Interview /
Drama in Amsterdam
Ook tijdens dit bezoek aan Nederland is er geen tijd voor sightseeing. Maar hij heeft wel degelijk iets spectaculairs gezien: vanochtend werd er een boom gekapt aan de overkant van de gracht, die met een oorverdovend kabaal naar beneden viel. ‘Drama in Amsterdam,’ noemt hij het. Hij heeft er zelfs een filmpje van gemaakt, dat hij later op zijn persoonlijke Facebookpagina zal zetten.
Want ja, Jonasson heeft Facebook. En dat terwijl hij er in zijn derde boek, Gangster Anders en zijn vrienden (en een enkele vijand), waarvan gisteren de Nederlandse vertaling is verschenen, vooral de draak mee steekt: een louche personage fotografeert zichzelf met een gestolen auto en zet deze foto op Facebook, en ‘omdat iedereen daar iemand kent die iemand kent’ wordt de dief al snel gesnapt en in elkaar geslagen; iemand begint een Facebookfansite voor een gewelddadige gangster, die binnen drie dagen een miljoen volgers heeft; twee oplichters stichten een kerk met als doel mensen zoveel mogelijk te laten geven — maar hebben een hekel aan de ‘vind ik leuk’-knop, ‘want dat gaf mensen de mogelijkheid om een duim op te steken in plaats van een briefje van honderd kronen te sturen’.
Facebook (en de manier waarop mensen ermee omgaan) is niet het enige maatschappelijke fenomeen dat in Gangster Anders en zijn vrienden op de hak wordt genomen. Net als Jonassons vorige twee boeken — De honderdjarige man die uit het raam klom en verdween en De zonderlinge avonturen van het geniale bommenmeisje — is Gangster Anders niet alleen een hilarische schelmenroman, maar ook een satire op de (Zweedse) samenleving. En dus wordt er vrolijk gespot met het christelijke geloof, het koningshuis en de sensatiebeluste media, waaronder in het bijzonder de Zweedse avondkrant Expressen, waar Jonasson zelf lange tijd werkzaam voor was.
‘Een bang land is een land dat de avondkrant koopt,’ schrijft u, wanneer Expressen ‘na haastig maar grondig journalistiek werk’ vier hele pagina’s wijdt aan de zogenaamd dodelijk gevaarlijke Gangster Anders.
‘Ik heb een haat-liefde-verhouding met avondkranten, en met de media en journalistiek in het algemeen. Ze zijn eerlijk, ze liegen niet — dat is het beste wat je kunt zeggen over dagbladen als Expressen. Ze zijn voortdurend bezig met het zoeken naar incidenten; ze willen nieuws en koppen waar ze mensen mee kunnen bang maken. Ze verzinnen niets, maar ze doen hun best om schokkende gebeurtenissen zo groot mogelijk te maken.’
Was dat de reden dat u in 1994 stopte als journalist?
‘Nee, het is eerder een gevolg geweest van mijn persoonlijkheid. Hoewel ik nog geen idee had wat ik wilde doen, wist ik al vanaf mijn achttiende dat ik een auteur was — ik wilde het niet worden, ik was het gewoon. Ik klom uit mijn raam, zoals de honderdjarige uit mijn eerste boek, iets wat ik een aantal keer in mijn leven heb gedaan — en ik heb dit moeten doen om schrijver te worden.’
Toch zei u de media-wereld niet meteen vaarwel.
‘Dat klopt. Ik heb eerst nog een andere carrière gehad, als oprichter van mijn eigen media-consultancy-bedrijf. Maar net als het zijn van journalist, is mediaconsultant niet bepaald een beroep waarmee je de wereld verandert. Het belangrijkste wat ik heb gedaan in die jaren is het ontwikkelen van een televisieprogramma waarbij eerlijk kon worden gewed op paardenraces, en dat tegelijkertijd leuk was voor de hele familie om naar te kijken. Dat komt niet eens in de buurt bij de zin van het leven.’
Verandert u de wereld nu dan wel, nu u boeken schrijft?
‘Nee, dat niet. Maar ik hou van het schrijven, en ik krijg veel waardering. Ik ben blij met wat ik doe. Niet iedereen is bestemd om de wereld te veranderen. Maar niemand is bestemd om televisieprogramma’s over paardenrennen te maken.’
Heeft u een doel met het schrijven van boeken?
‘Voor mij is het voldoende om de lezer een tijdje te amuseren. Als hij of zij door mijn boeken bovendien wat leert of op de mensheid reflecteert, is dat mooi meegenomen. Maar ik geloof niet dat ik de wereld echt kan verbeteren met mijn boeken — hoewel het natuurlijk wel heel leuk zou zijn. Ik zou het in ieder geval vreselijk vinden als dit boek tot gevolg heeft dat mensen lui worden, of gaan moorden of kerken aanvallen.’
Want dat is wat uw personages doen.
