Lezen /
Een kort verhaal van Melissa Skaye
Papa's meisje
Met dagenlang temperaturen ruim boven de vijfentwintig graden, was de airconditioning in de supermarkt pure verwennerij. Terwijl ik de boodschappen op de band legde, dacht ik liever nog even niet aan de klap die onherroepelijk zou komen zodra Stella en ik weer buiten zouden zijn. Vanochtend hadden we verkoeling in het buitenbad gezocht. Er waren schoolvriendinnen van Stella geweest waar zij zich mee vermaakte terwijl ik met enkele moeders in gesprek raakte.
‘Niets vergeten?’ vroeg ik aan mijn dochter die geroutineerd alle aankopen bekeek. De ingrediënten voor een maaltijdsalade waren door haar in de kar gelegd en zo te zien hadden we alles.
‘O, we missen wel iets, de pindakaas is op. Lieverd, wil jij die even pakken? We zijn al aan de beurt.’
Ze keek me met opgetrokken wenkbrauwen aan.
‘Alsjeblieft?’ vroeg ik.
Mokkend liep Stella bij de kassa vandaan, terwijl de caissière onze boodschappen scande. Het was een vrouw van een jaar of vijfenvijftig en ze wierp me een blik toe die zei: pubers!
‘Ze is moe, we zijn naar het zwembad geweest,’ zei ik verontschuldigend.
‘Hoe oud is je dochter?’ vroeg ze.
‘Veertien.’
‘Dan moet ze juist vol energie zitten, toch?’ De vrouw schudde lichtjes haar hoofd, en ging daarna door met het scannen van de boodschappen.
Ik keek achterom en ik zag Stella met de pot pindakaas op haar dooie akkertje aankomen. Ze passeerde een roodharige man die haar helemaal nakeek. Hij stond met zijn rug naar de stelling frisdranken en had zo te zien geen karretje of mandje bij zich. Ook niets in zijn handen. Ik zag dat hij veel bekijks had, hij viel duidelijk uit de toon. Ik heb niet snel een oordeel klaar over mensen, maar hij viel niet alleen onder de noemer ‘vreemde’, ook ‘engerd’ kwam bij me op. Het was een man van een jaar of vijfenveertig met het uiterlijk van de pop Chucky uit de film Child’s Play. Gekleed in een strakke jeans, cowboylaarzen en een mouwloos hemd dat zijn borsthaar alle ruimte gaf. Een unheimisch gevoel overviel me.
‘Kom,’ maande ik Stella tot iets meer spoed. ‘Zet de pot maar op de band.’
Ze duwde de pindakaas in mijn handen, ik gaf hem aan de caissière en wierp een vluchtige blik achterom. Die engerd was verdwenen. We stopten even later de boodschappen in onze fietstassen. Stella veegde over haar voorhoofd. Zoals verwacht was de overgang van koel naar warm groot. Mijn T-shirt plakte direct aan mijn lijf. Zuchtend stak ik de fietssleutel in het slot.
‘Ik heb best trek ondanks de warmte,’ zei ik. Het was al vijf uur geweest en we hadden uren geleden een tosti bij het zwembad gegeten. Terwijl ik aan de tosti dacht, schoot me ook weer iets anders te binnen. Stella had naast haar vriendin Anna gezeten en had ketchup op haar hoofd gesmeerd. Anna’s moeder vond deze actie ‘niet normaal voor een veertienjarige’, waarschijnlijk door de klodders die op de witte bikini terechtkwamen. Ze had niet gehoord dat net ervoor Anna had gezegd dat een tosti niet te ‘vreten’ is als je er ketchup op smeert. Dat Stella geen smaak had. Ach, dacht ik. Pubers. Juffertje ongeduld was al van het parkeerterrein van de supermarkt vertrokken en ik riep haar achterna dat ze op mij moest wachten. Ze hoorde me niet en fietste keihard door. Ik had net een paar meter afgelegd toen ik een mannenstem hoorde.
‘Ze lijkt op haar vader.’
