In de nasleep van de aanslagen van 11 september bedacht de Amerikaanse overheid een strategie om terroristen voortaan vier of vijf stappen voor te zijn. Men moest gaan denken als terroristen: waar zouden ze toeslaan, hoe zouden ze toeslaan? Voor deze 'Analytic Red Cell Unit' had men creatieve denkers nodig, mensen die hun gedachten buiten de gebaande paden durfden te laten gaan. Thrillerauteurs bijvoorbeeld.
Op woensdag 12 september 2001 verklaarde de FBI dat geen sterveling had kunnen voorzien dat terroristen vliegtuigen zouden inzetten tegen het World Trade Center en het Pentagon. Toch waren er in de loop der jaren genoeg signalen die de dienst aan het denken hadden kunnen zetten. Ze hadden bijvoorbeeld hun gedachten kunnen laten gaan over de ramp - een tragisch ongeluk - met de El Al Boeing in oktober 1992. Nog geen twee jaar nadat het vliegtuig zich in de Bijlmerflats had geboord, schrijft Tom Clancy zijn thriller Debt of Honor (Ereschuld). Daarin stort een door een Japanse terrorist bestuurde, volgetankte Boeing 747 neer op het Witte Huis, de president en talrijke leden van het Huis van Afgevaardigden komen om het leven.
In 1995 arresteert de Filipijnse politie moslimfundamentalist Abdul Hakim Murad in een appartement in Manilla. Na te zijn gemarteld vertelt Murad de politie over vergevorderde plannen om elf Amerikaanse vliegtuigen tegelijkertijd te laten exploderen en een toestel te laten neerstorten op het CIA-hoofdkwartier in Langley, Virginia. Een jaar later komt de FBI erachter dat Al Qaida-leden vlieglessen nemen.
|
Tom Clancy |
Op een zonnige zaterdag in oktober 2001 bezoekt Tom Clancy Ground Zero in New York, de plek waar de WTC-torens hebben gestaan. De thrillerauteur loopt tussen de puinhopen en zegt tegen verslaggevers: ''Dat zo veel mensen bereid zijn geweest voor hetzelfde doel tegelijkertijd te sterven. Elke schrijver die zoiets had bedacht, zou het manuscript als 'te ongeloofwaardig' van zijn uitgever terugkrijgen. Je kunt de realiteit niet meer bijhouden. Niemands fantasie reikt zo ver.'' Tegenover de BBC verklaarde Clancy destijds dat hij over de plot van
Debt of Honor vertelde aan een luchtmachtofficier. Clancy: ''Die keek me met grote ogen aan en zei dat ze nooit deze mogelijkheid hadden besproken.''
Vóór 11 september 2001 hechtten de Amerikaanse autoriteiten kennelijk niet zo veel waarde aan fictie. Maar na de aanslagen vroeg het Witte Huis thrillerauteurs en een aantal scenarioschrijvers uit Hollywood na te denken over de gedaante die nieuwe terroristische aanslagen zouden kunnen aannemen. Hun fantasieën zouden de geheime diensten wellicht kunnen helpen met het voorkomen van nieuwe aanslagen.
Eén van die auteurs was Brad Thor, onder andere schrijver van het dit jaar verschenen boek Zwarte lijst. Hij vertelt in een interview met de conservatieve website The Daily Caller dat hij deel uitmaakte van de Analytical Red Cell Unit van het Department of Homeland Security. ''We moesten de 'bad guys' drie of vier stappen voor blijven. Het doel is om mogelijke doelwitten te identificeren en hoe die geraakt zouden kunnen worden. Het is de meest agressieve toekomstgerichte strategie van de federale regering die ik ooit heb gezien. Creatievelingen worden met militairen en afgevaardigden van inlichtingendiensten samengebracht om de meest opmerkelijke scenario's te bedenken. Het was een van de meest eervolle momenten van mijn leven toen mijn land mij hiervoor vroeg.'' Thor wil niet zeggen welke scenario's de revue passeerden. ''Wat er in de Red Cell Unit gebeurt, blijft daar.''
|
Brad Meltzer |
Ook collega-auteur
Brad Meltzer werd door het departement benaderd. ''Ik was een echte geheim agent'', schrijft hij, onder andere op zijn eigen website. ''Ik had geen dodelijke manchetknopen of een balpen met giftige punt, maar in 2004 werd ik gerekruteerd voor het Red Cell-programma. Het was een manier van de overheid om te anticiperen op mogelijke nieuwe terreuraanslagen in de VS. Ik werd kennelijk beschouwd als een creatieve denker omdat ik ooit een thriller had geschreven waarin een scène voorkomt die zich afspeelt in de tunnel onder het Witte Huis.''
Meltzer werd zo nu en dan in contact gebracht met een psycholoog en een filosoof. ''Soms werd ik alleen benaderd, per e-mail, en werd mij een mogelijk doelwit gesuggereerd.'' Hij mag niet aangeven wat of waar de doelwitten waren. ''Maar ik kan wel zeggen dat we er in zouden kunnen slagen om steden als mijn woonplaats New York binnen enkele minuten te vernietigen. Ik kwam eens 's avonds verbijsterd van zo'n sessie thuis, ontzet omdat ik ontdekte hoe makkelijk het was om ons te doden.''
De bijeenkomsten waaraan Meltzer deelnam vonden plaats ergens in het noorden van de staat Virginia, waar de overheid ruimte had gehuurd in een onopvallend kantoorpand. ''Mijn team bestond uit een scheikundige, een hoogleraar die kennis had van het Midden-Oosten en voormalige CIA- en FBI-medewerkers. We bogen ons over een vraag - bijvoorbeeld, hoe kun je het Witte Huis aanvallen? - en bedachten scenario's. De scheikundige deed zijn zegje over de explosieven, de hoogleraar over motieven, de ex-agenten over mogelijke veiligheidsproblemen en ik beeldde me in hoe de 'bad guys' dachten.''
Volgens The Washington Post heeft het Pentagon in de loop der jaren honderden Red Cell-teams laten brainstormen over de vuurkracht van buitenlandse wapensystemen. Daarvoor rekruteerden ze niet alleen webdesigners, maar ook historici en scriptschrijvers. Brad Meltzer zegt onder de indruk te zijn van de ernst en de aanpak van het Red Cell-programma. ''Ik heb liever dat ik mijn regering kan helpen het terrorisme te bestrijden dan een plekje op de bestsellerlijst.''
Voor zover bekend zijn Nederlandse thrillerauteurs nooit door de AIVD uitgenodigd om eens op een achternamiddag te brainstormen. Zelfs bij auteur
Tomas Ross, toch een begenadigd (com)plotdenker en zoon van een oud-BVD-medewerker, klopte de dienst nooit aan. ''Wel ben ik eind 2001 uitgenodigd voor een sessie met de politietop van Amsterdam. Daar was ook
Simon de Waal bij aanwezig. De hoofdcommissaris vroeg ons onze wildste fantasieën los te laten op het huwelijk van Willem-Alexander en Máxima dat op 2 februari 2002 zou plaatsvinden. Dat was geestig. Ik weet wel dat de AIVD soms denksessies houdt met sociale wetenschappers. Natuurlijk zou ik meewerken, als ik gevraagd werd. Altijd mooi om binnen de AIVD eens rond te kijken.''
(Dit is een geactualiseerde en bewerkte versie van een verhaal dat in 2004 verscheen in de kranten die waren aangesloten bij de Geassocieerde Pers Diensten)