De schrijfinspiratie van Inge van der Krabben
Lezen om te schrijven
Als schrijver moét ik lezen. Het werk van anderen vormt voor mij een grote inspiratiebron waaruit ik put, waarvan ik leer en die ik verweef met mijn eigen gedachten en fantasieën. Ik lees het liefst boeken die me tot nadenken aanzetten. Zo’n boek dat een verschuiving in je binnenste veroorzaakt, dat je een tijdje of misschien wel jarenlang met je meedraagt, dat jou een completer mens maakt en je je toe-eigent. Waarvan je bijna niet wilt dat anderen het lezen omdat het van jou is, maar als je anderen dan toch deelgenoot maakt van je vondst, het uit alle macht promoot; je moét dit lezen. Dit is zo goed, dit is zo waar, dit is zo recht in je hart.
Ik heb dat drie keer meegemaakt. De eerste keer was zo rond mijn dertigste toen ik De eeuwige bron (The Fountainhead) van Ayn Rand las. Een boek dat gaat over individualisme versus collectivisme, over scheppen versus volgen, over je eigen leven leiden versus je door anderen laten leiden. Wat ik er zo mooi aan vond, toen al en nu nog steeds, is hoe de schrijver dit vangt in een protagonist (Howard Roark) die compleet zijn eigen weg gaat (met alle gevolgen van dien) en antagonist (Peter Keating) die telkens compromissen sluit (ook met alle gevolgen van dien). Het maakte dat ik ging nadenken over hoe ik wilde leven, hoe ik in het leven wilde staan. En nu, achteraf, denk ik dat bij het lezen van dat boek het zaadje voor mijn schrijverschap is geplant.
De tweede keer dat ik verliefd werd op een boek was bij de verhalenbundel Te veel geluk (Too much happiness) van nobelprijs voor de literatuur winnares Alice Munro. Waar zij in haar korte verhalen in uitblinkt is wat ik noem ‘schampen’; ergens net langs gaan of iets net wel of net niet aanraken, vederlicht, zodat er ruimte blijft voor de lezer, voor eigen interpretatie.
De derde keer dat ik omvergeblazen werd door een boek gebeurde onlangs toen ik Slachthuis vijf (Slaughterhouse five) las van Kurt Vonnegut. Het is een boek over de oorlog, tegen de oorlog, dat de gekte van oorlog laat zien om en in hoofdpersoon Billy Pilgrim. Vonnegut beheerst de techniek om in drie zinnen de relaties tussen mensen weer te geven, krachtig en samengebald. Ook de originaliteit en het durven afgaan van de gebaande ‘schrijverspaden’ (ergens, subtiel, sluipt er sciencefiction in het realisme) is voor mij een voorbeeld van hoezeer je als schrijver je eigen werelden kan en mag vormen.
Deze top drie (ik laat het bij een top drie want anders moet ik er twee boeken bijhalen voor een top vijf die ik nèt iets minder goed vind dan bovengenoemde) beïnvloedde mij als schrijver (tot nu toe) het meest. Creatie, ruimte en lef zijn waarden die ik met mijn eigen schrijverschap nastreef en tot uitdrukking wil brengen in mijn boeken. Daar wil ik over lezen, over schrijven en over dromen.
Die laatste opmerking brengt mij bij mijn nieuwe roman In je dromen ga jij. Hierin zoeken de personages naar hetgeen ze niet kennen, gedreven door gevoel, en breken regels om het toch te vinden. De titel is een Marokkaans gezegde. Als bijvoorbeeld een dochter tegen haar moeder zegt: ‘Mama, ik ga vanavond stappen en kom laat thuis.’ Dan krijgt ze als antwoord: ‘In je dromen ga jij.’ De vraag die overblijft voor mij als schrijver: gaat de dochter wel of niet? Laat ze zich tegenhouden door hoe het hoort, door de meningen van haar omgeving of durft zij werkelijk te gaan?
Inge van der Krabben studeerde Algemene Letteren en is naast auteur, gecertificeerd docent creatief schrijven en schrijfcoach. Haar debuutroman Tot waar we kijken kunnen werd genomineerd voor de Hebban Debuutprijs 2016. Haar nieuwe roman In je dromen ga jij verschijnt op 8 februari bij uitgeverij Luitingh Sijthoff.
Auteursfoto © Merlijn Doomernik, verstrekt door uitgeverij Luitingh Sijthoff.