Automatisch keek ik achterom. Het was de roodharige man. Hij leunde tegen een lantaarnpaal, tussen de vingers van zijn linkerhand brandde een sigaret. In een tempo alsof hij alle tijd van de wereld had nam hij een trekje. Snel fietste ik achter mijn dochter aan terwijl een kloppend gevoel achter mijn ogen een flinke hoofdpijn aankondigde. Thuisgekomen zette ik mijn fiets in de schuur naast die van Stella. Ik nam de boodschappen uit mijn fietstas en liep naar binnen. Stella stond in de keuken en schonk een glas cola in. Daarna liep ze naar de huiskamer en ik hoorde het geluid van de tv. De tas met boodschappen uit haar fietstas stond nog gewoon op de grond. Ik ruimde de spullen op en nam twee paracetamol in de hoop mijn naderende migraine voor te zijn. Meteen begon ik aan het eten, ik bakte spekjes uit en ik gaarde kipfilet in een andere pan. Daarna sneed ik de paprika, komkommer, cherrytomaatjes en pitloze witte druiven. In een pan water kookte de penne pasta.
Ze lijkt op haar vader.
De onbekende stem van een man die ik nog nooit had gezien. Hij paste helemaal niet in het rustige, vredelievende decor van dit landelijk gelegen dorp. Voor mijn geestesoog zag ik hoe hij uit een drukke, ruige stad werd geplukt om vervolgens hier te worden neergezet.
Ze lijkt op haar vader.
Stop! Ik moest mijn gedachten een halt toeroepen. Er waren meer mensen op het parkeerterrein geweest, waarom dacht ik meteen dat hij het tegen mij had? Omdat hij Stella zo had bekeken. Geen blik naar mij of iemand anders. Stond hij er al toen ze wegliep voor de pindakaas? Dat was me niet opgevallen. Ik had hem sowieso niet eerder gezien toen we langs de schappen liepen.
‘Wil jij die grote glazen schaal uit de buffetkast pakken?’ vroeg ik vanuit de deuropening van de keuken aan Stella. Ik kreeg het gevoel dat ik iets was vergeten, maar ik wist bij god niet wat.
Stella slofte de keuken in, zette de schaal met een klap op het aanrecht en liep weer terug naar de huiskamer.
‘Topper ben je,’ riep ik haar na. ‘Zou je ook alsjeblieft de tafel willen dekken?’
Ik deed de ijsbergsla, groenten, kipfilet en spekjes in de glazen schaal en pakte de pot feta met olijfjes uit de koelkast. De pasta liet ik uitlekken en mengde die door de salade.
Terwijl ik even later genoot van de smaakexplosie in mijn mond, keek ik innig tevreden naar onze dikke witte kater die diep in slaap op de bank lag, vervolgens naar het blonde hoofd van mijn dochter. Buiten scheen nog steeds de zon, binnen was het vrij koel door de ventilatoren die dag en nacht draaiden. Ik was gelukkig, bevoorrecht. Ik voelde me superhuiselijk, vol liefde en rust. Het leven was na veel obstakels best goed voor ons. Het beste dat ik ooit had kunnen doen was met Stella naar dit dorp verhuizen. Vreemde roodharige mannen waren op dit moment ver van me verwijderd.
Normaal gesproken dronk ik na het eten een kop koffie. Daar was het me nu toch iets te warm voor. Ik hoefde eigenlijk niets. Stella, een echte theeleut, zette de waterkoker aan. Ik droogde de grote schaal af, terwijl Stella een zakje citroenthee uit de theedoos nam.
Stella zag hem het eerst.
Ik lag languit, benen op de salontafel, Stella zat links van mij. We zaten een film te kijken toen ze plotseling haar hand op de mijne legde. Het was zo’n bizar moment waarin je het gevoel kreeg dat er iets niet in orde leek, maar ik zei: ‘We kijken een feelgood mop, geen enge film.’
Ze kneep me fijn. Haar blik was helemaal niet op de tv gericht, maar opzij, richting de keuken.
Ik richtte me iets op zodat ik langs haar heen kon kijken. Een onzichtbare hand kneep mijn keel dicht. De geur van tabak vulde mijn huiskamer. Het unheimische gevoel dat ik al eerder had gehad, steeg tot een ongekende pure angst en zette zich vast in mijn benen. Ik kon me niet bewegen, haalde oppervlakkig adem, voelde elektrische schokken in mijn borst.
Hij hield een van mijn keukenmessen in zijn linkerhand. Vlijmscherp, nog nooit zo’n goed mes gehad. Die wetenschap was echt gruwelijk. Hij liet zijn blik een tel op ons rusten en staarde vervolgens naar de trap die toegang tot de bovenverdieping gaf. Een knikje met zijn hoofd, alsof hij met dit gebaar zojuist had gevraagd of wat hij nodig had soms op de trap lag.
Zijn stem klonk echter als een zweepslag. ‘Naar boven en snel.’
