Lezen /
Een kort verhaal van Patrick de Bruyn
Bijou
‘Rustig, Bijou. Toe, zeg. Nu niet.’ De bejaarde mijnheer Eduard zei het nu op een zeurderige toon: ‘Ik heb het je toch al uitgelegd.’
Dat had hij al enkele keren geprobeerd, sinds hij wist dat hij vandaag voor enkele uren op onderzoek naar het ziekenhuis moest. Maar de hond bleef tegen zijn benen opspringen, en maakte een vreemd keffend geluid met de leiband tussen zijn tanden geklemd.
‘Hondjes als jij zijn daar niet welkom’, probeerde hij zijn maatje te kalmeren. ‘Dat weet je toch.’
Maar ook dat had geen effect op Bijou. Mijnheer Eduard kreeg zijn schoenen niet geknoopt. Van de hond of van de zenuwen over zijn onderzoek:
‘Vraag het dan maar aan Delphine’, zei hij ineens kregelig, ‘als je mij toch niet gelooft.’
‘Zal ik ze voor je knopen?’ vroeg de vrouw die de hele tijd al naast beide bewoners van het ruime appartement had gewacht. ‘Ik denk niet dat Bijou van mij veel meer zal aannemen.’ Ze ging op een knie zitten, nam de riem en knipte hem vast aan het halsbandje. ‘Dit helpt wel eens’, zei ze.
De hond ging ineens rustig zitten en keek naar wat de vrouw verder zou doen.
‘Jij bent ook hondenfluisteraarster in je vrije uren?’ zei mijnheer Eduard gemaakt verbaasd.
Ze glimlachte, schijnbaar verlegen:
‘Ik heb vroeger een hond gehad. Toen ik nog kind was. Dat is heel erg lang geleden.’ Ze knoopte zijn veters. ‘Zo.’ Ze stond weer op en hielp mijnheer Eduard overeind uit zijn stoel. ‘En wat dacht je met Bijou te doen, E-du-ard?’ Ze sprak zijn naam uit alsof het om een koninklijke aanspreking ging. Daar kon hij van genieten.
‘Ik laat hem nooit alleen achter.’ Hij boog voorover en aaide de hond over zijn kop. De hond likte hem aan zijn vingers.
‘Je weet, dat is geen optie, E-du-ard.’
Hij schudde zijn hoofd:
‘Natuurlijk niet. Ik had gedacht… misschien… voor alles bestaat een eerste keer, laat ik hem toch maar hier achter, met zijn speelgoedjes…’
‘Dat is een goed idee.’ Ze zette een kommetje water klaar en het schuifraam op een kiertje. ‘Je weet, ze geven erg warm weer vandaag.’
‘Jij bent toch voor iedereen zo ontzettend bezorgd, hè’, zei hij. De hond had daar geen enkele aandacht voor.
‘Dan vertrekken we nu, E-du-ard.’
Hij boog zich naar de hond toe:
‘Papa komt gauw weer terug, Bijou. Dan maken we een grote wandeling.’ De hond leek te antwoorden dat hij dat begreep.
De bejaarde mijnheer Eduard richtte zich weer tot Delphine en zei zacht, zodat de hond het niet zou horen:
‘Maar stel… stél dat ze me opnemen…’
Delphine reikte hem haar arm:
‘Kom.’ Ze legde haar hand op zijn hand. ‘Het is gewoon een routineonderzoek. Waar maak jij je toch weer zorgen over?’
Hij haalde de schouders op:
‘Jij zult het wel beter weten, zeker.’
‘Als verpleegkundige zou ik het inderdaad moeten weten, ja.’
‘Je blijft toch op me wachten?’
Ze knikte met een glimlach en kneep in zijn arm:
‘Maar natuurlijk, jongen.’
Bijou volgde hen op de voet door de woning..
Toen ze in de gang van het appartementsgebouw stonden, hief mijnheer Eduard een vinger op naar Bijou die nog in de hal van het appartement stond te kwispelen:
‘Zitten nu. Jij blijft nu braaf hier. Papa is gauw terug. Ja?’
Bijou antwoordde met een korte kef en mijnheer Eduard trok de voordeur dicht.
Het bleef stil in de hal.
Slimme hond, toch, dacht hij.
***
Toen Delphine de sleutel in het slot van de voordeur stak, maakte Bijou ongewoon veel misbaar. Veel meer dan wanneer mijnheer Eduard erbij was. Ze kreeg hem amper stil. Pas nadat ze op de bank was gaan zitten, met haar handen tegen haar voeten, en hem sussend naar zich toe had gelokt, liet zij zich uiteindelijk over de kop aaien.
Dat was genoeg voor Delphine om hem in haar armen te nemen en hem helemaal te kalmeren.
Ze opende het raam verder en liep met Bijou het balkon op. Daar stond een houten zomerstoel waarin mijnheer Eduard graag een dutje mocht doen. De rug van de stoel was hoog zodat ook zijn hoofd ertegen kon rusten, de armleuningen waren lang en breed en stevig verankerd in het zitgedeelte.
Met één hand hield Delphine het uiteinde van de leiband tegen de armleuning en schatte de lengte ervan.
Delphine draaide het uiteinde van de leiband twee keer om de armleuning. Alsof Bijou daar een paar keer was af gesprongen en eronder weer op het zitje was gekropen. Ze gaf er een ruk aan. Het leer tegen het hout hield strak vast. Ze schatte de lengte van de overblijvende leiband nog eens. Dat zag er goed uit.
Ze roefelde Bijou over zijn kop. Hij beet speels van zich af.
‘We hadden zelfs nog maatjes kunnen worden’, zei ze.
Daarop gooide ze Bijou aan zijn riem over de rugleuning van de stoel.
Hij kefte hees. Hij spartelde met zijn nek in zijn halsbandje dat als een strop zijn keel dichtsnoerde. Hij graaide naar de stoel, maar zijn uitgestoken teennagels kregen geen grip. Zijn gekef werd steeds heser, zijn bewegingen steeds trager.
Maar het duurde haar te lang.
Delphine schoof het raam weer dicht tot de kier die ze eerder ’s ochtends had gelaten, en verliet in alle stilte de woning van mijnheer Eduard.
***
En mijnheer Eduard, die was helemaal opgelucht. Er was helemaal niets mis met zijn ingewanden.
Het verontrustte hem nu wel dat Bijou hem niet in de hal stond op te wachten voor die fikse wandeling die hij hem had beloofd. Mijnheer Eduard wist ook niet hoe Bijou zou reageren. Het was ook de eerste keer dat hij hem alleen liet. Was hij dan boos? Omdat het te lang had geduurd? Lag hij dan in een hoekje ergens te mokken? Nooit eerder gebeurd, in elk geval, maar alles was mogelijk.
‘Bijou!’ Ook een tweede keer: ‘Bijou!’
Mijnheer Eduard liep naar de keuken. Het leek of Bijou niet eens van zijn water had gedronken. Hij liep verder en opende het schuifraam naar het balkon.
Achter zijn rug gilde Delphine.
***
Mijnheer Eduard tilde het kadaver van Bijou op en legde het op de stoel.
‘O mijnheer Eduard, ik voel me zo schuldig.’ Delphine schurkte zich dicht tegen hem aan. ‘En zeggen dat ikzelf nog voorstelde om de deur naar het balkon op een kier te laten.’
‘Ach, dat kon jij toch niet weten’, zei hij berustend. En dan zacht, voor zichzelf: ‘Nu ben ik het laatste leven kwijt dat me van mijn vrouw nog restte.’