Meer dan 5,9 miljoen beoordelingen en recensies Organiseer de boeken die je wilt lezen of gelezen hebt Het laatste boekennieuws Word gratis lid
×

Terug

Lezen /

De verdwijning van Miss Miller (deel 6)

door Hebban Crew
Anita Larkens debuteerde eind 2013 met de psychologische thriller ‘Schaduwdochter’ (De Crime Compagnie), in e-book uitgave. In januari 2015 volgt de paperback. Deze is nu al vooruit te bestellen bij alle boekhandels. Voor Hebban|Crimezone bewerkte Anita een niet eerder gepubliceerd verhaal, dat ze begin 2011 schreef. ‘De verdwijning van Miss Miller’ beschrijft de mysterieuze verdwijning van detectiveschrijfster Agatha Christie in december 1926. Alle plaatsen (en de gebeurtenissen die aan de verdwijning voorafgingen) zijn waarheidsgetrouw, de invulling van de plot is fictief. Er is een tweede verhaallijn over de verdwijning van de 16-jarige Emma Alice Smith, op basis van feiten die bekend zijn, aangevuld met een mogelijk scenario voor wat heeft plaatsgevonden. Twee verdwijningen, in dezelfde periode, op dezelfde route.

Hoofdstuk 6
HET VERMISTE MEISJE

Op dit punt gekomen moet ik een bekentenis doen. Ik heb gelogen over de jas. Er is iets voorgevallen, toen ik uit Godalming wegreed in mijn auto met de lichtbevroren ruiten. Deze gebeurtenis maakte het hele spel van Archie en mij onbeduidend. Bedenk wel: ik was volkomen de kluts kwijt. Ik had net mijn man innig in de armen van zijn minnares gezien en ik reed maar wat, gewoon om weg te zijn. Weg van dat weerzinwekkende beeld.
Voorbij het kerkplein zag ik de koplampen voor het eerst, maar misschien volgde hij me al langer. Toen we stilstonden zag ik de auto, maar de bestuurder was moeilijk te zien. Het was een Austin 20, net zo een als Monty had. Het grote verschil tussen deze auto en die van mijn broer, was de staat waarin de wagen verkeerde. De donkere lak was zo beschadigd, dat sommige plekken wit uitgeslagen waren. We reden bijna bumper aan bumper. Toen ik plotseling de afslag naar Newlands Corner nam, reed het wrak mij stapvoets voorbij.
Hier aarzel ik. Ik vraag me af of ik alles moet vertellen, zonder mezelf als medeschuldige aan te wijzen van een misdrijf. Daarom leek het me eerst beter om een gewone treinpassagier als eigenaar van de jas aan te wijzen. Het is allemaal des te belastender, omdat ik niet echt toerekeningsvatbaar was, die nacht en de daaropvolgende dagen. De reden dat ik het wel wil vertellen, is dat de waarheid op papier staat.

