De Vrienden van Hebban #10: Jan Stoel
‘Ik ben Jan Stoel (63 jaar), getrouwd, vader van een zoon en een dochter. Ik woon in Hilvarenbeek. Ik werk in Tilburg bij CiST, het stedelijk bureau voor cultuureducatie in Tilburg, als intermediair en adviseur voor de gemeente, culturele instellingen en onderwijs. Ik heb vanaf 2016 een account op Hebban. Sindsdien heeft bij mij het Hebbanitus-virus enorm huisgehouden. Ik recenseer, neem deel aan en coördineer regelmatig leesclubs, maak met liefst acht dames deel uit van We Love Lit. Ik ben vooral op zoek naar debutanten en auteurs die niet zo superbekend zijn. Ik geniet van de contacten met schrijvers en leden van Hebban, maar ook van literaire avonden. Ik heb één grote tic: ik wil graag door auteurs gesigneerde boeken. Daarnaast ben ik theater- en kunstliefhebber. Een dag heeft te weinig uren!’
Het eerste boek dat ik helemaal zelf las was:
'Dat is dus héél lang geleden. Het begon allemaal met de leesmethode in de eerste klas (nu groep 3). ‘An en moe’ waren de hoofdpersonen en de rolverdeling tussen mannen en vrouwen was totaal anders dan nu. Suske en Wiske waren de strips die ik graag las en de serie van Pietje Bell van Chr. Van Abcoude met die ondeugende Pietje Bell en de zure drogist Geelman en zijn zoon Jozef verslond ik. Ik heb de boekjes nog! De boeken stonden keurig naast elkaar op een boekenplankje boven mijn bed. Ik was er zuinig op.’
Mijn boekenkast is ingedeeld op:
‘Dat ene boekenplankje is inmiddels uitgegroeid tot een aantal kasten verspreid over het huis. De boeken staan vaak in een dubbele rij. Over mijn boekenkast heb ik voor We Love Lit op Hebban vorig jaar het artikel 'Het Boekenrestaurant' geschreven.’
Voor mij is het beste boek allertijden:
‘In iedere leeftijdsfase zijn er boeken die je enorm aanspreken, die je bijblijven. Op mijn middelbare school, eind zestiger jaren, hield men leesclubs. We lazen Siddhartha van Herman Hesse. Dat boek kon me niet bekoren, maar Bonjour Tristesse van Francoise Sagan weer wel. Ik leerde door het er met anderen over te hebben boeken te waarderen. Ik werd helemaal gegrepen door de Middelnederlandse literatuur: Karel ende Elegast, Ferguut, Beatrijs en vooral Van den Vos Reynaerde. Dit boek vind ik nog steeds fantastisch. Later kwam daar het werk van W.F. Hermans en Willem Elsschot bij. Maar ik genoot ook van de dichtbundel Blauwzuur van Gerrit Achterberg. En nu? Er is zoveel moois. Ik kies dan toch voor de Middelnederlandse literatuur van De Reinaert. Ik was vorige week in Deinze en daar kwam ik toevallig het standbeeld van Reinaert en Coppe tegen. Het suggereert de laatst rustplaats van Coppe die door Reinaert werd doodgebeten in de stad van Canteclaer. Ja, dan stop ik even!’
Ik zou de volgende auteur weleens willen ontmoeten:
‘Wie was die mysterieuze Willem die ook Madoc maakte en dat dierenepos schreef? Ik zou met hem graag een factcheck-artikel voor Hebban schrijven over de Reinaert. Maar ook Achterberg zou ik wel eens willen ontmoeten en willen spreken over zijn werk en de tragiek in zijn leven. Of Willem Elsschot: wat een geweldige schrijver. Geen woord te veel.’
Als ik voor een maand naar een onbewoond eiland zou gaan en ik mocht maar één boek meenemen, dan nam ik dit boek mee.
‘Onlangs woonde ik een lezing of beter een vertelling bij van Onno Blom. Onderwerp was de biografie van Jan Wolkers. Hij wist daar zo persoonlijk en boeiend over te vertellen dat als ik op een onbewoond eiland zou zitten ik deze biografie (een lekker dik boek) mee zou nemen. Rottumerplaat (waar Wolkers ooit zat)?’
Dit boek geef ik vaak cadeau:
‘Dat is helemaal afhankelijk van de persoon aan wie ik een boek zou geven. Soms is het een kookboek, dan weer een literaire roman. Mijn voorkeur gaat uiteraard uit naar het laatste. Als ik enthousiast over een boek ben dan wil ik dat enthousiasme graag doorgeven.’
