Dossier /
Dossier Jean-Claude Izzo
Een leven lang schrijver
Izzo is amper vijfenvijftig als hij op 26 januari 2000 de strijd tegen longkanker verliest. Massaal berichten de Franse kranten over Izzo en zijn literaire werk. Zonder enige uitzondering hebben ze het over de fantastische reeks rond Fabio Montale, drie boeken die zich afspelen in Marseille en die Izzo de laatste jaren van zijn leven schreef.
Sebastien Izzo, Izzo’s zoon en beheerder van de officiële Izzo-website, is blij met al deze media-aandacht, maar tegelijkertijd betreurt hij het dat alleen de laatste vijf jaren van Izzo’s leven in de literaire herinnering door leven. “Mijn vader schreef zoveel meer,” vertelt hij, “poëzie, novelles, theaterstukken en krantenartikelen, zijn hele leven stond in het teken van schrijven.”
Immigrantenzoon
Dat schrijversleven begint op een zonnige en meer dan waarschijnlijk heldere zomerdag in Marseille. Het is 1945 en Wereldoorlog II ligt vers in het geheugen maar er is hoop op een betere wereld. Izzo’s vader Gennaro is een Italiaanse immigrant die de kost verdient als barman. Zijn moeder Isabelle groeide op in Marseille als de dochter van een Spaanse dokwerker. Zij werkt als naaister in een atelier.
Izzo is een verstandige jongen die volgens de overlevering elk schriftje, elke kaft en elke open ruimte op papier tout court volpent met verhaaltjes. Zoals de meeste immigrantenkinderen komt hij terecht op een technische school. Hij studeert af als “draaier-frezer” en kan met zo’n diploma makkelijk aan de bak komen op een scheepswerf in de buurt. Dat hij dat niet doet, is tekenend voor zijn ondernemingszin. Samen met vrienden opent hij een nachtclub, al is hij op dat moment nauwelijks zestien.
Misschien is het een geluk voor zijn latere bewonderaars dat de nachtclub een fiasco wordt. Nog voor zijn zeventiende levensjaar is Izzo op zoek naar een andere job en hij vindt die in een omgeving die hem ligt: een boekhandel. De jaren zestig zijn inmiddels aangebroken en Izzo sluit zich niet af van de toenmalige wereldproblematiek. Via de Christelijke vereniging Pax Christi begint hij te ijveren voor vrede, wat als zijn eerste politieke actie gezien kan worden.
Zijn overtuiging wordt overschaduwd door de oproeping voor militaire dienst. Zelfs een hongerstaking die hem 15 kilo kost, behoedt hem niet voor stationering in het Afrikaanse land Djibouti. Daar gaat hij voor het eerst voor een écht publiek schrijven, al is het dan via de krant van het leger.
In 1966 is zijn militaire dienst volbracht. Terug in Frankrijk vindt hij zijn eerste vrouw en sluit hij zich aan bij de socialistische partij. Als zijn politieke standpunten meer en meer naar het communisme verschuiven, gaat hij schrijven voor de linkse krant “La Marseillaise Dimanche”. In zijn vrije tijd schrijft hij gedichten.
Dichter
1970 vormt een keerpunt. Izzo vindt werk als bibliothecaris, een job die hij lang zal uitoefenen. Bovendien verschijnt zijn eerste dichtbundel, Poèmes à haute voix. Sindsdien publiceert hij met de regelmaat van de klok poëzie en wordt hij alsmaar actiever als journalist. In 1972 komt zijn zoon Sebastien ter wereld, maar die kan niet voorkomen dat zijn ouders in 1978 uit elkaar gaan. Izzo verlaat Marseille en gaat een jaar lang door de hel.
In 1980 neemt Izzo de draad van zijn leven weer op. Hij begint als freelancer voor verschillende kranten, werkt mee aan een poëziefestival en klust bij voor de radio. Hij trekt naar Parijs waar hij als volwaardig journalist aan de slag kan. Tegelijkertijd schrijft hij toneelstukken, scenario’s, liedteksten.
