Column /
Column Jeroen Guliker: Dedain
Dedain
Even waan ik me in een paleis. Het hoge plafond in de statige kamer en suite is opgesierd met prachtige ornamenten. Thijs heeft zijn zaakjes goed voor elkaar, zo slecht gaat het blijkbaar niet in uitgeversland. Eigenlijk ben ik best een beetje jaloers op hem. Ja, kom op zeg, wie wil er niet resideren in een middeleeuws grachtenpand met koninklijke allure?
Ik ken Thijs via een gemeenschappelijke kennis. We hebben elkaar een jaar geleden ontmoet, maar ik was nog nooit bij hem thuis op bezoek geweest. Als eigenaar van een middelgrote uitgeverij is hij een gewaardeerd lid van de intellectuele en artistieke beau monde van de hoofdstad. Thijs is een harde werker, maar ook een levensgenieter, die zijn vrijdagmiddagborrels doorgaans soldaat maakt in de literaire cafés rond de Amsterdamse Keizersgracht. Zijn professie en status rechtvaardigen de prominente aanwezigheid van een indrukwekkende bibliotheek. De imposante boekenkast reikt tot vlak onder het plafond en beslaat zo’n tien strekkende meters. Ik kijk op mijn horloge, vraag me af waar hij blijft en loop naar de kast. Zou hij echt al deze boeken hebben gelezen?
De bovenste planken worden in beslag genomen door honderden in leer gebonden pillen, die waarschijnlijk stuk voor stuk tot het literaire werelderfgoed behoren. Ik herken een aantal titels, met dank aan de verplichte boekenlijst die ik op de middelbare school heb afgewerkt. De plank eronder wordt opgeëist door een bonte verzameling poëziebundels die geen normaal mens wil lezen. Ik pak een willekeurige bundel van de plank, blader naar het eerste hoofdstuk en glimlach om de onsamenhangende woordenbrij.
‘Zit er iets van je gading bij?’ vraagt een vrouwenstem. Ik kijk op en zie een vrouw van middelbare leeftijd. Ze heeft haar haar in een knotje en draagt een grijs mantelpak.
‘Dat meisje, die dame van de receptie, beneden, ze heeft me doorgestuurd naar boven,’ stamel ik. ‘Ik weet het, Romy vertelde me dat je hier zat te wachten. Ik ben Lisa, de vrouw van Thijs,’ zegt ze en ze steekt haar hand uit.
‘Thijs heeft me net gebeld. Hij heeft een halfuur vastgestaan op de A4, maar hij rijdt inmiddels weer en kan elk moment hier zijn. Tot die tijd mag ik je gezelschap houden.’
‘Gezellig,’ zeg ik. Thijs praat eigenlijk nooit over zijn vrouw. Ik weet dat ze twintig jaar zijn getrouwd en dat Lisa lesgeeft op een gymnasium in Oud-Zuid, maar verder dan dat gaat mijn kennis niet.
‘Aangenaam, ik heb veel over je gehoord,’ lieg ik en ik schud haar de hand.
‘Ik ook over jou. Ik begrijp van Thijs dat je schrijver bent.’
‘Ik doe een poging,’ zeg ik bescheiden.
‘Volgens Thijs heb je al vier boeken op je naam staan, best gek dat ik nog nooit van je heb gehoord,’ zegt ze met een geaffecteerde intonatie.
‘Ik schrijf vooral thrillers, maar als ik de inhoud van deze boekenkast bekijk is dat niet echt jouw genre.’
‘Gelukkig niet, zeg. Nee, zoals je ziet lees ik voornamelijk poëzie,’ zegt ze terwijl de hooghartigheid van haar gezicht af druipt.
Ja hoor, daar hebben we er weer zo een, denk ik zonder dat ik iets laat merken. Ik heb inmiddels geleerd de poëzie te accepteren, maar ik koester nog altijd een diepgewortelde haat jegens mensen die net iets te graag interessant doen over de meestal onbegrijpelijke woorddiarree van compleet doorgedraaide en zwaar gesubsidieerde dichters die zwelgen in hun eigen vervreemding en zich een gewichtigheid van Bijbelse proporties aanmeten. Amen! Maar dat ga ik natuurlijk niet tegen haar zeggen. Ik ben te gast in haar huis en dus blijf ik beleefd.
‘Sorry, maar poëzie is niet echt mijn ding,’ zeg ik.
‘Ach ja, poëzie wordt nog maar door een zeer select publiek gewaardeerd. Wist je dat er maar driehonderd exemplaren van die bundel zijn gedrukt,’ en ze wijst op het boekje dat nog steeds in mijn handen rust.
‘Goh, verrassend,’ mompel ik hoofdschuddend. Waarom kan ik het toch niet laten? Ik sla het boekje dicht en zet het terug in de kast.
‘Sorry Lisa, maar dichters zijn me vaak net iets te pretentieus.’
