Column /
Daniëlle Hermans: Geen research, geen boeken
Omdat ik voornamelijk historische thrillers schrijf, wordt er vanuit gegaan dat ik meer research doe dan auteurs die een ander genre bezigen. Dat is niet zo. Onderzoek doen heeft niets met het genre waarin je schrijft te maken, want alle auteurs, zonder uitzondering, doen research.
Grondig onderzoek naar de periode waarin mijn boeken zich afspelen, is voor mij onontbeerlijk. Naast het verzamelen van informatie om het verre verleden te kunnen beschrijven, zoek ik tijdens het inlezen naar gebeurtenissen waar ik mijn plot omheen kan bouwen. Zo las ik voor Het tulpenvirus een boek over de tulpenhandel met daarin een kort hoofdstuk over ene Wouter Winckel, in de 17de eeuw herbergier en tulpenhandelaar in Alkmaar. Hij overleed en liet een kinderschare en een kostbare tulpenverzameling na. Hoe hij aan zijn einde was gekomen, bleef ongewis. Bingo! Voor De watermeesters las ik dat er tijdens de inpoldering van de Beemster bouwfraude was gepleegd. Bingo! Dat zijn mijn pomtidomtidom-momenten.
Het doorschieten tijdens de research is mijn grootste makke en ik ben vast niet de enige auteur die hier last van heeft. Hoe meer ik leer over een onderwerp, des te meer vragen het bij mij oproept en de antwoorden op die vragen roepen op hun beurt nog meer vragen op. De grens stellen is moeilijk. Want wanneer weet ik genoeg? Wat gebruik ik wel en wat niet? Ik weet onderhand dat die grens ligt bij het verliezen van mijn focus en weet mezelf onderhand goed in te perken. Hoe interessant en fascinerend zaken ook zijn die ik tegenkom, ik gebruik ze niet. Frustrerend maar noodzakelijk.
Ook voor het raadplegen van deskundigen geldt dat ik niet alles gebruik wat mij verteld wordt. Ik moet zeggen dat gesprekken met experts mij nog het meeste hebben gebracht. Zij hebben vaak van die mooie kleine details en anekdotes die een verhaal smeuïg maken en die niet algemeen bekend zijn. Toen ik bezig was met Het tulpenvirus, mijn debuut, had ik nog enige schroom in het benaderen van deskundigen. Mocht ik van hun wel verwachten dat ze tijd voor mij vrij maakten? Ze hadden wel iets anders aan hun hoofd dan een debutant op weg helpen. Toch kreeg ik op elk verzoek een positieve respons. Deskundigen zijn, uitzonderingen daargelaten maar daar kom ik zo op, altijd wel bereid hun kennis met je te delen. Soms bieden ze zelfs aan de relevante hoofdstukken te lezen. Voor hen een tijdrovende bezigheid, voor mij cruciaal. Hartverwarmend. Wat ik onderhand wel weet, is dat het belangrijk is de deskundigen uit te leggen dat de juiste informatie weliswaar belangrijk is, maar dat mijn fantasie daar wel mee aan de haal zal gaan. In mijn boeken moeten de feiten kloppen. Het ‘spelen’ met die feiten is een ander verhaal, en daar hebben experts die ik tijdens mijn research spreek het niet altijd even makkelijk mee. Daarom geef ik van te voren aan hun informatie feitelijk zal worden weergegeven, maar ik het wel met mijn fantasie aanvul.
Een keer heb ik mijn neus gestoten. En flink ook. Voor een van mijn boeken had ik hulp van een archief nodig. Tot mijn stomme verbazing waren zij niet bereid tijd voor mij vrij te maken. Zelfs toen ik opperde maximaal een uur nodig te hebben en met een gerichte vragenlijst zou komen waar ik niet vanaf zou wijken, werd elke medewerking geweigerd. Ik was stupefait. Uiteindelijk heb ik de informatie wel gekregen, want als je goed gaat zoeken is altijd wel iemand die iemand kent die weer iemand kent die iemand kent die het goed met je voorheeft. Bovendien, de rechercheurs in mijn boeken hebben ook hun manier om informatie te achterhalen. Aangezien ik die manieren heb verzonnen, weet ik hoe dat moet. Mijn bron zal ik niet onthullen, want dat heb ik beloofd.
Naast het inlezen en het voeren van gesprekken zijn afbeeldingen voor mij onontbeerlijk. Zo bekijk ik voor mijn historische thrillers schilderijen uit de periode die ik wil beschrijven. Ik kijk naar de kleding, de interieurs, wat ze eten, hoe een bokaal eruit ziet. Maar ook als het om totaal andere dingen gaat, kijk ik naar plaatjes. Zo werkt het beschrijven van een steenpuist het beste als je die voor je ziet. Maar mensen met een mooie ontluikende steenpuist zijn niet altijd voorhanden. Dan is googelen op 'steenpuist' en het bekijken van relevante afbeeldingen een uitkomst. Ook komen er op social media vaak afbeeldingen voorbij die ik bewaar omdat die wellicht ooit van pas kunnen komen. Een blikseminslag om maar een voorbeeld te noemen. Om dat uit je blote hoofd te beschrijven is geen sinecure.
Een andere vorm van research waar ik graag gebruik van maak, is meelopen met iemand die werkzaam is binnen het vakgebied dat ik wil beschrijven. Je proeft de sfeer, hoort de ‘taal’ en maakt de gewoontes en rituelen binnen een werkomgeving mee. Meelopen kan overigens meer opleveren dan dat. Voor mijn forensische detective Stille getuigen bracht het meelopen mij mijn hoofdpersonage Alex van Brederode. Ik heb hem gemodelleerd naar mijn informatiebron bij het Nederlands Forensisch Instituut Reza Gerretsen, arts en forensisch antropoloog.
Maar de meest essentiële informatie haal ik niet uit boeken of archieven of afbeeldingen of uit het meelopen met een deskundige. Mijn belangrijkste onderzoeksobject zit naast mij in de trein, die passeer ik op straat, hoor ik praten in een café, zit tegenover mij aan tafel, hoor ik iets zeggen op de radio of zie ik op televisie. Je kunt als auteur de perfecte research hebben gedaan, alle feiten op een rij hebben en alles hebben gecheckt, maar zonder de mens in al zijn facetten blijvend te onderzoeken en te observeren, kun je geen boek schrijven. Ergo: geen research, geen boeken.