De literaire doorbraak
1995. Izzo is vijftig. In een beperkte kring geniet hij bekendheid als dichter, maar voor het grote publiek is hij een onbekende journalist. Daar komt verandering in als hij Total Khéops (vertaald als Teringzooi, later uitgegeven onder de titel Chaos) publiceert, zijn eerste misdaadroman. In een schaars interview zegt hij daarover: “Het voelt aan alsof ik mezelf Total Khéops cadeau gaf voor mijn vijftigste verjaardag. Ik schreef dat boek omdat een echte roman over Marseille niet bestond.”
Het hoofdpersonage is Fabio Montale, net als Izzo de zoon van Italiaanse immigranten en net als Izzo iemand die geraakt wordt door wat hij ziet in de wereld. Montale beging enkele jeugdzonden, waarvan één met ernstige gevolgen voor een slachtoffer. Hij wil daar verantwoording voor af leggen en daarom vervoegt hij het politiekorps. Hij hoopt zo zijn bijdrage te kunnen leveren aan een eerlijke maatschappij. Deze stap vervreemdt Fabio Montale van zijn jeugdvrienden die het slechte pad niet verlaten en hem zien als een verrader. De kloof met zijn vrienden verscheurt Montale en dat laat zich voelen in Total Khéops. Het is een zeer donker, pessimistisch boek, waarin vooral het thema van rivaliserende maffiabendes en het opkomende Front National (de extreemrechtse partij van Frankrijk) de lezer de adem benemen.
Ondanks het expliciete “Noir” in Total Khéops verovert Fabio Montale ontelbare Franse harten en Izzo’s eerste misdaadroman wordt overladen met literaire prijzen. “Het was me niet te doen om roem,” zegt Izzo, “ik schreef gewoon over wat me aan het hart ging. Na Total Khéops had ik ook helemaal geen idee of er nog een tweede roman met Fabio Montale zou volgen.”
Onsterfelijke Montale
De naam ‘Fabio Montale’ is een eerbetoon. Izzo is een groot bewonderaar van de Spaanse Manuel Vázquez Montalbán die een reeks schreef rond privé-detective Pepe Carvalho. Naast deze schrijver draagt Izzo ook de Fransman Louis Guilloux, schrijver van zeer realistische en rauwe verhalen en de Amerikaan Jim Harrison in zijn hart. Het grootste compliment dat Izzo ooit kreeg was dat een lezer, na het lezen van Total Khéops “zo’n verdomde zin had om ondanks alles verder te leven.” Dat is precies het gevoel dat Izzo zelf overvalt als hij Jim Harrison leest.
“Al die invloeden zitten in Montale, en daarnaast heb ik ook een beetje van mezelf in hem gestopt,” licht Izzo toe. “Ik heb vooral persoonlijke dingen met hem gemeen, zoals het houden van lekker eten of graag wijn drinken. In tegenstelling tot Fabio heb ik echter een hekel aan vissen. En ik was natuurlijk nooit flik. En ja, net als Montale, ben ik een pessimist. De toekomst ziet er triest uit. Maar ik ben niet wanhopig, het is de wereld die wanhopig is.”
Een heel duidelijke overeenkomst tussen schrijver en personage is de liefde voor Marseille. Die liefde voor de Zuid-Franse havenstad komt uit zowat elke zin tot uiting. Als geen ander weet Izzo mediterrane geuren en kleuren, en vooral het licht van Marseille, in zijn proza te vangen.
Uitstapje naar Bretagne, Saint Malo
Toch verlaat Izzo zijn geliefde stad voor een tweede keer. Hij ontmoet, na publicatie van Total Khéops, zijn tweede vrouw en volgt haar naar Saint Malo, het voormalige piratennest aan de Bretoense kust. Zo ver van Marseille kan hij niet anders dan volop over haar schrijven, en een jaar later verschijnt Chourmo, het tweede deel met Fabio Montale in de hoofdrol. In dit deel neemt Montale gedesillusioneerd afscheid van het politiekorps. Als eenzaat, smachtend naar de ware liefde en omringd door de zorg van zijn buren, trekt hij opnieuw op tegen haat, racisme en geweld.
Alle personages in Izzo’s boeken zijn levensecht. Van de oude buurvrouw Honorine, over nicht Gélou tot aan cafébaas Fonfon, ze sprankelen allemaal de pagina’s af. “Alle personages zijn verzonnen,” vertelt Izzo. “Hoewel… ze werden geïnspireerd door vrienden. De enige echt bestaande persoon uit mijn boeken is Hassan, de waard van ‘Bar des Maraîchers’.”
