De toekomst van het literatuuronderwijs
Deel 3: Na school en de toekomst van het literatuuronderwijs
Door vijftien minuten per dag te lezen kan een kind in een jaar zijn woordenschat met duizend woorden vergroten. Steeds meer scholen maken daarom tijd voor lezen, ook buiten Nederlands of ander talen om. Lezen is daarnaast van belang om het vertrouwen in eigen kunnen te vergroten en leesplezier te bevorderen. In het algemeen is goed (leren) lezen bevorderlijk voor je carrière en zelfs voor je gezondheid (zie pagina 4 van dit artikel). Dat lezen belangrijk is, staat dan ook buiten kijf. Toch leggen boeken het in deze tijd af tegen de Snapchats, Instagrams en Netflixen van deze wereld. Hoe zorg je ervoor dat scholieren ook na school blijven lezen en hoe ziet de toekomst van literatuureducatie eruit?
‘Uit onderzoek is gebleken dat leerlingen die veel lezen, ook in hun vrije tijd, het beter doen op school’, zegt Daan Beeke, projectleider voortgezet onderwijs van Stichting Lezen. ‘Dat effect blijft zichtbaar tot het hoger onderwijs.’ Goed leren lezen is niet alleen van belang voor je (school)carrière, maar ook op sociaal vlak. ‘Lezen zorgt voor een groter empathisch vermogen. Je kan je beter inleven in andere mensen, andere situaties. Denk bijvoorbeeld aan het boek De Gelukvinder van Edward van de Vendel en Anoush Elman, waardoor je inzicht krijgt in de vluchtelingenproblematiek. Dat je leert je te verplaatsen in anderen, dat lijkt me voor iedereen van belang.’
Beeke benadrukt dat literatuuronderwijs evenzoveel draait om cultuuroverdracht. ‘Met betrekking tot literatuuronderwijs zie je vaak twee kampen’, zegt hij. ‘Aan de ene kant heb je een groep docenten die vindt dat het al goed is als kinderen leesplezier ervaren. Het andere kamp vindt dat het uitsluitend gaat om cultuuroverdracht; de meeste scholieren ervaren immers ook geen ‘wiskundeplezier’. Bij Stichting Lezen vinden we dat het een niet zonder het ander kan: leesplezier is nodig om tot een bepaald niveau te komen en dat niveau is nodig om tot cultuuroverdracht te komen.’
Literatuuronderwijs zal niet verdwijnen, meent Beeke, maar waarschijnlijk wel van vorm veranderen. ‘Voor de invoering van de tweede fase was literatuur de enige kunstvorm waarin werd onderwezen’, legt hij uit. ‘Daarna zijn ook andere kunsten op het programma gekomen, zoals beeldende vorming. Het idee was dat die vakken zouden gaan samenwerken, maar dat is bijna nergens gelukt. Op het Keizer Karel College in Amstelveen doen ze het echter wel heel goed: daar geven ze het vak literatuur, van alle talen en ook film wordt erbij betrokken, zonder te rommelen aan de exameneisen. Deze crossmediale benadering is iets waar Stichting Lezen heel erg achter staat, bijvoorbeeld door leerlingen meer ruimte te bieden voor creatieve verwerking.’
Lees verder: De Lees!ambassade: creatief en associatief lezen