Column /
Geertrude Verweij: Mijn eerste X
De eerste keer dat ik mij een échte schrijver voelde
In 1999 schreef ik mijn eerste lange verhaal (wel lang genoeg, maar niet goed genoeg voor een boek). In 2005 verscheen mijn eerste fictieverhaal in druk. In 2009 verscheen mijn eerste boek bij een reguliere uitgever. Ik hield mijn eerste lezing (oké, en mijn enige) en verkocht mijn eerste boeken in datzelfde jaar. Allemaal eerste keren. Maar wanneer voelde ik me nu voor het eerst een échte schrijver?
Ik heb ergens nog een blogstukje uit 2009 liggen waarin staat dat ik mezelf moet aansporen om mijn schrijfwerk serieus te nemen. Maar als ik dat nu teruglees, nam ik mezelf toen best wel serieus. Het is eigenlijk alleen maar achteruit gegaan vanaf dat punt.
In 2010 gingen mijn man en ik mee op een busreis door Zuid-Afrika. We raakten in gesprek met één van onze medereizigers en na twee wijntjes was ik mijn remmingen een beetje kwijt. Dus vertelde ik, lichtelijk beschroomd, dat mijn tweede roman binnenkort zou verschijnen.
Ik kies mijn publiek niet heel handig. “Ik lees zelden en als ik lees altijd waargebeurde verhalen,” was het antwoord. Daar kon ik het dus mee doen. Maar daarna verspreidde het gerucht zich wel door de rest van ons reisgezelschap, want ergens vond ze het toch wel heel boeiend.
“Wist je dat zij schrijfster is?” vroeg mijn nieuwe vriendin-voor-twee-weken regelmatig trots aan één van de andere vrouwen. En ik bloosde, hakkelde en maakte me meestal snel uit de voeten. Schrijfster? Ik? Welnee!
In 2012 waren mijn man en ik op vakantie op Bali. We zaten op ons favoriete adres iets te drinken en raakten in gesprek met een Australisch stel. Het beroep van de vrouw was lichtadviseuse. Ook boeiend. Toen ze uitverteld was over haar werk vroeg ze wat ik deed. Schoorvoetend gaf ik toe dat ik ‘romance novels’ schreef. Waarop zij enthousiast werd, want ze was dol op bouquetromans. Zij had een behoorlijk wink, wink, nudge, nudge, say no more, say no more gevoel bij mijn bekentenis en ik kreeg haar niet aan het verstand gepeuterd dat mijn boeken toch van een iets ander kaliber zijn. Niet dat ik iets op die boekjes tegen heb – ik lees ze zelf ook – maar het is niet wat ik schrijf en dat wilde er bij haar niet in. Wink, wink. Het feit dat ze in de tropische hitte flink doordronk van haar witte wijn zal daar niet bij geholpen hebben. Het gesprek werd er toch minder gemakkelijk door. Voor mij dan. Ik dronk water, dat hielp ook niet.
Sindsdien houd ik het bij gezellige gesprekken met andere vakantiegangers maar op “Ik ben huisvrouw en ik doe de boekhouding voor het bedrijf van mijn man”. Dat voelt toch veiliger.
Toen in februari dit jaar de eerste Valentijnprijs werd uitgereikt, ging er op Facebook een bericht rond met de namen van de schrijfsters die aanwezig zouden zijn voor een meet & greet.
“O!” dacht ik geschrokken. “Mijn naam staat gewoon in het rijtje schrijfsters. Wat nu?” En het duurde toch echt even voor ik me realiseerde dat mijn naam daar ook gewoon hoort. Zelfs tijdens die meet & greet voelde ik me alsof ik op de verkeerde plek was, alsof mensen in de war waren en me aanzagen voor iemand anders, terwijl er toch echt een lezeres was die me van tevoren gemaild had dat ze me graag wilde ontmoeten.
Volgende maand komt mijn negende boek uit en het tiende staat al op de planning. Wanneer ik mezelf voor het eerst echt als schrijfster ga zien? Ik ben er zelf ook benieuwd naar...