Het was de avond van mijn vertrek. Opgekruld in mijn bontjas keek ik naar het donkere meer. Ik dacht na over mijn leven, over mijn huwelijk, over de winter, die al veel te lang leek te duren. Ik praatte met mama, op deze godvergeten heuvel, waar niemand me kon horen. De uren leken dagen, maar na mijn eindeloze monologen met mijn moeder, kwam toch het ochtendlicht. En zag ik, slechts enkele meters van mij, de Austin 20 staan.
Ik tuurde en tuurde, maar ik zag geen persoon in de wagen zitten. Ik moest maken dat ik hier wegkwam. De helling was steiler dan ik dacht. De Morris gleed over het ijzige grasland, en ik werd zo bang dat ik het meer in zou rijden, dat ik stopte. Meteen hoorde ik een harde bons; de vuist van de man uit de gebutste auto. Zijn gezicht was vlak naast mijn raam.
Het eerste wat mij opviel was zijn dikke bos haar. Het was keurig gekamd, alsof hij het net in model had gebracht. De man had een vrij kinderlijk gezicht met donkere, heldere ogen en een brede, volle mond. Dat nam ik allemaal in me op, terwijl mijn hart bijna uit mijn lichaam bonkte. Ineens was het gezicht verdwenen, maar hij verscheen weer, aan de andere kant, waar hij de deur opende. ‘Goedemorgen.’ Hij zakte op de passagiersstoel neer en keek mij afwachtend aan.
‘Wat wilt u van me?’ Mijn stem trilde en in mijn hoofd speelden allemaal ontsnappingsplannen. ‘Archie,’ schreeuwde ik vanuit het diepst van mijn ziel. ‘Archie.’
‘Een luisterend oor. Ik hoorde u praten vannacht,’ zei hij. ‘Het was mooi.’
Ik vroeg me af of ik zo onderkoeld was dat ik me dit alles verbeeldde. Maar ik had mezelf goed warm kunnen houden door me in mijn bontjas te wikkelen. Bovendien was ik helemaal niet sloom of suf. Integendeel.
‘Ik praat, u luistert. Daarna moet ik u vermoorden.’
Hij grinnikte. Toen legde hij zijn hand op mijn wang. ‘Excuus. Dat was een wrede grap.’
Hij leek echt berouw te hebben. ‘Ik weet niet wat ik zeg. Ik heb iets verschrikkelijks gedaan. En ik moet het iemand vertellen. In Godalming zag ik u staan in die tuin. U huilde toen die man bij u wegliep.’
Mijn God. Hij had me bij het huis van James gezien, op het slechtste moment van mijn leven. Mijn op één na slechtste moment. Dit was nog erger.
‘U lijkt me een dame met compassie. Iemand die heel misschien kan begrijpen hoe een man een fout kan begaan.’
O ja, dat had hij goed gezien. Ik begreep heel goed hoe een man een fout kon begaan. Daarom had ik Archie ook teruggenomen, toen hij voor het eerst naar Nancy Neele vertrokken was. ‘Mensen maken fouten,’ zei ik zacht.
Ik wilde hem gunstig stemmen zodat hij weg zou gaan. Ik draaide me een beetje naar hem toe en luisterde wat hij vertelde.
‘Ik zal u niet alle details verraden. Die verzint u er zelf maar bij.’
Wist hij dat ik een schrijfster was? Of moest ik geen waarde hechten aan een paar woorden?
‘Twee dagen geleden was ik ergens anders. Zo’n vijftig mijl hiervandaan. Het was ochtend en best een aangename dag. Ik was op weg naar het zuiden, en ik had meer dan een uur gereden. Ergens langs een landweggetje besloot ik een pauze te nemen. Ik rookte een heerlijke Dunhill sigaar en dacht na over de afspraak die ik die avond had. Toen zag ik haar.’
De man kamde met zijn vingers door zijn volle haardos. ‘Ze was veel te licht gekleed voor de koude ochtend. Het was dan wel een heldere dag, maar het vroor en ze droeg een zomerjas. En hoewel het niet hard waaide, fietste ze tegen de wind in.’
Hij zuchtte. Plotseling was hij een stuk serieuzer. ‘Daar dacht ik dus over na toen er een auto vlak achter het meisje ging rijden. Ze keek aldoor achterom, omdat ze verwachtte dat hij haar voorbij zou rijden. Net als ik trouwens. Toen reed hij tegen haar achterwiel. Ze lag daar in de berm, met de fiets boven op haar. Ik wilde naar haar toe gaan, maar ze was al best een eind weg en de man van de auto stond al over haar gebogen. Hij tilde de fiets op en gooide hem zo in de struiken. Daarna greep hij het meisje bij de arm en liep met haar het bos in.’
Hij stopte even en schudde zijn hoofd. ‘Ik was zo verbaasd dat ik eerst helemaal niet reageerde. Toen rende ik naar de plek waar ze samen verdwenen waren. Ik wist precies waar dat was, want die fiets lag daar nog.’
Vertwijfeling stond in zijn ogen te lezen. Ik zag voor me hoe hij paniekerig naar het meisje zocht.
‘Ik hoorde ze, weet u. Hij riep haar. ‘Emma, Emma’. Toen weer een schreeuw, zodat ik wist dat hij haar vastgreep. Maar ik kon de richting niet goed bepalen. Ik was helemaal opgejaagd. Het ene moment wilde ik terug naar mijn auto om de politie te waarschuwen, maar dan ging er misschien kostbare tijd verloren. Daarom zocht ik maar door. Ik heb verdorie half Sussex doorzocht. Op den duur hield het bos op en stond ik bij een of ander landbouwbedrijf. Ik had geen idee waar mijn auto was, omdat ik alle gevoel voor richting kwijt was. Ik liep een tijdje over een akker en toen zag ik die daar.’ Hij wees met zijn duim naar achteren, naar de Austin. ‘Hij stond naast een schuur, de sleutel er nog in. Het spijt me voor die boer, maar ik moest mijn auto zoeken. Toen zag ik u.’
Ik kon het niet helpen, maar het verhaal intrigeerde me. Dat stelde me ook gerust. De gezonde nieuwsgierigheid, die elke schrijver kent, nam de overhand.
‘Weet u wat er met het meisje gebeurd is?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Ik heb alleen…’ Hij keek me indringend aan. ‘Wilt u iets voor mij doen? Deze jas.’ Hij wees op de jas die hij aanhad. ‘Dit is niet mijn jas. Ik ben impulsief achter het meisje aan gegaan, zonder jas of hoed. Toen ik deze jas zag liggen in de berm, heb ik hem maar aangetrokken.’
Hij keek verontschuldigend, alsof hij zich een dief voelde. ‘Hij lag naast de fiets. Die man, hij heeft hem uitgetrokken.’
Nu deed hij de jas uit, naast mijn auto. Daarna legde hij hem op de plek waar hij net had gezeten. ‘Hij is van de dader. Bewijsmateriaal.’
Vóór ik hem ook maar kon vragen wat ik ermee moest, of naar wie ik ermee moest, was hij terug in de Austin. Zijn auto – de gestolen auto – reed een stuk gemakkelijker dan die van mij de helling af.
De man in de trein was er echt, hij heeft me alleen niet zijn jas gegeven. Die had ik al toen ik in Guildford kwam. Ik had mijn bontjas in de auto laten liggen, niet wetende dat die ook als bewijsmateriaal zou gelden in een andere verdwijning: mijn verdwijning.
Het verhaal van het verdwenen meisje Emma, is het verhaal dat ik in de marges van The Illustrated London News heb geschreven. De pagina’s zijn twee keer gevouwen, en zitten verstopt achter de negentiende en twintigste plank van de lambrisering bij Betty’s.  



Over de auteur

Hebban Crew

2587 volgers
0 boeken
0 favorieten
Hebban Crew


Reacties op: De verdwijning van Miss Miller (deel 6)

 

Gerelateerd

Over

Anita Larkens

Anita Larkens

In 2013 debuteerde ik met de psychologische thriller 'Schaduwdochter'. Mijn twee...