Een filosoof in de abdij
Toen ik voor het eerst een cursus filosofie voor de kiezen kreeg, heb ik gezweet. Van liefde op het eerste gezicht was geen sprake. Aan het einde van het academiejaar moest ik me al heel hard inspannen om te begrijpen waar de examenvragen nu precies over gingen. En dan had ik ze nog niet beantwoord. Dat ik uiteindelijk slaagde voor mijn examen, had evenveel of meer met geluk dan met wijsheid te maken. ’s Nachts schiet ik nog wel eens badend in het zweet wakker, me in paniek afvragend hoe dat ook weer zat met “het Daseinsmatige karakter van het Miteinandersein bij Heidegger”, waar me toen in Leuven op die zonnige ochtend in juni naar werd gevraagd. Het duurt altijd een tijdje eer de paniek weer weg is.
En zie, zoveel jaar later schrijf je een boek dat over filosofie gaat. Of toch over een filosoof, en vooral over de Vlaamse pater die in 1938 40.000 pagina’s handschriften van die filosoof nazi-Duitsland uit smokkelde en naar België bracht. De franciscaan, de lievelingsneef van mijn grootmoeder, steeg boven zichzelf uit en stelde de handschriften van Edmund Husserl, misschien wel de belangrijkste filosoof van zijn tijd, veilig. Daarnaast hielp hij de Joodse weduwe van de filosoof zeven jaar lang onderduiken in de buurt van Leuven en verstopte hij de kostbare manuscripten tijdens de oorlog op verschillende plaatsen in het land, in bankkluizen en ingemetseld in de muren van een abdij.
Aan de reconstructie van dat verhaal, dat nu onder de titel De pater en de filosoof in de boekhandel ligt, heb ik vijf jaar gewerkt. Ik snuisterde in archieven, bivakkeerde wekenlang in bibliotheken, en ging de laatste kroongetuigen interviewen (sommigen van hen zijn ondertussen al overleden). Haast al mijn vrije tijd ging op aan mijn onderzoek naar pater Herman Leo Van Breda, zoals hij heette. Die zoektocht werd elke week spannender en spectaculairder. Ik kreeg brieven en handschriften in handen van grote wijsgeren en schrijvers, en vond foto’s van de pater met Konigin Fabiola en met de Israëlische premier Golda Meir.
'Alles gaat voorbij, maar als iets onverwacht voor héél even terug tot leven komt, dan kan een mens daar erg vrolijk van worden.'
Maar voor mij persoonlijk kon geen enkele ontdekking tippen aan een brief uit juni 1946 die ik in het Antwerpse Letterenhuis vond. Daarin heeft pater Van Breda het plots over mijn grootouders. ‘In Wortel (mijn geboortedorp, een kerkdorp bij het Vlaamse Hoogstraten – TH) wonen een kozijn en een nicht van mij’, schrijft hij. ‘Ze hebben een groot gezin en voeden hun kinderen uitstekend op, eenvoudig en degelijk, en met een zekere stijl’. Vervolgens schildert hij ook een klein portretje van enkele van mijn op dat moment nog piepjonge tantes. Heel even werden mijn grootouders en hun gezin weer levende mensen. Alles gaat voorbij, maar als iets onverwacht voor héél even terug tot leven komt, dan kan een mens daar erg vrolijk van worden. Op een roze wolk verliet ik het Letterenhuis.
Al moest het mooiste nog komen toen het boek er eenmaal was. Het kreeg uitstekende recensies en het doet het goed in de verkoop. Dat is prettig, en ik werd er blij van. Maar toen ik hoorde dat het boek binnenkort wordt voorgelezen aan de paters van het Sint-Sixtusklooster van Westvleteren was ik ontroerd. Eén van de broeders vertelde het twee weken geleden aan mijn vader, toen hij op bezoek was in het klooster. Hij had zich zelf nog een tijdje aan het werk van Husserl gewijd, en had het boek bij zijn medebroeders aanbevolen. Mijn vorige boek, over de landloperskolonies van Wortel en Merksplas, hadden de paters van Westvleteren ook al voorgeschoteld gekregen.
Tijdens maaltijden mogen de broeders niet spreken, dus wordt er aan hen voorgelezen. En binnenkort krijgen ze De pater en de filosoof daar te horen, als was het een bijbeltekst. Een boek over een filosoof. En vooral over een pater. Het voelt alsof hij in Westvleteren, waar hij wellicht nooit is geweest, toch een heel klein beetje zal thuiskomen.
Toon Horsten stootte in zijn eigen familie op het verhaal van Pater Van Breda en de redding van het Husserl-archief, en werkte jarenlang aan een zorgvuldige reconstructie van deze geschiedenis. Hij publiceerde eerder onder meer Landlopers, Het geluk van de lezer, Kinderen van Kuifje en Vlaamse reuzen (met Jan Smet).
Meer columns van auteurs en andere boekenvakkers lees je hier.