‘Mijn personages zijn inderdaad zeer immoreel. De honderdjarige Allan Karlsson uit mijn eerste boek doodt anderen, in De zonderlinge avonturen van het geniale bommenmeisje worden er atoombommen verkocht en genocide gepleegd, en in Gangster Anders verdienen twee oplichters geld met het exploiteren van de diensten van een huurmoordenaar en -mishandelaar. En toch houden we van ze. Hoe kan dat? Die vraag kan ik niet beantwoorden, maar dat hoeft ook niet — het is een interessant belangenconflict waarvan ik de discussie graag aan de lezer overlaat.’
Eerder heeft u gezegd dat Allan Karlsson is gaan functioneren als uw alter ego. Is er ook in Gangster Anders een personage met wie u zich identificeert?
‘Dat hoop ik niet. In het geval van Allan herkende ik veel in — en leerde ik van — zijn zorgeloze instelling. Toen ik jong was had ik die zorgeloosheid zelf ook, maar later ben ik het verloren; ik nam mijn carrière veel te serieus. Het zorgeloze heb ik vervolgens weer teruggekregen, met behulp van het karakter Allan. Maar er is niets dat ik kan leren van de pastor, de receptionist en de gangster uit Gangster Anders — wat het overigens nog merkwaardiger maakt dat je toch sympathie voor deze figuren krijgt.’
U heeft in uw leven een aantal keer het roer vrij rigoureus omgegooid. U gaf een succesvolle carrière als journalist op om een eigen onderneming op te richten, u verkocht het inmiddels zeer goed lopende bedrijf om boeken te gaan schrijven. Bent u snel verveeld?
‘Ik heb een onrustige ziel, dat zeker. Wat waarschijnlijk dan weer juist de reden is dat ik er van houd lange reizen per trein te maken: zelf rijden, in een auto, is stressvol, en als ik het vliegtuig pak, merk ik niet dat ik me verplaats. Tijdens een treinreis ben ik rustig en relaxed: als ik naar buiten kijk is er haast alleen maar natuur, ik zit stil en toch kom ik vooruit. Op die momenten, wanneer ik me kan concentreren op lezen en schrijven, voel ik me het prettigst.
Sinds een paar jaar woon ik op het eiland Gotland, in de Oostzee. Ook dat maakt me rustig. Een eiland brengt niet alleen fysieke begrenzingen met zich mee — het maakt niet uit of je oost, west, zuid of noord gaat, op een gegeven moment kan je niet meer verder — maar ook mentale: gedachten reizen niet zo gemakkelijk over open water, en dus vliegen ze niet overal heen, sleuren ze me niet overal mee naar toe. Aanvankelijk vond ik het leven op een eiland en het idee dat je niet zomaar weg kunt beklemmend, en daarom kreeg ik het idee om een helikopter te kopen. Maar ik merk dat dit plan steeds verder op de achtergrond raakt — ik word steeds meer een eilandpersoon.’
Al uw romans zijn tot nu toe verhalen geweest over schelmen die allerlei bizarre avonturen beleven. Kunt u zich voorstellen dat u een ander type boek zult schrijven?
‘Ik heb een 9-jarige zoon die graag wil dat ik een kinderboek ga schrijven, dus dat is zeker mogelijk. Uitdagender is het om een ander type roman te schrijven. Overigens is het schelmenaspect is geen vaststaand principe; naar mijn mening begint een verhaal met wat je wilt vertellen. Als, bijvoorbeeld, Elvis ineens toch in leven zou blijken te zijn en ik zou hem ontmoeten, dan zou het gewoonweg stom zijn om deze ontmoeting als een schelmenverhaal op te tekenen. Alles begint met het verhaal — dat is het uitgangspunt. Dat is wat ook zo tragisch vind aan de vele manuscripten die mijn uitgever dagelijks binnen krijgt. Er zijn zoveel hoopvolle schrijvers die keurige, goed geschreven en goed gespelde manuscripten afleveren, maar eigenlijk niets te vertellen hebben. Veel beter is het om met een goed verhaal te komen waaraan wat stijl betreft nog een hoop gesleuteld moet worden.
Misschien is het mijn talent dat ik overal verhalen in zie. Lang geleden was ik op een treinstation, waar ik een man zag met een grote koffer. Hij wilde naar de wc, maar realiseerde zich dat het hokje te klein was voor hem en zijn koffer samen; dus ziet hij ervan af. Het duurde drie seconden, maar ik heb het onthouden, en jaren later is dit een centrale scène geworden in De honderdjarige man. Ik observeer de wereld om me heen, ik zie absurditeit en ik kan situaties in humor omzetten.’
Dus zo’n boom die in de gracht valt, dat kan over tien jaar in een van uw boeken terecht komen?
‘Precies. Het kan een embryo zijn van een goed verhaal, en dat is waarschijnlijk ook de reden geweest dat ik het heb opgenomen. Ik heb voorlopig nog wel genoeg onderwerpen om over te schrijven — de stompzinnigheid van mensen stopt nooit.’
Foto: Sara Arnald