Dossier /
De 77 beste Nederlandstalige thrillers / 56. Tegenliggers
Als er één misdaadauteur is die in de loop der jaren een flink aantal nominaties voor de Gouden Strop heeft verzameld, dan is het René Appel wel. Zijn uitgever spreekt over 'talloze' nominaties, wij hebben er elf geteld. Twee daarvan heeft hij ook daadwerkelijk verzilverd: in 1991 met De derde persoon en tien jaar later met Zinloos geweld.
Ook Tegenliggers, Appels zevende misdaadroman, belandde op de shortlist (1995). Zijn concurrenten waren niet de minsten: Henk Apotheker, Charles den Tex, Jacob Vis en Tim Krabbé. De laatste, die meer dan eens benadrukte geen misdaadauteur te willen zijn, werd bekroond voor zijn boek Vertraging. Bij de aanvaarding van de prijs stelde Krabbé duidelijk dat hij niets met misdaadromans te maken had of wilde hebben, dat Vertraging geen misdaadboek is, en dat hij de prijs alleen aanvaardde 'vanwege de spannendheid van het boek'. Daar sta je dan, als genomineerde thrillerschrijver pur sang.
'Meesterlijk in droeve thriller'
'Ik ga voor zowel de AKO-prijs als De Gouden Strop', zei Appel destijds tijdens de presentatie van Tegenliggers. Een beetje bluf misschien, maar ook weer niet geheel onterecht. Zijn boek kreeg namelijk goede kritieken: 'Appel meesterlijk in droeve thriller' (Haagsche Courant), 'Appel breit zijn personages zeer vaardig samen en geeft het verhaal een verrassende draai' (de Volkskrant), 'Uitstekend plot' (GPD), 'Een mooi huzarenstukje van de plotteur' (Vrij Nederland).
Centraal in Tegenliggers staat Martin van Leeuwen, een zakkenwasser van het zuiverste water. Alles wat hij onderneemt, pakt volkomen verkeerd uit. De rijinstructeur ontmoet voortdurend - en niet alleen in letterlijke zin - tegenliggers. Van Leeuwen krijgt snel te kampen met problemen van huiselijke aard. Martin heeft al langer in de gaten dat zijn vrouw Lenie de huwelijkse staat niet je dat vindt, maar beschouwt het als een tijdelijk probleem. 'Ze is een beetje overspannen, ze zal wel ongesteld zijn', denkt Martin als zijn vrouw weer eens niet aanspreekbaar is, om zich vervolgens vol overgave te werpen op zijn verzameling modelautootjes.
Maar Lenie blijft mokken - Appel maakt niet goed duidelijk wat haar problemen precies zijn - en Martins wereld stort dan ook in als zij hem toch verlaat, hun twee kinderen meeneemt en intrekt bij een vriendin. Martin ziet in de vriendin, Jeanine, de zondebok. Hij verwijt haar Lenie tegen hem te hebben opgestookt en beraamt dan ook een offensief tegen Jeanine. Hij gaat daarbij volledig door het lint.
Ook buiten zijn doorzonwoning stapelen de problemen zich op. Van Leeuwen, die in zijn eentje de rijschool Succes drijft, raakt in financiële problemen als concurrent Always Success zich in zijn territorium vestigt en met lagere uurtarieven onder zijn duiven schiet. Daarnaast heeft hij ook te kampen met een gefrustreerde leerlinge, die maar niet wíl slagen en al haar problemen met haar gewelddadige echtgenoot op Martins bord en bed deponeert. Alle acties die Van Leeuwen vervolgens ontplooit, lopen verkeerd af: er vallen slachtoffers. Hij komt tenslotte tot het besef dat er nog maar een uitweg mogelijk is en pleegt een wanhoopsdaad.
Appel beschrijft de treurige val van de rijschoolhouder tegen een achtergrond van ondoordringbare woonerven met namen als Wielingen, Kontikidreef en de Van Eemerenlaan. Op een enkel personage na zet hij de psychologische ontwikkeling van de hoofdfiguren treffend neer. Halverwege het boek lijkt de snelheid er even uit met beslommeringen over een politie-onderzoek die er niets toe doen. Maar even later pakt Appel de draad weer op om de lezer te verrassen met een bizar eind.