‘Tja, de hogere literatuur is natuurlijk niet voor iedereen weggelegd,’ zegt ze met een dedain dat zelfs de grote Harry Mulisch zijn pijp in stukken had doen bijten. Ik ken deze enorme überbitch net twee minuten, maar ik ben al helemaal klaar met haar. Hulde voor Thijs, die het al twintig jaar uithoudt met zo veel arrogantie en minachting. Alsof ik haar niet heb gehoord verken ik de onderste planken van de boekenkast. Ik zie de volledige voorhoede van het huidige Nederlands Literair Elftal staan. Ik gaap opzettelijk net iets te theatraal en laat mijn wijsvinger langs de ruggen van de sterspelers glijden. Ze zijn allemaal present, Grunberg, Palmen, Japin, Wieringa, Zwagerman en alle andere door de kngb (Koninklijke Nederlandse Grachtengordelbond) geselecteerde vedetten.
‘Mooie verzameling,’ huichel ik, want in werkelijkheid krijg ik spontane braakneigingen van schrijvers die zichzelf hebben uitgeroepen tot de literaire elite. Ik kots op de verachting waarmee dit deel van het schrijversgilde neerkijkt op alles wat in hun ogen niet literair is. Toevallig had ik afgelopen zaterdag nog een tamelijk verhitte discussie met Thijs over de vraag wie de bevoegden zijn die bepalen of een boek het predicaat literatuur verdient. Volgens mij heb ik hem zelfs een domme, elitaire grachtengordelbal genoemd. Hoe dan ook, het dispuut heeft ons ruim anderhalf uur van ons leven gekost en zoals ik op voorhand al vermoedde, zijn we er uiteindelijk niet uit gekomen.
‘Ja, alleen échte literatuur, geen thrillers of andersoortige pulp,’ zegt Lisa met een laatdunkende grijns, die ik nu het liefst van haar gezicht zou rammen. Wat een botte, snobistische, zelfingenomen teef! Ze staat me gewoon keihard te schofferen. Wie denkt ze dat ze is? Met dat aseksuele knotje op haar kapsoneskop en die hete aardappel in haar strot. Zou ze een vriendin van Connie Palmen zijn? Ik sta op scherp, maar ik weiger te ontploffen en dus weet ik de bom opnieuw onschadelijk te maken.
‘Echte literatuur? Vertel, wat is dat volgens jou?’ vraag ik zo rustig mogelijk. Ze komt met klassieke kenmerken als stijl en compositie, ze vertelt iets over een zoektocht naar nieuwe perspectieven, andere denkbeelden en afwijkende overtuigingen (gaap). Daarna beweert ze dat goede literaire schrijvers het vermogen hebben om hun lezers aan het denken te zetten, ze zouden altijd origineel, diepzinnig en creatief zijn, bla, bla, bla. Ik hoor niets nieuws en als ze eindelijk klaar is met haar betoog kijkt ze me aan.
‘Luister je wel? Of kun je me niet volgen?’ vraagt ze op een toon die een normaal mens nog niet tegen een verstandelijk beperkte snackbarsollicitant zou aanslaan.
‘Ja hoor, dat lukt nog net,’ zeg ik met een strak gezicht.
Het vraagstuk ‘literatuur of lectuur’ kan altijd rekenen op mijn interesse en ik ben meestal wel te vangen voor een stevige discussie, maar liever niet door deze tactloze boekentrol.
‘Dus? Wat vind je ervan?’ vraagt ze.
Ik zucht want ik weet dat ik mijn mond niet ga houden.
‘Ik vind het eigenlijk een ontzettende non-discussie. Ik ken de definitie van literatuur niet, volgens mij bestaat-ie ook niet, maar als-ie er was, zou ik het niet willen weten. Het is namelijk niet interessant. Het interesseert de lezer allang niet meer of een boek door de gevestigde elite als literair wordt beschouwd. De hedendaagse lezer is mondig en heeft een eigen mening, die maakt zelf wel uit of een boek goed, slecht, mooi, saai of interessant is. Het wordt tijd dat al die mastodonten van het literaire wereldje wakker worden, hun ivoren torentjes verlaten en gaan begrijpen dat ze een achterhoedegevecht aan het voeren zijn. Alle literaire argumenten die jij zojuist hebt opgesomd zijn misschien waar, maar ze zijn ook achterhaald. De lezer van nu wil liever een interessant thema, actualiteiten of gewoon een boek met een goed of spannend plot. Kijk naar de bestsellerlijst van de cpnb en kijk naar de verkoopcijfers, die liegen niet, dus zeg maar tegen je vriendin Connie Palmen dat ze niet langer als een ware moeder-overste over Gods kinderen hoeft te hoeden. Ze hebben verloren van Kieft en Gijp, van de Saskia’s, Heleens en Simones van deze wereld, van Vijftig tinten grijs en al die andere soplectuur voor hitsige huisvrouwen. De culturele betekenis van al deze bestsellers is feitelijk veel groter omdat ze door iedereen worden gelezen. Ja, als je naar mijn mening vraagt, dan kun je die krijgen,’ zeg ik terwijl ik naar lucht hap. Ik ben los en besluit om alles eruit te gooien. ‘En dan nog iets, ik vind je niet zo aardig, Lisa. Ik vind je een naar, lomp en hautain mens. Je voelt je boven alles verheven en…’
‘En wat?’ roept Thijs, die ineens in de deuropening verschijnt. Mijn adem stokt in mijn keel en ik kijk hem vragend aan.