Ik hecht totaal geen waarde aan dit boek:
‘Dit is zo persoonlijk. Ieder boek heeft zijn eigen kwaliteit. Ik heb niet zoveel met boeken die over de natuur gaan en helemaal niets met boeken die over management, economie gaan. Die pak ik niet eens op.’
Naar dit boek kijk ik enorm uit:
‘De schrijvers van naam en faam staan natuurlijk op je netvlies. Maar ik laat me graag verrassen door debutanten en ben vervolgens heel benieuwd naar hun tweede boek. Kunnen ze als ze een spraakmakend debuut hebben geschreven daar een vervolg aan geven? Of is de druk op hen te groot? Een auteur als Marieke Lucas Rijneveld heeft na haar dichtbundel Kalfsvlies nu met De avond is ongemak een boek geschreven dat veel aandacht krijgt. Ik vond het een prachtig boek en kijk dan ook nu al uit naar haar volgende roman. Hoe zal het Lieke Kézér vergaan, vorig jaar de winnaar van de ANV Debutantenprijs? Dat wil ik allemaal graag volgen.’
Dit boek zouden ze echt moeten verfilmen:
‘De discussie over wat beter is, het boek of de film, popt hier bij mij op. Onlangs zag ik Zeven hemels boven de zevende, een prachtige verfilming van het boek van Griet Op de Beeck door Jan Matthys. Op de Beeck schreef zelf het scenario. Karakter van Bordewijk in de verfilming van Mike van Diem uit 1979 is ook de moeite meer dan waard. Ik kijk wel uit naar de verfilming van het boek van Alex Boogers, Alleen met de goden door regisseur Paula van der Oest. Een uitdaging zou wel zijn om als eerbetoon aan Remco Campert zijn laatste dichtbundel Open Ogen te verfilmen met aandacht voor zijn kijk op de wereld en aandacht voor zijn poëzie. Maar het zou ook een documentaire mogen zijn.’
Zo zorg ik ervoor dat lezen leuk blijft:
‘Als ik in mijn leeskamer achterom kijk zie ik daar een stapel boeken liggen, het zijn er inmiddels 43, die ik nog zeker moet lezen. Maar als recensent, leesclubcoördinator en lid van We Love Lit komt er natuurlijk van alles tussendoor, dat de eerste aandacht vereist. En als je dan op Hebban aan het rondkijken bent, VPRO Boeken bekijkt, de pers volgt, brochures van uitgeverijen ziet dan krijgt de leeshonger je meer dan te pakken.
Hebbanitus is een meer dan aangenaam virus. Ik geniet ervan een boek te lezen en er iets mee te doen. Soms is dat het schrijven van een recensie, dan weer het deelnemen of coördineren van een leesclub. Bij het coördineren is het voor mij een sport om ook de diepte in te gaan. Ik zoek dan van alles rondom schrijver, boek en context van het boek uit en probeer de deelnemers aan een leesclub van alles te bieden, compleet met 'diepgravertjes' en dat zijn pittige verdiepingsvragen voor de echte literatuurliefhebber. Het is heerlijk om met Hebban-deelnemers gedachten over een boek uit te wisselen.
Regelmatig komt het voor dat ik de kans krijg aan de hand van een boek een auteur te interviewen. Naast lezen zijn er de literatuurfestivals, lezingen, presentaties van boeken, literaire excursies, snuffelen in boekhandels. Ik geniet ervan. Ik zoek ook uitdagingen: me meer verdiepen in poëzie, uit mijn comfortzone gaan door ook eens een YA-boek of een Fantasy-boek te recenseren. Tussendoor lees ik ook graag een spannend boek, maar ik kom daar nauwelijks meer aan toe. Mijn literatuurantenne staat altijd aan. Door boeken ontdek ik andere werelden, verbreed ik mijn horizon. Daarnaast zijn er ook nog andere dingen in het leven, hoor!’
Volgende week:
‘Ik nomineer Katy Hurkmans. Zij coördineerde de leesclub Zim, een spannend boek van René van Rijckevorsel. Ik deed mee aan die leesclub en constateerde dat er in dit boek tal van feiten een rol spelen, zodat het boek meer dan een spannend boek was: faction. Maar Katy heeft ook een blog met als titel 'The Book Syndrome' met als ondertitel: late nights, good books and a hot cup of tea. Een Book Syndrome is ook een ziekte net zoals mijn Hebbanitus. Dat schept een band. Katy leest, maar schrijft ook. En ik zag dat ze ook Melk en Honing van Rupi Kaur gelezen heeft, de dichtbundel die ik nog niet zo lang geleden voor Hebban recenseerde. Ik volg haar, maar zij mij nog niet.’