Interview /
Fabio Genovesi: 'Angst is onze grootste vijand'
Een van de hoofdpersonages van Wat de golven brengen is het albino meisje Luna. Omdat het niet meevalt om albino te zijn in Italië, om slecht zicht te hebben en om in de schaduw te moeten leven, zet ze haar verbeeldingskracht in om het leven kleurrijker te maken. Haar oudere broer Luca is een knappe, talentvolle surfer die zijn dagen aan zee doorbrengt. Maar dan slaat het noodlot toe en wordt Luca door de zee opgeslokt. Luna's moeder Serena keert in zichzelf en blijft als een zombie thuis zitten. Ondanks het verdriet om haar broer probeert Luna toch weer de draad op school op te pakken. Sandro, de hulpleraar van Luna, draagt ondertussen een enorm schuldgevoel met zich mee. Hij was degene die Serena aanmoedigde om haar zoon naar het surfkamp te laten gaan. Terwijl Sandro weer toenadering probeert te zoeken, leert Luna dat de zee zowel geeft als neemt. Zonder haar broer probeert ze haar plekje in de wereld te vinden.
Lees hier een fragment uit de roman.
Je hebt vier jaar lang aan Wat de golven brengen gewerkt. Hoe zag dit schrijfproces eruit?
‘Als ik aan mijn romans werk is het altijd een mooie puinhoop: ik begin te schrijven zonder dat ik een idee heb over het verhaal. Ik heb alleen bepaalde personages in mijn hoofd, karakters waar ik erg van hou. Ik kan dan niet wachten om te zien wat zij gaan doen als ik ze samenbreng. Dan begin ik over hen en hun verleden te schrijven, over hun eerste schooldag, hun eerste kus, de dag dat ze ontdekten dat de Kerstman niet bestaat…de belangrijke momenten uit hun leven. Het zijn honderden pagina’s die niet in de roman staan omdat de lezer ze niet hoeft te lezen, maar ik moet ze schrijven om mijn personages te leren kennen. Vervolgens beginnen ze te praten in mijn hoofd, tegen mij en tegen elkaar, en ze beginnen dingen te doen en op die manier schrijft de roman zichzelf. Als ik schrijf weet ik alleen wat er in de volgende vier, vijf pagina’s gaat gebeuren, zoals een ontdekkingsreiziger in het donker met een zeer zwakke fakkel waardoor hij alleen de volgende vier of vijf stappen kan zien. Op deze manier word ik uit het verhaal getrokken en word ik zelf ook verrast en in spanning gelaten. Ik denk dat dit me helpt om het verhaal op zo’n manier te schrijven dat het voor de lezer ook vol leven, verrassingen en gevoelens is. Het lijkt me zo ongelofelijk saai om een verhaal te schrijven dat je al helemaal kent.’
Waarom heb je ervoor gekozen om jouw geboorte- en woonplaats Forte dei Marmi in Toscane als decor te gebruiken voor deze roman?
‘Het is een bijzondere plek, een mooie kleine kustplaats aan de Middellandse Zee, in de zomer is het vol met toeristen, maar de andere negen maanden is het net een woestijn. Zoals het leven in Las Vegas voor een seizoen en in Transsylvanië voor de rest van het jaar. Het speelt spelletjes met je. Mensen die hier wonen zijn vreemd, maar op een mooie manier, je weet nooit wat je van ons kan verwachten. Plus, ik wilde alle verbazing, al de pracht en emoties die de natuur je kan geven in mijn roman weergeven, de ongelofelijke wonderen die elke dag in de natuur plaatsvinden en die we niet eens opmerken omdat we teveel worden opgeslokt door onze telefoons en spullen. En zo is de natuur in mijn stad, we hebben de zee en prachtige hoge bergen achter ons, de Apuaanse Alpen waar Michelangelo de witte marmer voor zijn beelden vandaan haalde. Je kan op de toppen van die alpen staan en arenden zien vliegen, daarna naar beneden fietsen en na dertig minuten kun je dolfijnen zien in de zee. Ik wilde deze dagelijkse wonderen in mijn roman opnemen, en laten zien hoe de personages daarmee omgaan.’
Wat de golven brengen kan, net als je vorige roman Vissen voeren, worden omschreven als een zwarte komedie. Is dit het type roman dat je het liefst schrijft?
‘Ik zou mijn romans niet omschrijven als zwarte komedie, ik denk dat ze het leven gewoon weergeven zoals het is: het leven is lachen en huilen, ik geloof niet in verhalen die je alleen maar laten huilen of lachen, ze missen dan allebei die mooie mix van gevoelens die het echte leven is. Lachen en huilen samen, dát is wat het leven echt en waardevol maakt, en wat een roman het lezen waard maakt. Dus we kunnen het leven beschouwen als een zwarte komedie, maar ik zou het liever ‘leven’ noemen.’
