Dossier /
De 77 beste Nederlandstalige thrillers / 61. Koude lente
Dat ze verdienstelijk kinderboeken kan schrijven, was al jarenlang een feit. Ze heeft er meer dan vijftig op haar naam staan. Maar in 2006 verraste Lieneke Dijkzeul (1950) aangenaam met haar thrillerdebuut De stille zonde. Al een jaar later lag haar tweede misdaadroman in de winkel, Koude lente. Ook in deze thriller moeten inspecteur Paul Vegter en zijn politieteam weer flink aan de bak.
Het is een aparte man, die Vegter. Zijn voorliefde voor pianosonates van Chopin, zijn gedachten aan Mahlers Kindertotenlieder bij de begrafenis van een meisje en het feit dat hij een aantal spelfouten in een dreigbrief ziet, maken van hem een bijna echt karakter. Vegter krijgt te maken met de moord op een zesjarig meisje. Haar lichaam wordt aangetroffen in de struiken van een park. Het fietsje dat ze voor haar verjaardag heeft gekregen, ligt verderop op het pad. Een oudere buurman van het meisje wordt enkele dagen later in zijn flat ernstig gemolesteerd door een jeugdbende: niet alleen loopt hij zware verwondingen op, zijn trots, een houten scheepsmodel, wordt evenmin gespaard. En dan is er nog die slungelige, kansloze, pukkelige puber die van alles in het werk stelt om aansluiting te krijgen bij die jeugdbende. De lezer voelt het aan zijn water dat al deze verhaallijntjes met elkaar te maken hebben, maar pas echt aan het einde worden die door Dijkzeul vakkundig aan elkaar geknoopt.
Dijkzeul heeft een uitzonderlijke, ragfijne schrijfstijl. Alleen al de zin over joggers die met vermoeide, afgetrainde gezichten 'een verleden achternarenden dat niet meer in te halen was', blijf je herlezen. Ze laat de lezer kennismaken met vergeten woorden: ze noemt een paard damsteeg. Later laat ze Vegter in het woordenboek opzoeken wat dat betekent. Haar observaties zijn treffend en soms ook hilarisch. Ze beschrijft een vrouw in een vuurrode coltrui die haar laaghangende borsten onflatteus accentueert en laat Vegter daarop denken aan een bepaling in de polis van zijn ziektekostenverzekering: als de tepel zich bevindt ter hoogte van de elleboog, dan komt men in aanmerking voor borstcorrectie.
Stuk voor stuk wekt Dijkzeul personages nauwgezet tot leven: de weduwnaar Vegter die voor zijn gemoedsrust een huis op het platteland koopt, zijn stugge collega Talsma wiens vrouw aan de chemokuur is, de puber met zijn alcoholische moeder, de buschauffeur die kinderen naar de sporthal vervoert, de allochtone uitbater van een snackbar.
Met Koude lente belandde Dijkzeul op de shortlist van de Gouden Strop 2008. Twee jaar na het verschijnen van deze thriller bestempelde Lieneke Dijkzeul (Sneek, 1950) zichzelf als 'Een twijfelaar die lang heeft gemeend dat twijfelen een slechte gewoonte is'. Daar is ze inmiddels anders over gaan denken. 'Twijfelen behoedt je voor gemakzucht, en dat is met schrijven een voordeel. Daarom heb ik besloten het voortaan bedachtzaamheid te noemen.'
Niet schrijven maakt haar rusteloos en ontevreden, stelt ze. 'Een calvinist ben ik natuurlijk ook; er moet wel gewerkt worden. Maar de mazzel zit ’m daarin dat het nooit als werken voelt. Je bent een schaker met taal – de mogelijkheden zijn onbegrensd en de tegenstander ben je zelf. Het is dus de kunst jezelf te slim af te zijn, en dat is een spel dat nooit verveelt. Heb je de partij gewonnen, dan is de beloning een boek.'
Ze hoopt dat een echte 'Dijkzeul' is te herkennen aan de stijl en aan de zorg die daaraan is besteed. Ook aan de aandacht voor details, die dikwijls meer zeggen dan uitputtende beschrijvingen. Daarnaast aan het taalgebruik, dat in haar ogen sober dient te zijn, omdat het daardoor krachtiger wordt. Wat haar betreft moet een schrijver waken voor (te veel) uitleg. 'Omdat die onderschatting van de lezer inhoudt.'
Eerder verschenen in de serie De 77 beste Nederlandstalige thrillers:
29. Cleopatra van Felix Thijssen