Column /
Elsbeth Witt: Mijn Eerste X
Mijn eerste X op een Waddeneiland
Op dit moment ben ik druk met schrijven van mijn nieuwe feelgoodroman Zand erover, die in januari van 2016 uit zal komen. De Barista!-reeks speelt zich af in Utrecht. In het kader van write what you know en schrijf wat je zelf zou willen lezen, dacht ik: ik hou het dicht bij huis. Ik vond het superleuk om te schrijven over winkels, cafés en straten in mijn eigen stad. Voor Zand erover wilde ik iets anders. Ik koos een plek die ik heerlijk vind. Een van mijn favoriete plekjes in Nederland. Vlieland.
Ik ben dol op de Waddeneilanden. Het is voor mij het echt-even-helemaal-weg-gevoel, maar dan gewoon in Nederland. Budgetproof en toch een onwijs vakantiegevoel. Duinen, zee en strand mét Hollandse luchten. Mijn eerste keer op een Waddeneiland weet ik nog goed.
Het was 1991. De zomer dat ik elf werd. We woonden in een lange straat met bomen waar ieder huis er anders uitzag en er altijd kinderen buiten speelden. De straat achter ons heette de Paulus Buijsstraat. Een klein, volks straatje met identieke rijtjeshuizen. De bewoners waren hecht. Achterom bij elkaar naar binnen zonder aan te bellen en nooit een moment alleen. De achtertuinen grensden aan een betonnen plaatsje achter een klein bedrijventerrein en ieder jaar smokkelden alle bewoners van de Paulus Buijsstraat er stiekem een stukje tuin bij. Iedereen deed mee en dat moest ook wel, want anders ging dat natuurlijk opvallen. Ik had een keer een klasgenootje dat daar woonde wiens ouders wat meer op zichzelf waren. Die waren daar níét blij. Het leek mij altijd fantastisch, zo klef met elkaar. Als mijn ouders er wel eens om lachten, dacht ik: maar dat is toch gezellig?
In de zomer was het ieder jaar hetzelfde liedje in de Paulus Buijsstraat. In de eerste week van de zomervakantie verschenen de caravans voor de deur. En op een zaterdagochtend vertrok de hele stoet sleurhutten allemaal tegelijk naar dezelfde camping. Want ja, ze gingen ook met elkaar op vakantie.
Wij gingen naar Texel dat jaar. We hadden een klein huisje op vakantiepark en camping De Krim. Op de boot was het al leuk. De zeewind waaiden onze haren door de war, we gooiden stukjes krentenbol naar de meeuwen en voor we het wisten zaten we in ons knusse huisje. De volgende dag waren we vroeg op en gingen we met zijn vijven op pad. Eerst het zwembad verkennen, uiteraard. Ik knipperde met mijn ogen, ik knipperde nog een keer… ‘Hé! Hé, dat is Chantal! Chantal is hier ook!’ Ik zag een klasgenoot. En daarna de blik op het gezicht van mijn ouders. Want als Chantal hier was, dan betekende dat… ja, hoor. De hele Paulus Buijsstraat zat in hetzelfde vakantiepark als wij. Ik kon mijn geluk niet op. Mijn ouders konden hun geluk geloof ik wel een stukje op.
Ik ging duizend keer van de glijbaan met mijn buurtvriendjes en klasgenootjes. We roetsjten op gehuurde fietsen door de duinen onderweg naar EcoMare, waar mijn broertje een paarse portemonnee met een zeehond erop kocht. De week erop kwam een collega van mijn vader die het niet zo breed had stiekem met zijn vrouw en dochters bij ons in het huisje logeren. Tijdens het midgetgolfen sloeg mijn broertje een van de dochters per ongeluk een gat in haar hoofd. Het regende meer dan dat de zon scheen. Het was de vakantie van mijn leven.
Er zouden nog veel meer Waddenvakanties volgen, maar nooit meer met mijn ouders. De jaren erna trokken we naar Zeeland, Denemarken, Engeland, Zuid-Frankrijk en Italië. Ik verdenk mijn moeder er stiekem van dat ze ieder jaar bij het schoolplein terloops informeerde waar de caravans zouden neerstrijken, want we zijn ze nooit meer tegengekomen.
Ik stel me altijd voor dat Chantal en co in de huizen van hun ouders zijn gaan wonen en dat ze de traditie voort hebben gezet. Iedere zomer, als ik ergens caravans voor rijtjeshuizen zie staan, denk ik: waar zou de Paulus Buijsstraat heen gaan dit jaar?