen ...

Hebban Spots

Verloren taal

30 volgers

Welkom bij de leesclub rond het boek Verloren taal van Bronja Prazdny (Uitgeverij Nieuw Amsterdam). Onze hashtag is #hebbanleesclub. Deze leesclub is afgesloten met een gemiddelde waardering voor...