Ik stond met onvaste benen op terwijl ik Stella op de bank hield door mijn linkerhand op haar schouder te leggen. Ik oefende druk uit.
‘Naar boven zei ik!’ Hij zette dreigend een stap de huiskamer in.
Nu wist ik wat ik was vergeten. Ik had de poort bij thuiskomst meteen op slot willen doen, iets dat bewoners van dit dorp normaalgesproken pas deden als ze naar bed gingen. Maar al was ik het niet vergeten, had dat deze man tegengehouden? Hij moest ons gevolgd zijn. Nog belangrijker: wat wilde hij van ons? Geld? Dat was een lachertje, hier was geen oude sok onder het matras.
‘Waarom moeten we naar boven?’ Ik vroeg het zo rustig alsof hij ons net had gevraagd hoe laat het was. ‘Als u ons iets te zeggen hebt kan dat ook hier.’
Hij grijnsde zijn tanden bloot. Niet wit, maar bruin, sommigen leken wel zwart.
‘Naar boven, anders doe ik haar wat aan.’
Hij had niet naar Stella hoeven knikken. Pas nu zag ik dat hij een stuk touw in zijn rechterhand hield.
Met een sprong zo snel als een tijger zijn prooi bespringt, stond hij achter de bank en greep Stella’s haar met de hand waarin hij het mes hield. Een kreet die door merg en been ging kwam uit haar keel.
‘We gaan naar boven, blijf van haar af!’ zei ik en ik wilde zijn hand lostrekken. Mijn nagels groeven in zijn vel. Hij gaf me met zijn andere hand, waarin hij het touw vasthield, zo’n harde klap dat ik opzij viel. Mijn ribben klapten tegen de salontafel.
De man trok Stella aan haar haren omhoog en dirigeerde haar naar de trap. Ze omsloot zijn hand met haar handen en zette vervolgens haar nagels in zijn vel. Het leek hem niets te doen. Zo snel ik kon stond ik op, de sterretjes die voor mijn ogen dansten negerend. Voor geen goud dat ik hem alleen met haar naar boven liet gaan. Als een dronkenman zwabberde ik naar mijn kind en botste tegen het zijschot van de trap. ‘Laat haar los, we gaan toch naar boven?’ Mijn tong prikkelde van angst, het rotgevoel verspreidde zich langs mijn keel en nek.
Wonder boven wonder deed hij wat ik vroeg. Voor een tel keek ik naar mijn huiskamer. Onze witte kater zat op de vensterbank en likte aan zijn voorpootje. Niet eerder had ik zoiets surrealistisch gezien. De film speelde door. Zou ik ooit nog samen met Stella op de bank zitten? Ik wist dat als dat gebeurde, we deze film nooit meer zouden afkijken. Ik liep achter Stella aan de trap op. De enge roodharige griezel porrend in mijn rug.
‘Chucky’ had ons aan handen en voeten aan de verwarmingsbuis vastgebonden en ons gekneveld, voordat hij om onverklaarbare reden weer naar beneden was gegaan. God, laat hem onze lieve kat niets doen, bad ik in stilte.
‘Het komt wel goed, schat,’ fluisterde ik en ik hoopte maar dat Stella me kon verstaan. Ik duwde mijn tong naar buiten en schudde mijn hoofd in de hoop dat de lap stof losser kwam te zitten.
De stroom tranen over haar wangen vertelden hoe bang Stella was, maar toch las ik ook iets anders in haar blauwe ogen. Woede. Stella huilde bijna nooit, maar wel als ze razend was. Ze moest wel bang zijn, dat kon niet anders, maar haar ogen flitsten van links naar rechts, waarmee ze haar boosheid liet zien. Ik kon net niet bij haar Knuf komen. Het oudroze varken lag naast de slaapkamerdeur. Kon ik het haar maar geven. Veertien jaar geleden had ik dit knuffeltje in haar wiegje gelegd. Het was liefde op het eerste gezicht geweest en ook al is ze al veertien, Knuf moest en zou op haar nachtkastje zitten. Waar hij dus vanaf was gevallen.
‘Straks heb je hem weer in je armen,’ zei ik geruststellend.
Stella kneep haar ogen samen en keerde haar hoofd van me af. Blijkbaar had ik iets stoms gezegd.
Ze lijkt op haar vader. Ik bleef zijn verdomde stem horen.
