Gastcolumn door Oliver Reps
Wie gaat dit in godsnaam lezen?
In het begin was er niets, toen kwam het idee en volgde de drang, kennelijk moest er iets uit. In de luwte verschijnen je eerste woorden op het scherm, onder de radar, want durf het maar eens te vertellen. Je leeft een dubbelleven en leuk is anders. En waarom staan de woorden die gisteren nog zo mooi leken, je vandaag zo tegen? Dezelfde woorden, gelezen door dezelfde ogen en verwerkt door hetzelfde brein. Ze worden wel beter, maar wie gaat ze lezen, laat staan uitgeven?
‘Ik heb wat geschreven. Wat vind je ervan?’
‘Wat?’
Kan je ze vertrouwen? Breng je mensen niet in een lastig pakket als je om de waarheid vraagt? Zou je je eigen schrijfsels willen lezen als je ze niet zelf had geschreven? In vergelijking met echte schrijvers is je niveau dramatisch, er valt niet aan te tippen. Maar je weet, of hoopt: herschrijven is het echte schrijven, de eindeloos lange weg naar een onbereikbare perfectie, je woorden moeten nog rijpen als kaas. Te vroeg is levensgevaarlijk, maar wie eindeloos uitstelt is dood. Dus op een druilerige dinsdagochtend slenter je naar de copyrette waar ze je al kennen, met een datastick op zak en je ziel onder je arm. Het ei is gelegd, je manuscript gaat de postzak in, verpakt in een witte luchtkussenenvelop. Eenzaam drink je ergens koffie om te vieren dat het echte wachten nu eindelijk begint. Wachten op de dag die toch nooit komt, want je kent de statistieken, de poortwachter die negenhonderdnegenennegentig keer nee zegt, en hooguit één keer ja. Maar ooit heeft David Goliath verslagen, en soms betrap je jezelf op bidden.
‘En?’
‘Nog steeds niets.’
Of: ‘Helaas pindakaas.’
Copyrette, postzak, copyrette, postzak, de déjà vu’s stapelen zich op, maar dan, als door een wonder, ligt Goliath geveld op de vloer. Heb jij dat gedaan? Ongelofelijk, maar o zo terecht. Aan je woorden moet nog van alles gebeuren, en wat voor afbeelding moet er op de omslag? Verkeerde keuzes zijn fataal, maanden leef je in een roes, en dan hou je je debuut in je hand, het is kleiner dan je dacht, sober maar mooi, iemand noemt het een pareltje. Fietsen langs de boekwinkels in de stad. Hebben ze ‘m? Zo ja, fantastisch. Zo nee, why the hell not? En nog steeds vraagt je je af: wie gaat dit in godsnaam lezen? Iedereen, hoop je.
Oliver Reps