Column /
Gered door Ron en Norbert
Ik heb ideeën genoeg en ze waaien mijn hoofd in op onverwachte momenten, maar waar ze vandaan komen? Geen idee.
Ideeën zijn er op een dag. Ze dringen zich op als verweesde huisdieren. Met hun grote, smekende ogen kijken ze me aan tot ik verzucht: 'Oké, oké, kom maar met me mee naar mijn huis.' Vervolgens zitten ze vanonder mijn bureau zielig in hun mandje te piepen tot ik ze eindelijk aandacht geef. De geluksvogels worden een boek.
Getelde dagen, de titel van mijn nieuwste thriller, vloog ook op een onbewaakt moment mijn hoofd in. Ik schreef hem snel op, voor het geval hij me zou ontschieten.
Nu, vele maanden later, kan ik uitstekend uitleggen waarom het boek zo heet, maar dat is redeneren achteraf. Voor de personages geldt hetzelfde. Het zou leuk zijn om te zeggen dat ik ze heb gebaseerd op bestaande personen, maar ik heb ze ronduit verzonnen. Hoe? Andermaal geen idee. Misschien lijken ze op mensen die ik ken en heb ik dat zelf niet door. Op het gevaar af zweverig te zijn: een groot deel van het creatieve proces speelt zich af in het onderbewuste.
Als je inmiddels, beste lezer, een hockeybal tegen mijn kop wilt gooien – 'eens kijken hoeveel ideeën dan nog je hoofd binnenwaaien' – heb ik daar alle begrip voor. Want stel dat die er zou zijn: een pasklare ideeënmethode. Dan zijn heel wat schrijvers in spe geholpen: methode toepassen en tikken maar. Wil ik het geheim soms voor mezelf houden? Nee, echt niet. Het is een even groot geheim voor mij als voor de rest van de wereld, dat is het hele probleem.
Ik weet het: ik kom er niet mee weg. Ik zit klem. De hockeybal kan elk moment mijn slaap raken. Tot mijn grote opluchting komen precies op dit moment Ron en Norbert het verhaal binnengestapt.
Ron heeft een roodverbrand hoofd, een fikse plusbril, is zo'n twee meter lang en zeult een indrukwekkende buik met zich mee. Hij gaat voor me zitten in het vliegtuig, dat vanuit de méditerranée op Nederland afkoerst. Omdat hij bij een nooduitgang zit, probeert een steward aan Ron uit te leggen wat hij moet doen in het geval van een vliegramp. Ron kijkt alsof hij het niet helemaal begrijpt en pakt na afloop de algemene instructiekaart met pictogrammen erbij. Zenuwachtig wijst hij met zijn dikke vinger de plaatjes aan. Hoe zat het ook alweer met dat gele masker? Ron is niet al te snugger, maar vermoedelijk zit zijn massieve lichaam vol brute, ongecontroleerde kracht. Bij de minste of geringste turbulentie is hij in staat om met één ruk de complete deur van de nooduitgang eruit te trekken en waai ik achter Ron aan naar buiten.
Zijn al even roodverbrande vakantiegenoot Norbert zit aan de andere kant van het gangpad. Zijn brilpoten zweven ergens boven zijn oren en hij draagt leren schoenen zonder sokken. Hij stelt zich op als de reisleider van het gezelschap. Als het karretje met etenswaren langskomt, bestelt Ron een stroopwafel. Norbert kiest voor instant noodles, koffie, een stroopwafel en tomatensap, die hij in exact die volgorde verorbert. Norbert eet tergend langzaam, zich bewust van Ron, die zijn stroopwafel in twee happen heeft weggewerkt en jaloers zijn kant op kijkt. De stoel naast Ron is vrij, maar de verdere reis blijft Norbert aan de andere kant van het gangpad zitten – het recht van de reisleider.
Op Schiphol lopen de twee voor me uit met een eendere, waggelende gang. Norbert gaat voorop, dat spreekt voor zich. Bij de eerstvolgende wc zwaaien ze af en hobbelen de toiletruimte in.
Ron en Norbert zijn mijn redding. Op een dag wandelen ze een van mijn boeken binnen, met in hun ene hand een beker tomatensap en in hun andere hand een stroopwafel. En dan kan ik precies uitleggen hoe ik op het idee ben gekomen.