Stella kromp ineen en ze kneep haar ogen stijf dicht, zodra we het geluid van brekend glas hoorden. Ik dacht meteen aan de matglazen ruiten in de deurtjes van mijn buffetkast. Er werd iets op de grond gesmeten en ik vreesde dat dit de laatjes waren waarin ik belangrijke papieren, maar ook facturen bewaarde. God, laat hem de hele tent maar afbreken zolang hij mijn dochter en kat maar niets aandoet, bad ik weer.
Een harde knal, gevolgd door voetstappen op de trap. Mijn hartslag versnelde en ik slikte het speeksel in mijn keel krampachtig door. Ik kon geen kant op, maar ik helde zover als ik kon naar Stella over, zodra de deur met een rotvaart openging. Stella liet haar urine lopen, ik zag een stroompje over de laminaatvloer gaan. Er ging een steek door mijn borst. Ik hoorde mijn kind te beschermen. Ik had de poort op slot moeten doen, ik had ervoor moeten zorgen dat niemand zomaar ongevraagd in ons huis kon komen. Ik wist dat je niet voorzichtig genoeg kon zijn, zelfs niet in een dorp.
‘Jij!’ zei hij en wees naar Stella. Ze hield haar ogen gesloten. ‘Op wie lijk je? Dat wil ik van jou horen.’
Stella opende haar ogen en keek naar mij. Zachtjes schudde ik mijn hoofd. Die vent was stapelgek, ze moest hem negeren. Ik liet mijn blik alle kanten opgaan in de hoop dat ze mij begreep. Kijk overal naar, maar niet naar hem, zei ik met mijn uitdrukking.
Langzaam zette hij een stap de slaapkamer in en gaf Knuf een trap. Nog een stap en nog een. Hij zakte door zijn knieën, ik hoorde een knak. Hij stak het mes naar voren, hield het gedisciplineerd voor haar gezicht.
‘Wil je dat je mama blijft leven?’ vroeg hij heel zacht.
Stella knikte, hield haar ogen gesloten.
‘Dan vertel je mij op wie je lijkt, anders vermoord ik haar. Heb je dat begrepen?’
Weer knikte ze.
‘Hé,’ zei ik vanachter mijn nu vochtige lap. ‘Ze kan niets zeggen.’
Met een ruk draaide hij zich om en keek me aan. ‘Leugenachtige bitch.’
‘Nee, echt, ze kan niet praten.’
‘Moet jij eens opletten,’ zei hij en stak het mes in mijn kuit.
Ik schreeuwde het uit. Hij zwaaide het mes langs mijn gezicht. Hij genoot van mijn angst, ik zag het in zijn ogen. Hij sneed het touw waarmee ik vastzat, los. De leeuw in mij ontwaakte, ik zou die smerige grijns wel van zijn rotsmoel willen slaan. Met mijn vrije handen sloeg en krabde ik hem. Hij lachte, lachte nog harder, sloeg me in mijn gezicht, trok me aan mijn haren omhoog. Hij bleef lachen en wikkelde moeiteloos het touw om mijn polsen. Daarna trok hij mijn armen boven mijn hoofd en bond me vast aan de hoger gelegen verwarmingspijp. Ik kon met mijn tenen bij de grond, maar wiebelde als een bezetene. Met een klap kwam ik met mijn achterste tegen de vensterbank terecht en was hem voor een moment gruwelijk dankbaar, want op die manier kon ik niet alleen een beetje zitten, ik was voor iedereen die omhoog keek te zien. Helaas had Chucky dat ook in de gaten en deed de gordijnen dicht.
‘Wat wil je nou!’ schreeuwde ik.
Hij nam afstand en bekeek het resultaat. Dat zitten kon ik vergeten, de vensterbank was veel te smal. Mijn kuit brandde als de hel en ik voelde het bloed uit de wond stromen. Alles komt goed, hield ik mezelf voor. Speel zijn spel mee, des te eerder is hij tevreden en gaat weg.
‘Kun je echt niet praten?’ vroeg hij aan Stella.
Ze drukte zich tegen de muur en schudde haar hoofd. In een ruk trok hij de lap stof voor mijn mond vandaan. Hij speelde ermee, zwiepte het alle kanten op en sloeg striemend in mijn gezicht. Vervolgens rolde hij zijn hoofd van voor naar achter alsof hij de spieren in zijn nek losmaakte. Langzaam rekte hij zich uit, het mes nog steeds in zijn hand. De punt raakte het plafond.
‘Waar heb je de brieven gelaten?’ Zijn ogen boorden zich in de mijne.
‘Kom je hier voor brieven?’
