Column /
Een column van Milou van der Will
Delete
En toen kwam de dag dat ik mijn nieuwe thriller bijna af had. Ik zat aan een zonovergoten eettafel in mijn nieuwe huis en scrolde door het document dat mijn nieuwe boek werd. Er was een verschijningsdatum, een prachtig omslag, de boekhandel kocht in. Ik hoefde alleen nog een beetje te schaven hier en daar. Fijn hoor, het was allemaal net op tijd gelukt met die deadline, zo tussen de verhuizing en het klussen door, met een steeds dikker wordende babybuik en de zorgen om mijn lieve tante die een ingrijpende operatie te wachten stond. Maar hé, schrijven gaat altijd. Dat was mijn motto. Schrijven kan altijd, waar ik ook ben en wanneer ik die pen maar oppak.
Pas maanden na die zonnige dag, opende ik het document weer. En toen drukte ik niet op print, zoals mijn plan, maar op delete. Gewoon delete, alles weg.
Ik herlas namelijk het hoofdstuk dat ik schreef terwijl mijn tante op de operatietafel lag. Ik herlas de hoofdstukken die ik schreef toen de klusmeneer toch nog een weekie of twee, drie, vier extra nodig had om alles af te maken. Ik herlas het hoofdstuk dat ik schreef na een lange dag behangen. Het was niet goed. Sterker nog, het was slecht.
Om tot dat inzicht te komen, moest mijn leven trouwens eerst nog even compleet veranderen. In de maanden tussen die optimistische, zonnige dag aan de eettafel en het moment van de deleteknop, gebeurde dat. Nu ben ik op zich best van de onverwachte plotwendingen, maar deze had ik het liefst aan me voorbij laten gaan. Van de ene op de andere dag stond er iets radicaal anders op het spel dan een deadline: de gezondheid van mijn ongeboren kind.
Ik ben niet iemand die uitgebreid verslag doet van verkoudheidjes op Facebook, of die op een verjaardag het hoogste woord heeft, dus ik zal zeker ook nu niet al te veel persoonlijke details tegen je scherm kwakken. Kort samengevat kreeg ik nieuws, waardoor ik letterlijk en figuurlijk alles uit mijn handen liet vallen. Niets telde meer, dat boek niet, geldsores niet en ach hou op over die lekkende kraan in de wc, de onaffe plinten, de Facebook-verkoudheidjes, het gezemel over het weer, of het geouwehoer van onaardige politici. Allemaal zó niet boeiend.
Onze wereld werd klein, kleiner, kleinst en beperkte zich tot het ziekenhuis, ons gezin en dat kleine meisje dat geboren zou worden. Het was nagelbijten, billenknijpen, tranen, en handen vasthouden. Liefde. Het was maanden achtereen zo intens veel liefde om ons heen. Het leven dat tegelijkertijd prachtig en gruwelijk was. Hoopvol en angstaanjagend. Gezondheid is niet vanzelfsprekend, maar wat een cadeau is het, als je het krijgt. Soms krijg je het dus niet cadeau, soms moet je ervoor vechten, zelfs als je nog maar een klein minimensje bent. Ons minimensje vocht met levenslust, onder begeleiding van de slimste artsen en met levensreddende medicatie. En ze kreeg het voor elkaar. Op een dag mocht ze gewoon met ons mee naar huis, in de Maxi-Cosi, net als een echte baby. Want het was goed. Nog steeds spannend, maar goed.
Maanden later dus, opende ik als een ander mens, dat document weer eens. En toen wilde ik het pas lezen. Dat schrijven niet altijd gaat. Het ging niet, bij mij, toen de zorgen over leven en dood gingen. Ik had mezelf verschrikkelijk voor de gek gehouden, als een overlevingsmechanisme, door de zelfopgelegde verwachting alles altijd maar te kunnen, uit een misplaatste angst voor die eeuwige deadline. En nadat ik was verlost van die zorgen, was het er weer, als een oude vriend, bij wie het niet erg is als je hem een tijdje niet hebt gezien. Het plezier was nog even groot, net als de flow en de ideeën die weer wilden stromen. Ik begon bij het begin. Ik schreef dat boek, weer, vanaf de eerste letter opnieuw, met dezelfde ingrediënten, maar anders samengesteld. Beter.
Ik durf nu met trots te zeggen dat het binnenkort echt in de boekhandel ligt. In mei, toevallig ook de maand waarin mijn dochter haar eerste verjaardag viert. Best een toffe toevalligheid, vind ik zelf. Stil in de stad, heet het trouwens. Het lijkt me leuk als je het wilt lezen en ik hoop dat je er ontzettend van geniet. Zo niet, troost je dan vooral met de gedachte dat het altijd nóg slechter had kunnen zijn.