Je hebt ervoor gekozen om het verhaal te vertellen vanuit het perspectief van drie personages, Luna, Serena en Sandro. Waarom?
‘Ik hou niet van verhalen die alleen vanuit één perspectief worden verteld, ik geloof ze niet. En ik haat het om een roman te lezen waarin iemand alles wil vertellen en beschrijft hoe andere personages zich voelen en hoe ze leven. Ik probeer de stem van ieder personage te vinden en laat de lezers naar die verschillende stemmen luisteren. Dat is reëler, menselijker en interessanter. Het verhaal komt van ieders stem en hart, er is geen professor ‘ik- weet- alles’ die de lezer alles wil leren. Daar heb ik altijd al een hekel aan gehad.’
Twee van de hoofdpersonages, Luna en Zjot, zijn zeer kwetsbare kinderen. Het is als lezer onmogelijk om hen niet onmiddellijk te omarmen. Hoe kwam je op het idee voor een twaalfjarig albino meisje en een weesjongen uit Tsjernobyl?
‘Ik hou van verschillen en zie graag hoe verschillend we allemaal van elkaar zijn. We houden van en haten verschillende dingen, we leven, gedragen, kleden en kiezen zo verschillend dat ik me soms afvraag wat ons samenbrengt. Ik denk dat nieuwsgierigheid ons samenbrengt en ons dwingt om elkaar te ontmoeten, naar elkaar te luisteren en om elkaars wereld te leren kennen. Luna is een albino meisje en Zjot komt uit Tsjernobyl, ze zijn zo verschillend en vreemd als maar kan maar ze leven op een trotste manier in deze condities. Ze genieten van hun eigenaardigheden, ook al is het soms moeilijk, bijvoorbeeld als andere kinderen gemeen zijn op school of als mensen je nawijzen op straat. We klagen altijd dat ons leven saai en altijd hetzelfde is, maar als plotseling iets anders of nieuws opduikt vrezen we dat meteen en houden we het op afstand, en dat is stom. Angst is onze grootste vijand, we weten niet eens hoeveel we onszelf ontnemen door die angst. Als kind was ik ook vreemd. Ik was een punker en hield van metal (nog steeds overigens), ik las graag western boeken en strips. Ik denk dat ik nu nog steeds raar ben, maar dat zijn we allemaal, en ik houd ervan. Ik hoop dat ik steeds sterker en vreemder word, zolang als ik kan.’
De drie vrienden Sandro, Rambo en Marino zijn typische ‘mammoni’, mama’s kindjes. Als ze bijna 40 jaar oud zijn wonen ze nog steeds bij hun ouders. Daar komt nog bij dat ze allemaal nog maagd zijn. Hoe kwam je op het idee voor dit eigenaardige stelletje losers?
‘Het was niet nodig om me deze jongens in te beelden, ik ken ze in het echt! Ze zijn vrij eenvoudig te vinden in Italië. Mijn eigen leven is heel anders geweest, maar in Italië moeten veel jongens en meisjes bij hun ouders blijven wonen, ook als ze geen jongens en meisjes meer zijn. Het is natuurlijk ook vanwege onze cultuur, waar je altijd mama’s kindje bent, ongeacht of je twaalf of zestig bent, maar in veel gevallen is wonen bij je ouders geen keuze: het is niet zo makkelijk om werk te vinden en áls je al een baan vindt word je vaak onderbetaald, terwijl de huur erg hoog is en de staat geen hulp biedt. Dus blijf je langer bij je ouders wonen dan je zou willen. Soms bezoek ik vrienden die veertig zijn en zij hebben nog steeds dezelfde slaapkamer als vroeger en hun moeders leggen hun pyjama’s op de verwarming zodat ze lekker warm zijn als ze naar bed gaan. Dat is gek, ja, en het kan je aan het lachen maken, maar tegelijkertijd werken veel Italianen van in de dertig en veertig heel hard en ze verdienen respect: ze moeten zich staande zien te houden in de gekke ‘Italian job world’, de rare wetten en het verwoestende feit dat de oude garde regeert. Ze moeten hun weg vinden in een systeem waarin mensen uit andere landen al na een minuut gek zouden worden. Ze zijn dan wel mammoni, maar ze vechten ook.’
Je hebt gezegd dat je vaak meer inspiratie vindt in muziek dan in boeken. Welke artiesten inspireren jou het meest?