‘Je hebt ze gewoon weggegooid! Daarom kan ik ze niet vinden. Smerig egoïstisch stuk vreten dat je bent!’
Hij zakte in elkaar, alsof iemand zojuist zijn ruggengraat eruit had getrokken. Zijn blik was naar Stella gericht terwijl hij in kleermakerszit voor ons zat. Hij leek niet te merken dat hij voor de helft in haar urine zat. Stella keek naar de vloer en voor een tel naar mij. Haar blik had iets triomfantelijks, alsof ze bewust in haar broek had geplast in de hoop... Ja, hoop op wat? Dat hij erin zou gaan zitten kon ze niet hebben geweten.
‘Luister nou,’ zei ik en hield mijn gewicht aan mijn armen vast, iets dat ik niet lang kon volhouden. Het touw sneed in mijn polsen. ‘Wij kennen je niet en jij kent ons niet. Ik heb geen geld, ik heb iets op een spaarbank staan, dat kan ik geven. Meer heb ik niet. Hier valt echt niets te halen.’ Wiebelend verplaatste ik mijn gewicht naar mijn tenen. Ook dit viel niet te harden en na een paar tellen hing ik weer aan mijn armen.
‘Ik ga jou een verhaaltje vertellen,’ zei hij op mierzoete toon tegen Stella en negeerde mij.
‘Luister goed.’ Hij legde het mes naast zich neer en knakte zijn vingers. ‘Ruim vijftien jaar geleden leerde mijn grote broer een meisje kennen. Ze werden verliefd. Weet je hoe hij heet?’
Stella haalde haar schouders op alsof ze wilde zeggen: hoe moet ik dat nou weten, mafkees?
‘Het is een heel mooie naam: Anthony. Knappe jongen hoor, met blauwe ogen en blond haar, net als jij.’ Hij haalde een hand door zijn warrige rode haren en weer moest ik denken aan Chucky.
‘Anthony is dol op kinderen en wilde die zelf ook heel graag. Toen zijn vriendin zwanger werd, was hij natuurlijk heel erg blij. Dat noemen ze dan een ongelukje, maar voor Anthony was het groot geluk.’ Hij glimlachte naar Stella. ‘Die vriendin heette Saskia en was eigenlijk niet zo heel blij.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘Ze wilde niet eens naar onze familiebijeenkomst komen, raar hè? Ze wilde de familie niet ontmoeten.’
‘Hé,’ schreeuwde ik, maar weer negeerde hij me. ‘Wat is dat voor een onzin!’
‘Stella, het is heel erg,’ ging hij verder. ‘Mijn grote, lieve sterke broer wilde iemand helpen die in nood was. Een echte held! Een man met een pistool wilde een bank beroven en toevallig was Anthony daar bij. Hij was daar omdat hij geld wilde afhalen. De overvaller begon zomaar te schieten. Anthony heeft die vent toen het wapen afgepakt en heeft hem neergeschoten. Dat is heel dapper, weet je dat? Je vader heeft heel veel mensen gered. Weet je wat zijn dank was?’
Ik vond het vreselijk om te merken dat Stella aan zijn lippen hing alsof ze elk woord geloofde. Ze was geïntrigeerd in wat hij vertelde, wilde nu alles weten.
‘De politie kwam er bij,’ zei hij zacht en op een toon alsof hij de spanning opvoerde.
Stella knikte meelevend, haar ogen lieten hem geen moment los.
‘Anthony wilde mensen redden, Stella. Hij is een held! En weet je wat? Jouw vader is een held!’
Stella knikte nu zo vol overgave alsof ze volmondig en luid ‘Jaaaa!’ riep.
Hij grijnsde zijn verrotte tanden bloot. Toen hief hij een vinger alsof hij aan het klapstuk was toegekomen.
‘Jouw vader werd in de gevangenis gesmeten alsof hij die bank had willen beroven.’ Stella’s schrik was onmiskenbaar, ze keek mij met een doordringende blik aan.
Ik kon alleen maar mijn hoofd schudden en zei: ‘Jouw vader ís een held en jouw vader heet Yvan en hij is een ster aan de hemel om ons te beschermen. Jouw vader is geen crimineel die in de gevangenis zat.’
‘Yvan? Heb je haar al die jaren voorgelogen? Vuile smerige verraadster. Zijn poen was goed genoeg, toch? Uit vreten, nieuwe kleren, sieraden. Tot hij onschuldig in de bak belandde, waarna je hem liet stikken! Je jatte zijn kind en verdween. Dacht je nu echt dat een andere naam zou helpen? Dat ik je niet zou vinden omdat ik je nog nooit had gezien? Al die brieven die hij heeft gestuurd toen hij via via hoorde dat je een dochter had gekregen. Brieven waarin hij om zijn kind smeekt. Waar zijn die gebleven?’
