De toekomst van het literatuuronderwijs
De Lees!ambassade: creatief en associatief lezen
“Dat heb ik op school nooit geleerd!” Het is een veelgehoorde reactie die Lidewijde Paris krijgt na haar lezingen over literair lezen. Paris, die al meer dan 25 jaar in het boekenvak zit, begon in 2016 De Lees!ambassade: een project dat lezers wil helpen hun denkproces op gang te brengen en creatief en associatief lezen en kijken wil stimuleren. Paris geeft hiervoor lezingen door het hele land en beschreef in het boek Hoe lees ik? de wijze waarop zij zelf romans en verhalen doorpluist, zodat je als lezer meer uit een boek kan halen.
‘Mijn lezingen worden vooral bezocht door volwassenen die het gevoel hebben dat ze iets missen tijdens het lezen’, vertelt Paris. ‘Dat kregen wij niet op school’ of ‘Had ik maar opgelet tijdens Nederlands’ zijn reacties die Paris vaak hoort. ‘Weer anderen zeggen na mijn lezing pas te begrijpen wat een roman of verhaal tot literatuur maakt. Waar het me met Hoe lees ik? vooral om ging, is laten zien dat je een hele ontdekkingstocht kan maken door een boek. Op onderhoudende wijze probeer ik daar handvatten bij te bieden. Maar bovenal benadruk ik dat het om het plezier in lezen gaat en dat er geen goed of fout is: je kan bijvoorbeeld dingen uit een roman halen die de auteur er niet eens bewust heeft ingestopt.’
Paris’ boek is niet per se bedoeld voor scholen, maar komt wel in lessen Nederlands terecht. ‘Docenten vinden het een handig boek, omdat ik literaire begrippen uitleg aan de hand van voorbeelden. Van verschillende docenten heb ik bijvoorbeeld gehoord dat ze het hoofdstuk over metaforen zó handig vonden dat ze dit gebruiken in de les. Ook mochten een paar leerlingen het lezen voor de lijst, dat vond ik heel leuk. Het is namelijk geen eenvoudig boek, maar wel toegankelijk. Ik probeer de lezer bij de hand te nemen, misschien wel net zoals een leraar een leerling bij de hand zou nemen.’
De leesambassadrice merkt dat literatuur niet belangrijk genoeg gevonden wordt op school. ‘In tegenstelling tot mijn eigen schooltijd, krijgen leerlingen tegenwoordig maar een paar uur Nederlands per week’, zegt ze. ‘In die paar uur moeten docenten alles behandelen: grammatica, schrijven, tekstbegrip en ook nog literatuur. Om een literair begrip uit te leggen is het vaak niet nodig een hele roman te lezen. Sterker nog, in romans gaan details vaak verloren.’ Volgens Paris kan het literatuuronderwijs veel praktischer. ‘Wat nu gebeurt is dat docenten als het ware met hagel schieten en hopen dat een kogeltje blijft hangen’, licht Paris toe. ‘Vanwege de beperkte tijd zouden docenten zich beter moeten afvragen wat ze precies willen uitleggen. Is het überhaupt nodig leerlingen een hele roman te laten lezen om een stroming uit te leggen? Wat ze bij andere talen bovendien ook weer moeten doen? Is het niet beter om een kort verhaal voor te lezen, aan de hand waarvan je een begrip meteen kan uitleggen, kan toepassen en de theorie erbij kan halen? Dan heb je in een of twee lessen een afgerond geheel.’
Paris pleit er dan ook voor om de theorie over literatuur en het lezen van literatuur gescheiden te houden. ‘Ga in gesprek met leerlingen over een boek, in plaats van ze te overhoren over literaire begrippen. Het belangrijkste is om scholieren te laten inzien dat ze recht hebben op een eigen mening en eigen smaak. Daardoor gaat de druk van de mondelingen af en krijg je een hele andere aanvliegroute. Een van meer gelijkwaardigheid.’
Lees verder: Toekomst leesonderwijs: wat wordt de politieke agenda?