‘Oh, ik luister naar een heleboel dingen, al van kinds af aan heb ik deze behoefte aan muziek, ik kan niet lang zonder muziek, het is een soort verslaving en ik kan niet begrijpen dat sommige mensen geen stereo thuis hebben: wat doen ze, koken ze in stilte? Lezen ze in stilte? Vrijen ze in stilte? Ik begrijp dat niet. Als ik schrijf luister ik naar muziek, natuurlijk op vinyl, ik laat de plaat gewoon draaien en voel me dan direct thuis, waar ik ook ben. Afhankelijk van het personage waar ik over schrijf luister ik naar verschillende soorten muziek. Ik luister veel naar oude blues met alleen één stem en een gitaar, zoals Son House of Blind Lemon Jefferson of Mississippi John Hurt. Of countrymuziek, ik word altijd geïnspireerd door de liedjes van Hank Williams, bij die kerel begon het allemaal, de lange eenzame wegen, het verdriet van de eenzame man, eenzaamheid gevuld met liefde voor het leven, dat maakt me verliefd op de akkoorden. En ik luister ook naar mariachi liedjes van zangers als Antonio Aguilar, mooie liedjes zoals ‘Cuando vayas a mi tumba’ (‘When i go to my grave’), of Italiaanse klassiekers met hun prachtige teksten over liefde, verlies en onstuimige levens. Ik luister ook naar punk, heavy metal, rock uit de jaren ’70 zoals Black Sabbath en naar veel onbekende hedendaagse bands, er is momenteel veel goede muziek ook al vind je het niet op tv of radio. Ik probeer ook muziek in mijn schrijven te stoppen, in elke zin. Ik lees en herlees mijn roman honderden keren voordat ik ‘m echt afrond. Alleen als de woorden mijn tong laten dansen in mijn mond ben ik tevreden.’
Vanwege de perfecte balans tussen zwarte humor en tederheid doet Wat de golven brengen me soms denken aan The world according to Garp (De wereld volgens Garp ) van John Irving. Is dit boek van invloed geweest op jou?
‘Ik hou van John Irvings romans, van The world according to Garp (De wereld volgens Garp ), maar ook van A prayer for Owen Meany (Bidden wij voor Owen Meany ), dat boek was vreemd voor mij: toen ik het las dacht ik dat het oke was, maar niet mijn favoriet. Maar na een paar dagen kwam het verhaal bij me terug en na jaren achtervolgt het me vandaag de dag nog steeds. Ik vind Irving goed en in het algemeen hou ik van schrijvers die een geweldig verhaal kunnen creëren met memorabele personages. Die schrijvers die een goed verhaal aan de lezer willen vertellen en niet alleen schrijven om te laten zien hoe goed hun stijl is.’
Het lijkt alsof de kinderen in de roman verstandiger zijn dan de volwassen. Kun je dat toelichten?
‘Ik denk echt dat we op een bepaalde manier verstandiger zijn als we jonger zijn. Al het veilige denken, alle gematigde, saaie, slaperige beslissingen die we nemen als volwassenen lijken mij helemaal niet verstandig. Geen enkele wijze man of vrouw die weet dat het leven vroeg of laat zal eindigen zou moeten kiezen voor zo’n saai bestaan, voor veiligheid boven avontuur, voor stilte in plaats van geluk, voor rust in plaats van liefde.’
De thema’s van Wat de golven brengen zijn heftig: verlies, liefde, schuld. Het lukt je echter om het luchtig te houden, vanwege je humor en de straattaal die je soms gebruikt.
‘Huilen en lachen zijn hetzelfde. Als je veel lacht komen er tranen uit je ogen. Ik geef om het leven als het zo intens is. Ik denk dat je geen geluk in het leven vindt als je dat geluk beschouwt als een moment waarop alles oke is, dat het goed gaat met je vrienden en familie en dat er geen zorgen zijn in de wereld: als je daarop wacht, succes, maar ik denk dat je het nooit zult vinden. Maar je kan ook gelukkig zijn en lachen tijdens moeilijke tijden omdat dit is wat het leven is: een intens verhaal waarin je een hoop problemen voor je kiezen krijgt, maar waarin het landschap zo geweldig is. Op sommige dagen zijn mensen en plaatsen zo verdomd mooi dat je jezelf gelukkig prijst.’
Je beschrijft de zee bijna poëtisch. Zou je deze roman geschreven kunnen hebben als je niet met de zee was opgegroeid?
‘Ik denk het niet. Ik ben opgegroeid met de zee. Mijn moeder werkte de hele dag, ze maakte huizen van rijke mensen schoon. Mijn oma werkte ook als schoonmaakster, maar dan in een strandtent. Zij nam me elke dag mee, van april tot oktober en liet me alleen op het strand van zeven uur ’s ochtends tot acht uur ’s avonds. De zee was mijn babysitter en heeft me veel geleerd. Met haar oneindige visie helpt ze je eraan herinneren dat het leven je een hoop zorgen en vreugden kan brengen, maar dat er altijd iets groters is, iets dat overal om je heen is, schitterend onder de zon. De zee kan de ene dag kalm zijn en de volgende dag wild en woest, maar als je leert om te zwemmen en te vertrouwen kun je erin duiken wanneer je maar wil.’
Giveaway
Ben je na het lezen van dit interview benieuwd naar Wat de golven brengen ? Doe dan mee met de giveaway en maak kans op een exemplaar!