‘Ik ken geen Anthony en er zijn geen brieven! De vader van Stella vocht voor zijn land, hij is vlak na haar geboorte overleden. Alsjeblieft, je begaat een enorme vergissing. Ik leef met je mee, maar geloof me, Stella is niet je nichtje.’ Ik draaide mijn gezicht naar Stella omdat ik voelde dat ze naar mij keek. Ze twijfelde door zijn woorden, ik las in haar ogen dat ze zich afvroeg wie ik was. Wie zijzelf was. In godsnaam, waarom? Omdat die idioot zo bloemrijk kon vertellen? ‘Ik heet echt Louise en ik ken helemaal geen Saskia, Stella. Hij verwart ons met andere mensen.’
Hij keek mij nadenkend aan alsof hij wat ik zojuist had gezegd serieus in overweging zou nemen. ‘Ik ga verder met mijn verhaal,’ zei hij daarna en richtte zich weer helemaal tot Stella.
‘Jouw moeder Saskia heeft je vader laten stikken, maar hij wist van jouw bestaan. Hij had het altijd over je, ook al wist hij niet waar je woonde, omdat je was verhuisd. We hebben lang naar je gezocht maar konden je niet vinden. Je vader praatte over je en hield van je. En het is heel erg om je dit te moeten vertellen, maar je vader leeft niet meer.’
Hij hield even stil, wreef over zijn ogen, haalde diep adem en legde plechtig een hand op zijn borst. ‘Mijn grote sterke broer werd aangevallen in de gevangenis. Voor hij aan zijn wonden overleed, heb ik hem beloofd jou te vinden en je mee te nemen naar je eigen, echte familie. Naar je opa, je oma, je vele nichtjes en neefjes. Ik zal voor je zorgen alsof je mijn dochter bent. Dat heb ik Anthony, jouw papa, beloofd. Daarom ben ik hier. Snap je dat?’
Stella keek nadenkend voor zich uit. Hield haar hoofd een tikje schuin en bekeek hem langdurig alsof ze een besluit ging nemen.
‘Sorry dat ik je vast moest binden, sorry. Als je vader nog had geleefd had hij me een klap voor mijn harses verkocht. Ik maak je los en dan ga je met me mee naar je eigen familie. Waar je thuishoort.’
Stella keek vragend naar mij en toen weer naar hem.
‘Je moeder moet nog even vast blijven zitten. Dat is haar straf omdat ze jou veertien jaar van je leven heeft ontnomen. Ze heeft gelogen en liegen is heel erg. Maar er komt iemand om haar los te maken. Dan gaat mama niet moeilijk doen, want alleen als ze lief is mag ze je soms nog zien.’
Weer keek Stella me aan, het was net alsof ze me met haar blik vroeg wat ik van dit briljante idee vond.
‘Het komt echt goed,’ zei hij tegen haar. ‘Willy komt haar los maken. Je zult Willy mogen, dat is je gekke oom! Daar kun je zo mee lachen.’
Hij maakte haar los en richtte zijn aandacht op mij. ‘Waarom praat ze niet?’
In mijn hoofd sloegen hamers in een gelijkmatig ritme. De migraine was in volle glorie aanwezig. Ik was misselijk, had moeite mijn ogen open te houden en alert te blijven. Ik was doodmoe van het hangen, alles deed me zeer. Hij had het touw zo strak omwikkeld dat ik mijn handen er nooit doorheen kon wurmen. ‘Ze heeft selectief mutisme, dat is spreekangst.’
Hij pakte haar hand, aaide over haar hoofd en zei: ‘Wat een flauwekul.’ Ineens zakte hij door zijn knieën en raakte haar wang aan. ‘Ik maak het goed met je, dat beloof ik. Over een tijdje lachen we hier om.’ Hij greep naast zich en hield Knuf in de lucht. ‘Die is van jou, toch?’ Hij duwde Knuf in haar armen.
‘Ze is niet je nichtje. Het spijt me van je broer, maar ik ken hem niet.’ Smeken had geen zin, maar ik deed het toch. ‘Alsjeblieft, geloof me nou!’ Hij keek omhoog, zijn blik bleef hangen op de plafonnière.