‘Nou, kom op. En wat?’ herhaalt hij. Ik weet dat er een ontzettend ongemakkelijk moment gaat aanbreken, want ik weiger te liegen en ga mijn tirade dus echt niet aanpassen. Hij moet maar horen dat zijn vrouw een bitch is.
‘En… en je bent een ontzettende bitch,’ zeg ik vastberaden.
‘Sta je nou heel ordinair mijn vrouw uit te schelden? Wat is hier aan de hand?’ vraagt Thijs. Ik weet niet goed wat ik zeggen moet en dus zwijg ik.
‘Lisa, schatje, wat is er aan de hand?’
‘Die vriend van jou begint me vanuit het niets te kwetsen,’ zegt ze met een pruillip.
‘Ja, ho effe,’ zeg ik met een rood aangelopen hoofd, waarna Thijs en Lisa elkaar aankijken en hard beginnen te lachen. Ik begrijp er niets van en sta als een Feyenoorder die de Champions League wint om me heen te kijken.
‘Met boter en suiker noemen ze dat,’ roept Thijs en hij giert het uit.
‘Lies, schatje, doe straks effe de groeten aan Connie Palmen, je vriendin,’ en opnieuw komt hij niet meer bij.
‘Hallo Jeroen, nogmaals leuk om kennis met je te maken,’ zegt Lisa lachend. Haar geaffecteerde spraakje heeft ineens plaatsgemaakt voor een plat Amsterdams accent. ‘Ik vond je boeken trouwens heerlijk om te lezen, vooral Verborgen vrucht.’
‘Heb… heb jij Verborgen vrucht gelezen?’
‘Ik heb al je boeken gelezen,’ zegt ze.
‘In een week tijd, op het strand in Zuid-Frankrijk.’
‘En… en al dat hoogdravende gelul over die poëzie dan?’
‘Daar hou ik ook van, maar ik vind een spannende thriller op zijn tijd ook heerlijk. Niemand luistert toch de godganse dag naar Bach? Of wel? Ik ben trouwens ook gek op soplectuur voor hitsige huisvrouwen, zo noemde je het toch?’
‘Euh ja, ik… ik geloof het wel,’ stamel ik nog steeds lichtelijk verbouwereerd. Ik kijk naar het lachende gezicht van Thijs en begin langzaam te begrijpen wat hier aan de hand is. ‘Mijn hemel, waar komt dit vandaan? Waar heb ik dit aan verdiend?’
‘Aan afgelopen zaterdag. Weet je nog hoe je me noemde?’
‘Ja, natuurlijk. Een domme, elitaire grachtengordelbal,’ zeg ik.
‘Precies, en dit is hoe een domme, elitaire grachtengordelbal zijn revanche haalt. Je was zaterdag zo lekker fel en op dreef, eigenlijk was het gewoon een inkoppertje. Lisa heeft vorige maand in één ruk al je boeken uitgelezen en ze wilde je graag eens ontmoeten. Toen ik haar vorige week vertelde over onze literaire discussie was de optelsom snel gemaakt en besloten we je terug te pakken. Ik heb me echt rot gelachen.’
‘Dus je was ook niet verlaat, ik bedoel die file op de A4…’
‘Allemaal onzin. Ik heb achter die deur gestaan, daar. Er zit een flinke kier in, dus ik heb alles gezien en gehoord. Echt hilarisch, die zure kop van jou.’
‘Oké, oké, ik geef het toe, het is je gelukt op me op je peperdure kast vol literaire shit te krijgen, maar je blijft een elitaire grachtengordelbal, eentje met heel veel literaire schrijvertjes in zijn fonds.’
‘Dat valt wel mee. Meer dan de helft van alle boeken die ik uitgeef zijn thrillers en biografieën. Tja, ook hier moet de schoorsteen natuurlijk gewoon blijven roken, hè.’
‘Precies. I rest my case,’ zeg ik glimlachend.
Kans maken op een gesigneerd exemplaar van Niet voor tere zieltjes van Jeroen Guliker?
Kijk voor meer informatie in de rechterkolom naast deze column.
Meer over Jeroen Guliker lees je in aflevering 1 van Eigenwijze Selfpubbers.