Column /
Een column van Toni Coppers
In mijn jeugd had ik een oude lampenradio op mijn kamer. Het loodzware ding had een goeie minuut opwarming nodig voor het geluid maakte, maar daarna kwam de hele wereld naar binnen waaien in de kamer van die kleine jongen in zijn dorp: sonore nieuwslezers van de BBC World Service, vreemde stemmen uit Zagreb, nachtelijke berichten van Radio Moskou. Ik ben al veel kwijtgespeeld in mijn leven –meestal ballast, gelukkig- maar het verlies van mijn Blaupunkt Sultan is een van mijn treurigste momenten. Het toestel, weet ik nu, was een magische wensdoos.
Het gaf me een levenslange liefde voor klassieke muziek met die eerste melancholische flarden Chopin via Radio Warschau, het legde de kiemen voor een carrière bij de radio, het voedde het verlangen om reisjournalist te worden. Dat is op zich al heel wat, voor één jongen. Maar mijn oude Blaupunkt deed nog meer.
Het gooide de luiken van mijn verbeelding open en toonde fictieve landschappen waarvan ik voordien het bestaan niet eens vermoedde. Die oude radio deed me dromen. Vandaag hinkelt een flink deel van mijn leven tussen verbeelding en werkelijkheid. Tussen droom en daad. Een goede misdaadroman vertoeft voortdurend in de wereld van de ethiek, van de grote levensvragen, van goed en kwaad en de soms flinterdunne lijn tussen beide. Ik zou geen andere boeken kunnen schrijven dan boeken die een stapje verder gaan dan de simpele ‘wie heeft het gedaan’ thrillers. En als ik echt voor de keuze sta, dan zal ik een goed en mooi verhaal altijd laten voorgaan op de pure, nagelbijtende spanning.
Schrijven is zeker ook een vorm van bevrijding, van bezwering, een aspirientje voor onze oerangsten en reflexen: ons voyeurisme, ons onbehagen voor het vreemde en “de” vreemde, onze angst voor de dood. Dat geldt voor zowat alle kunstvormen, maar zeker voor de misdaadliteratuur. Via de kunst sublimeer ik al die minder fraaie dingen die zich in de diepste krochten van mijn ziel schuilhouden. In het leven van een schrijver –tenminste, dat is bij mij het geval- is er weinig verschil tussen het echte leven en dat van de verbeelding. Ze spelen voortdurend haasje over. Liese Meerhout, mijn fictieve personage, is na negen jaar bijna even reëel voor mij als sommige échte mensen.
Het bedenken van een complexe scène met mijn fictieve karakters gaat me vaak beter af dan de meest banale huishoudtaak of de simpelste praktische opdracht uit het echte leven. Het is zoals de filosoof Nietzsche het ooit formuleerde: ‘de kunst verdraagt geen realiteit’. Of nog: ‘kunstenaars zijn slaapwandelaars bij daglicht’. De avonturen en obstakels van mijn personages vinden hun weg naar de ontbijttafel en verweven zich met de reële beslommeringen en avonturen van het gezin. Zodat ochtendlijke conversaties, tussen de schooltassen en de yoghurt, van het ene moment op het andere kunnen gaan over de beste manier om iemand te vermoorden (de dochter) of ‘de coolste autoachtervolging’ (de jonge zoon).
Twee jaar geleden heb ik, na decennia van twijfelen en van existentiële angsten, letterlijk de stap gezet heb van droom naar daad en van schrijven mijn leven gemaakt. En ondertussen loopt ‘Coppers’ op de Vlaamse televisie en is ‘mijn’ Liese Meerhout op het scherm te zien, waardoor mijn werkelijkheid zo stilaan evenveel laagjes krijgt als een gebakje van bladerdeeg: de fictieve Liese die door een echte actrice wordt ‘gespeeld’ in een echte serie die pure fictie is. ‘Het kan verkeren’, zei Bredero.
Benieuwd naar de thrillers met Liese Meerhout in de hoofdrol? Op Hebban maak je kans op een boekenpakket met drie Liese Meerhout-thrillers. Bekijk het kader rechts naast deze column voor meer informatie.