‘Lieve broer, ik heb d’r. Ik heb je dochter gevonden, ik zei toch dat ik nooit op zou geven? Ik neem haar mee naar huis.’
Alsof er tegen hem werd gesproken, grijnsde hij en zei: ‘O ja, zou ik bijna het leukste vergeten.’ Hij opende zijn gulp en piste over mijn benen. Hij helde op zijn hakken iets achterover.
‘Zo,’ zei hij vergenoegd. ‘Anthony zei nog: pis maar flink over d’r heen.’
Ik voelde de urine bijten in de wond van mijn kuit. Jezus Christus!
‘Zo, we gaan!’ De engerd liep naar de overloop, Stella liep achter hem aan. Ik hoorde dat hij tegen haar sprak, maar kon niet goed verstaan wat hij zei. Iets met bellen en verrassing. ‘Stella,’ zei ik schor. ‘Stella!’ O god, o Jezus. Gaat ze echt met hem mee? Gelooft ze die enge idioot? ‘Jouw vader heet Yvan! Je hebt de blonde haren en blauwe ogen van hem. Dat heb je toch in het fotoalbum gezien? Stella, alsjeblieft, kom terug!’
Ik kon haar niet meer zien, maar wist dat ze achter hem aan naar beneden liep. ‘Stella!’ riep ik weer. ‘Ik hou van je!’ Geen reactie. Ik liet mijn hoofd hangen. ‘Stella, ga niet weg...’ Wazig van de tranen keek ik naar de vloer. Er klopte iets niet. Ik knipperde met mijn ogen. Waar was het mes wat daar had gelegen? Hij had het laten liggen, dacht ik. Mijn hoofd schoot omhoog. God nee, had Stella het mes net gepakt?
Ineens hoorde ik een ijselijke gil, gevolgd door donderende geluiden.
‘Stella!’ krijste ik en rukte met mijn armen aan het touw. Tien tergende seconden lang hing ik met mijn armen boven mijn hoofd en leek de tijd stil te staan. Toen, uit het niets, stond Stella in de deuropening. Haar blauwe ogen triomfantelijk groot, wonderlijk, heel veel tekst, maar stilte.
‘Heb je… wat heb je gedaan? Stella, wat heb je gedaan?’
Ik zag bloed op het mes in haar hand. Mijn hoofd schoot naar rechts, richting de overloop. Stilte. Niets dan stilte. Ze ging op haar tenen staan en sneed me los. Ik wreef over mijn polsen, voelde ineens mijn armen zwaar worden nu het bloed weer doorgang kreeg. Ik zakte door mijn benen en negeerde de smerige urinelucht.
‘Waar is hij?’ vroeg ik.
Ze keek naar de overloop.
‘Geef maar,’ zei ik kalmer dan ik me voelde en stak mijn hand uit om het mes aan te pakken.
Ze liet het op de grond vallen. Ik raapte het snel op, terwijl de paniek over wat er met het mes gebeurd moest zijn door mijn lichaam schoot.
‘Waar is hij,’ vroeg ik nogmaals, denkende aan het bloed op het mes.
‘Is hij dood?’
Ze knikte.
Ik greep haar beet en hield haar stevig vast. Ik zei iets dat helemaal verkeerd was. ‘Dat heb je heel goed gedaan.’ Ik schakelde razendsnel. ‘Hij dacht echt dat je niet kon praten.’
Ze trok zich los. ‘Mijn vader is een held. Hij heet Yvan en is vermoord toen hij voor ons land vocht. Hij droeg een mooi uniform.’
Tranen van opluchting stroomden over mijn gezicht. ‘Weet je nog dat we samen dat bericht lazen over een man die zo in de war was dat hij zijn stoelen en bestek uit het raam gooide?’ Ze knikte kort. ‘Nou, met deze man is het net zoiets.’
‘Nu is hij dood.’
Het was stil beneden, geen teken van leven. Toch vroeg ik: ‘Hoe weet je dat eigenlijk zo zeker?’ Jezus, zou ik ooit durven kijken?
‘De meeste mensen overleven een mes diep in je rug niet, zeker niet als je daarna van de trap valt. Zijn hoofd ligt heel raar, dus...’
Ik werd bang van haar toonloze stem. Was het de shock? Jezus, hoe zou ze dit verwerken? Veertien jaar oud en ze had iemand vermoord.