Terugkeer naar het Zuiden
In 1997 keert Izzo definitief terug naar de Provence. Hij neemt een tijdelijke Montale-pauze, maar dat belet hem niet om dat jaar drie andere werken te publiceren, waaronder de roman Les marins perdus, vertaald als Eindpunt Marseille. Net als in zijn Marseilletrilogie komt in Les marins perdus zijn sociale bewogenheid tot uiting. Het boek gaat over een boot die om financiële redenen in Marseille aan de ketting wordt gelegd. Het grootste deel van de bemanning zwermt uit, maar drie mensen blijven aan boord: de kapitein, de eerste stuurman en een marconist. Terwijl de tijd verstrijkt vertellen ze elkaar hun leven, dromen en angsten. Ze verloren alle drie de liefde van hun leven en het samenleven in de onzekerheid van de toekomst vergaat hen slecht. Naast het diepmenselijke verhaal dat Izzo in Les marins perdus vertelt, wilde hij ook de uitzichtloosheid van vele zeelui aan de kaak stellen. Het is geen pretje om ergens in een verre haven te stranden als je reder failliet ging.
De laatste jaren
Het volgende jaar begint Izzo’s gezondheid te wankelen, net als zijn tweede huwelijk. Ondanks het aandringen van uitgever Gallimard weigert Izzo om nog verder te gaan met Fabio Montale. Hij beëindigt in 1998 Solea, definitief en onherroepelijk het laatste deel met Montale. Het is opnieuw een krachtig boek vol authenticiteit maar het kan Izzo’s pessimistische kijk op de wereld niet verhullen. De maffia krijgt Marseille in haar greep en daar is geen kruid tegen gewassen, zelfs niet in de vorm van de taaie Fabio Montale. Izzo voegt een noot bij Solea: “Het is goed het nog eens te herhalen. Dit is een roman. Niets van wat u gaat lezen is echt gebeurd. Maar omdat het me onmogelijk is onverschillig te blijven bij het dagelijks lezen van de kranten, volgt dit verhaal de wegen van de werkelijkheid. Want daar speelt alles zich af, in de werkelijkheid. En in de werkelijkheid overtreft de gruwelijkheid met afstand alle denkbare fictie. Wat betreft Marseille, mijn stad, altijd ergens tussen tragedie en licht in, dat weerspiegelt, zoals het hoort, de echo van wat ons bedreigt.”
Izzo is intussen doodop. Hij heeft moeite om zijn afspraken rond nieuw werk na te komen. Hij trouwt in februari 1999 voor de derde keer, in januari 2000 sterft hij aan de gevolgen van longkanker. Met hem verloor Frankrijk een bezield schrijver. Het is goed dat zijn werk doorleeft in de harten van zijn lezers.
Links:
http://www.jeanclaude-izzo.com/frameset.html
Bibliografie
1970 - Poèmes à haute voix (P.J. Oswald)
1972 - Terres de feu (P.J. Oswald)
1974 - Etat de veille (P.J. Oswald)
1975 - Braises, brasiers, brûlures (poèmes illustrés par E. Damofli)
1975 - Passage de femme (Guy Chambelland)
1976 - Le réel au plus vif (Guy Chambelland)
1978 - Clovis Hughes, un rouge du Midi (J.Laffitte)
1995 - Total Kheops (Gallimard, Série Noire) (Teringzooi, De Geus, 2002)
1996 - Chourmo (Gallimard, Série Noire) (Chourmo, De Geus, 2003)
1997 - Loin de tous rivages (Ed. du Ricochet)
1997 - Les marins perdus (Flammarion) (Eindpunt Marseille, De Geus, 2007)
1997 - 13 rue Saltalalacchia (Ed. du Ricochet)
1998 - Vivre fatigue (Librio)
1998 - Solea (Gallimard, Série Noire) (Solea, De Geus, 2004)
1999 - L'Aride des jours (Ed. du Ricochet)
1999 - Le soleil des mourants (Flammarion)
1999 - Un temps immobile (Filigrane Editions)
2000 – Marseille (Hoëbeke)