Column /
De jeugdboekherinnering van Jean-Paul
Auteurs die je dusdanig inspireren dat je besluit in hun voetsporen te treden: het is geen zeldzaamheid. Vooral jeugdboekenauteurs maken iets bij ons los. Niet toevallig, want op een uitzondering na maakt eenieder als eerste met hun werk kennis. Meteen maar een naam die geen toelichting behoeft: Enid Blyton. Wie is er in zijn jonge jaren niet in aanraking gekomen met het werk van deze Britse veelschrijfster, die met series als De Vijf en Robert Jan de kinderwereld naar haar hand zette.
In vrijwel al haar titels treffen we ‘geheim’ of ‘avontuur’ aan. Precies waar een jeugdig hart sneller van gaat kloppen. Ook dat van mij maakte vele overuren. Met bezwete handjes sloeg ik de pagina’s om, absorbeerde ik nieuwe gevaren, dreigde ik zowaar in trance te raken. En ik stond het toe, steeds weer. Er gaat niets boven zwaar op de proef gesteld worden. Ik raakte in de ban van haar succesformule, van haar personages met wie je je als kind zo gemakkelijk kon identificeren dat je elk avontuur zelf onderging. In elk kasteel, vervallen landhuis of krakend schuurtje dat werd betreden, weerklonken mijn eigen voetstappen en op de klink van elke deur die werd opengetrokken rustte mijn eigen hand. Ik ontwaarde de geur van muffe tapijten en hapte naar adem in nabijheid van rook.
Nog tijdens het lezen vulde ik Blytons avonturen aan, stippelde ik nieuwe verhaallijntjes uit waarvan ik dacht dat leeftijdgenoten zich het meest een aap zouden schrikken. Vaak bleek dit niet nodig. De schrijfster schreef in overeenstemming met wat mijn grijze hersencellen zelf al hadden uitgedokterd. Trots dat ik was!
Wat Edgar Allan Poe nu voor mij is, was Blyton in mijn jeugdjaren: een groot inspirator. Het is door haar dat ik schrijf, daar maak ik geen geheim van.