De 77 beste Nederlandstalige thrillers / 74. Vals beeld
Het is 18 maart 1990. Om 01.24 uur kloppen twee politieagenten aan bij de zijdeur van het Isabella Stewart Gardner Museum in Boston. De agenten laten de twee aanwezige bewakers weten dat ze zijn afgekomen op een melding. Er zou rumoer zijn geweest in de tuin van het museum, gelegen in het midden van het complex. Hoewel deze deur ’s nachts nooit mag worden geopend, zelfs niet voor de politie, gebeurt dit toch.
Hierna worden de beveiligingsbeambten zonder al te veel moeite in de boeien geslagen. Binnen het tijdsbestek van anderhalf uur stelen de criminelen dertien kunstwerken, waaronder werk van Rembrandt, Degas, Vermeer en Manet. Voordat ze vertrekken, verwijderen de overvallers de beveiligingsvideo, die ze meenemen. Geen van de – onverzekerde - werken – gezamenlijk geschat op zo’n 500 miljoen dollar – wordt teruggevonden, ondanks een uitgeloofde beloning van vijf miljoen dollar.
Deze opmerkelijke kunstroof vormt de basis voor de thriller Vals beeld (2006) van Elvin Post (1973), die twee jaar eerder met zijn debuut Groene Vrijdag de Gouden Strop in de wacht sleepte. Het idee voor het boek kwam hem zomaar aanwaaien. Met de afstandsbediening in de hand zapte hij van de ene naar de andere zender, totdat hij terechtkwam bij Discovery Channel, waar de serie Hot Art, over kunstvervalsing en kunstroof, werd vertoond.
Het was vooral de brutaliteit van de kunstdieven die Post trof. ‘Het detail dat twee mannen, verkleed als agenten, door beveiligingsmedewerkers werden binnengelaten. Dat was zo’n absurd gegeven’, aldus Post destijds in de Volkskrant. ‘Omdat de daders nooit gepakt zijn, bleef er veel te raden over. Waren de bewakers misschien stoned’, dacht ik, en ik vroeg mij af of dat geloofwaardig genoeg was.’ Twee maanden voordat hij zijn manuscript inleverde, gaf een van de bewakers toe dat hij regelmatig stoned op zijn werk verscheen.
Tuinaarde
Post verdiepte zich, als onderdeel van de research, in de achtergronden van meestervervalsers als Geert Jan Jansen en de Britten John Drewe en John Myatt. De laatste was de schilder en Drewe zorgde voor de echtheidscertificaten en het met tuinaarde en stofzuigerstof ‘verouderen’ van de doeken. Op deze twee baseerde de Rotterdamse schrijver de achtergronden van zijn hoofdfiguren. Hij geeft ze de namen Vincent Bloom en Elijah Fish die met verbijsterend gemak de werken weten te stelen, maar hun buit door een merkwaardige samenloop van omstandigheden niet te gelde weten te maken. Gaandeweg de roman ondernemen ze nog meer - vruchteloze - pogingen om van de doeken af te komen. Pas aan het eind gloort er financieel gewin aan de horizon.
Post heeft ‘een zekere sympathie’ voor zijn personages, zegt hij. Dat geldt met name voor de kunstvervalser Fish in zijn boek. ‘Toen ik die serie op Discovery zag, vond ik het alleen maar prachtig. Het gaat om instituten die zichzelf heel serieus nemen, kunstliefhebbers die erg hechten aan status en zich beroepen op kennis van zaken, en die door een paar slimme – ook nog talentvolle – criminelen onderuit worden gehaald, daar beleef ik een zeker pervers genoegen aan.’
Bij enkele kunstkenners viel Vals beeld in goede aarde. ‘Dit boek geeft zoveel informatie over kunstdiefstal en kunstvervalsing, het zou verboden moeten worden’, was de reactie van meestervervalser Geert Jan Jansen. En voormalig hoofd beveiliging van het Rijksmuseum Ton Cremers zegt: ‘Het boek van Post is verplicht, maar hier en daar angstaanjagend leesvoer voor museumdirecteuren en verantwoordelijken voor de beveiliging.’