Interview /
Even bellen met... Nemon
Dag Bob, in september verscheen je eerste thriller, Safari naar de hel. Je hebt besloten om het zelf uit te geven. Hoe gaat het ermee?
‘Dit is toeval - maar echt waar! Mijn vriend Bastiaan zat gisteren in de trein naar Deventer en tegenover hem zat een hem onbekende volkomen verdiept in een boek. Hij maakte met zijn mobieltje een foto (zie de foto bovenaan het artikel, red.) en stuurde het me direct toe. De man las Safari naar de hel. Ik belde en zei: vraag die man even hoe hij het vindt. ‘Hoe vindt u het,’ vroeg Bastiaan. ‘Nou,’ zei die man, ‘Ik zou wel eens willen weten of het echt is gebeurd?’
‘Goeie vraag,’ zei Bastiaan, ‘wacht, ik geef u de auteur zelf even.’
En hij overhandigde zijn mobiel aan de man tegenover hem.
‘Met Nemon?’
‘Spreekt u mee.’
‘Wist u dat er op pagina 18 een drukfout staat?’ mopperde de man.
‘Ik zal zorgen dat het in de volgende druk verbeterd wordt,’ antwoordde ik bedremmeld.
Tja… Die tweede druk zit er overigens aan te komen, want het boek loopt (letterlijk) als een trein. Zonder nog een enkele recensie staat het al een tijdje op de tweede plaats in de thriller top 5 van Bol.com. en is het de zesde best verkochte van alle Nederlandse boeken, niet verkeerd toch?’
Je was advocaat. Hoe ben je ertoe gekomen om Safari naar de Hel te schrijven?
‘Net als dat van het boek zelf is dat een bijna ongelooflijk verhaal: ik liep jarenlang met wat de eindscène van het boek bleek te zijn in m’n kop rond en kon het daar niet uitkrijgen. Maar ik wist niet wat het betekende. Zonder overdrijving heb ik bijna twintig jaar nodig gehad om te ontdekken hoe ik er kwam en het op schrift te krijgen. Als het voor de lezer maar voor een tiende zo spannend is als dat schrijfproces, ben ik al dik tevreden. Ik schrijf trouwens al vanaf mijn veertiende, maar weinig gepubliceerd, dit is mijn vijfde boek - maar wel mijn eerste thriller.’
Waar gaat Safari naar de Hel over?
Een jonge jurist solliciteert voor zijn eerste baan bij de Amsterdamse vestiging van een internationaal advocatenkantoor. In een afgeluisterd gesprek vangt hij op dat ze op zoek zijn naar het prototype van een geboren loser en daarom hém aannemen. Nog vreemder wordt het, als uitgerekend hij wordt uitgezonden voor de begeleiding van een miljardenproject in Afrika. Daar wordt alles alleen maar raadselachtiger: waarom wordt hij ingekwartierd bij de sinistere minister van Security, en waarom stapt diens heksachtige echtgenote bij hem in bed? Iedereen met wie hij in contact komt vindt de dood. Als hij zijn kantoor belt om opheldering, blijkt niemand hem daar meer te kennen. Alsof hij niet bestaat, nooit bestaan heeft. Als zelfs een minister die de corruptie van zijn collega’s aan de kaak wil stellen wordt vermoord probeert hij het land te ontvluchten. Maar het vliegtuig vertrekt op last van hogerhand zonder hem. Als een rat in de val. Tenslotte komt hij erachter wat zijn levensgevaarlijke rol is in het spel dat door de corrupte machthebbers wordt gespeeld. Maar wat heb je daar nog aan, als je achtergelaten wordt in de brandende tropenzon, tot je nek ingegraven in de aarde, met de gieren al om je heen in een steeds nauwer sluitende kring?