Lezen /
Een kort verhaal van Jennefer Mellink
In sneltreinvaart
De trein naderde het perron. Tientallen mensen stonden om haar heen te dringen om als eerste de trein in te kunnen stappen. Ze trok haar handschoenen uit en propte ze in haar jaszak, waarna ze haar twee koffers oppakte. Toen de trein tot stilstand kwam, sloop ze tussen de menigte door naar binnen. Haar koffers tilde ze een voor een naar binnen. De natte, vertrapte sneeuw deed haar bijna uitglijden, maar ze wist net op tijd haar evenwicht te bewaren.
Met haar gezicht diep in haar sjaal begraven, bekeek ze alle passagiers die ze passeerde aandachtig. Ondertussen zocht ze een plaatsje, maar dat leek geheel tevergeefs. Schichtig keek ze van links naar rechts, haar ene koffer in haar rechterhand en de andere koffer achter haar aan slepend. De vloer was glibberig door de sneeuw die iedereen onder zijn voeten mee de trein in nam. Twee jongens van een jaar of negentien, die midden in het gangpad stilstonden, keken haar van top tot teen aan met een hongerige blik in hun ogen. Geïrriteerd wurmde ze zich langs hen heen. Omdat ze het gesleep met haar zware koffers beu was, parkeerde ze haar koffers in de daarvoor bestemde rekken, waarbij ze hulp kreeg van een grijsharige man in een blauwe tuinbroek, die stonk naar sigaretten en drank. De man schonk haar een gulle glimlach, maar ze glimlachte niet terug. Wel bedankte ze hem, maar ze sprak zo zachtjes, dat hij haar waarschijnlijk niet eens hoorde.
Toen ze in de richting van de volgende coupé liep, viel het haar pas op dat de twee jongens die ze zojuist gepasseerd was, haar achtervolgden. Met hun handen nonchalant in de zakken van hun zwarte bomberjacks liepen ze zonder met elkaar te spreken achter haar aan. Hun schoenen maakten een piepend geluid op de nattige, kille vloer. Ze begonnen haar behoorlijk op haar zenuwen te werken, aangezien ze er niet ongevaarlijk uitzagen. Hun lichamen waren breed en gespierd en hun blikken waren koelbloedig. De ene droeg oude en versleten kleren en de zwarte muts die de andere jongen over zijn hoofd had getrokken, bedekte zowat zijn hele gezicht. Omdat ze niet al te ver van haar koffers vandaan wilde zitten, restte haar geen andere keuze dan plaats te nemen in deze verlaten coupé, waar geen mens te zien was. Ze hoopte dat de conducteur spoedig zou komen, dan zou ze zich iets veiliger voelen. Ze keek naar buiten, naar het sprookjesachtige witte landschap, maar het prachtige plaatje bood haar geen rust.
De twee jongens gingen achter haar zitten en begonnen met elkaar te smoezen. Ze voelde zich steeds ongemakkelijker, daarom besloot ze op te staan en terug naar haar koffers te lopen.
Ze bracht deze lange treinreis liever staand door dan in een coupé met twee jongens die het op haar voorzien leken te hebben.
Toen ze opstond, gingen de jongens ook snel staan. Ze keek achterom en zag hoe de ene jongen zijn wollen muts nog verder over zijn gezicht trok, voor zover mogelijk.
Ze ademde diep in en liep zo snel als ze kon terug naar haar koffers, de lange verlaten coupé door. Iedere stap die ze zette, kostte haar enorm veel moeite, alsof er beton door haar aderen stroomde in plaats van vloeibaar bloed.
‘Hé! Mevrouw!’ riep een van de jongens, terwijl hij in haar richting begon te rennen.
Een koude rilling trok over haar rug en even bleef ze verstijfd staan. Ze was nog maar tien meter verwijderd van de volgende coupé waar wel mensen zaten. Slechts een deur, een verbindingsstuk en nog een deur zaten ertussen. Ze keek vluchtig achterom en zag de jongen die haar zojuist riep dreigend op haar af komen met iets zwarts in zijn handen. Ze dwong zichzelf te rennen, maar haar lichaam weigerde dienst.
‘Wacht!’ riep de jongen, luider ditmaal. Hij was vlak achter haar. In een fractie van een seconde probeerde ze te bedenken wat ze kon zeggen of doen, maar ze had geen enkel idee. Ze leek volkomen gehersenspoeld.
Een zware hand op haar schouder deed haar ineenkrimpen. Ze draaide zich om en keek de jongen aan. Zijn diepliggende donkere ogen, zijn huid bijna witter dan de sneeuw buiten en zijn ingevallen jukbeenderen maakten haar banger dan ze al was, en ze merkte dat ze hevig begon te rillen over haar hele lichaam.
‘Zijn deze van u? Volgens mij liet u ze vallen toen u ons zojuist passeerde,’ zei de jongen, terwijl hij zijn hand ophield als een kind dat om snoepgoed bedelt. In zijn hand hield hij haar zwarte, lederen handschoenen vast.