Haar vader was een held. Gestorven om ons, zijn gezin, te beschermen. Nooit zou ik haar vertellen dat haar vader een crimineel was. Dat ik, zodra ik daar achterkwam niets met hem of zijn familie te maken wilde hebben. Dat hij dat niet pikte en me verkrachtte. Dat hij een bank wilde beroven, maar daarvoor werd gepakt. Dat ik nooit de opluchting ben vergeten nadat ik het bericht over zijn dood hoorde. Nooit zou ik haar vertellen dat haar prachtige blauwe ogen van een verkrachter waren. Nooit zou ik haar uitleggen dat ik wel moest liegen omdat de criminele vader een gevaarlijke familie had die haar bij me had weggenomen. Nooit zou ze uit mijn mond horen dat papa Yvan, de mooie knappe man in het fotoalbum via Photoshop tot leven was gekomen. Morgen zou er weer een bericht online staan. Iets over een verwarde man die een moeder en kind gevangen hield… Nee, dat kon niet. Wat moest ik nu met het lijk onderaan de trap? We moesten hier weg!
‘We kunnen maar beter verhuizen,’ zei Stella. ‘Voor die familie mij alsnog vindt. Stel je voor dat ze allemaal zo ranzig zijn en geen knappe tand in hun mond hebben.’ Ze liet me los en keek me bloedserieus aan. ‘Nee, verhuizen hoeft helemaal niet,’ zei ze weloverwogen. ‘Ze gaan hem missen, maar ze weten niet waar hij is. Dat zei hij tegen me toen hij de trap afliep. Dat hij nu zijn familie zou bellen, die Willy, om te vertellen waar hij was en dat Willy jou over een paar uur los kon laten.’
‘Wat wil je nu precies zeggen?’
‘Dat ze niet weten waar hij is omdat hij dat niet heeft verteld. Hij noemde mij ook nog de grote verrassing. Ze weten bij zijn familie dus van niets. Wij moeten hem ergens begraven en dan hoeven we niet te verhuizen.’
Ik wist niet wat ik het meest huiveringwekkend vond. Dat ze met haar veertien jaar berekenend onze belager een mes in zijn rug had gestoken en wist wat we met zijn lijk moesten doen, of dat ze er zeker van was dat ik al die jaren tegen haar had gelogen en ze niet bij die criminelen wilde wonen...
Van één ding was ik zeker: we konden hem niet begraven. De kans te worden gezien terwijl we een gat aan het graven waren was veel te groot. Ik keek naar mijn dochter en de rillingen liepen over mijn rug terwijl ik me haar voor de geest haalde met een schop in haar hand.
‘Ik heb wel een idee wat we moeten doen,’ zei Stella.
Voor een moment zag ik haar blauwe ogen donkerder worden. Het ging zo snel dat ik dacht me te hebben vergist. Ze opende de gordijnen. ‘Maar goed dat het straks donker wordt en ook heel goed dat we een auto hebben.’ Ze draaide zich naar me om. ‘Fijn dat we de tank hebben volgegooid omdat de benzineprijs zo was gezakt, want we moeten best een eindje rijden. Ver van ons huis vandaan. Dat lijkt me beter.’
‘Ik ga snel douchen en mijn kuit verbinden,’ zei ik, volledig in de war over wat ze allemaal had gezegd. Een plan klaar had.
‘Ik zal de vloer schoonmaken,’ bood Stella aan. ‘En mezelf. Wat stinken we, hè?’
Drie dagen later vond ik het bericht online.
Dode man gevonden in bos bij Doorn
Doorn - Een wandelaar heeft zondagmorgen het stoffelijk overschot van een man gevonden in de Kaapse Bossen te Doorn. De politie onderzoekt nog wie de man precies is. Vermoedelijk is er sprake van een misdrijf, aldus een woordvoerder van de politie. De technische recherche doet op dit moment onderzoek naar de zaak.
Stella las over mijn schouder mee.
‘Maar goed dat we onderweg zijn portemonnee hebben weggegooid en zijn rijbewijs hebben vernietigd. Nu duurt het wel een tijd voor ze weten wie hij is.’
Ze ging naast me staan en ik keek naar haar op. Ik had daar niet eens aan gedacht, Stella wel. Zij had zijn zakken bevoeld, zij had glimlachend ‘hebbes!’ gezegd toen ze vond wat ze zocht. Ze grijnsde toen ze zei: ‘Ik blijf altijd papa’s meisje.’ En liep bij me vandaan. Het werd voor een moment zwart voor mijn ogen, een misselijkmakende golf schoot door me heen. De waarheid kon niet harder zijn.
Papa’s meisje.