Column /
Hegel in de polder
In het klassieke model waarin these en antithese tot een synthese lijden geeft Hegel aan dat uit elk verschil een verbetering kan groeien. Voorwaarde is dan wel dat de twee tegengestelde delen samen kunnen bijdragen tot die verbeterde versie. Dan komt er een soort ‘verhoging’ waarop, om de cyclus weer compleet te maken opnieuw gezocht kan worden naar een antithese. Dit is een model van oneindige groei. Natuurlijk is het al veel vaker vastgesteld dat deze trilogie aardig in de buurt komt van het in Nederland gehanteerde poldermodel. Of eigenlijk andersom, het poldermodel heeft wel iets weg van echt nadenken en oplossen. Het grote verschil zit hem er in dat daar waar bij Hegel nog gezocht wordt naar een verbetering, in het poldermodel alleen plaats is voor een soort grootste gemene deler. In plaats van te zoeken naar de bindende elementen tussen these en antithese waardoor de bedoelde groei kan ontstaan, wordt meer gestreefd de verschillen tegen elkaar uit te ruilen. Op die manier wordt er niet iets nieuws ontwikkeld, maar ontstaat een povere variant van de bestaande situatie waarin eigenlijk geen enkele partij het oorspronkelijke uitgangspunt goed kan terug vinden.
Dit is goed te herkennen in de politieke situatie van deze dagen. Twee partijen die van nature elkaars tegengestelde zijn hebben een poging gedaan om tot een overeenkomst te komen. Iets wat op basis van de achtergronden gedoemd is te mislukken. Maar goed, wanneer we tegelijk zien dat de erfvijanden uit de tachtigjarige oorlog binnen het construct CDA nog altijd eendrachtige samenwerking weten te veinzen, zou alles mogelijk moeten zijn. Echter de belangen tussen diegenen die bezitten en diegenen die niet bezitten blijken keer op keer toch fundamenteler te verschillen dan de belangen die gebaseerd zijn op een verschillende interpretatie van dezelfde bijbel. Keer op keer zien we dat er naast een verschil in bezit ook een verschil in moraal aanwezig is. Daar waar we eigenlijk op basis van, noem het algemene ontwikkelingsverwachting, een hogere moraal verwachten, zien we voornamelijk egoïsme en korte termijn denken hoogtij vieren. Dit zou ook wel eens de oorzaak kunnen zijn van het langzaam afglijden van de partij van de niet hebbenden op moreel gebied. We zien immers meer en meer de gegoede middenklasse als sturende elementen binnen die beweging naar voren komen. En tegelijk zien we de bestuurders meer en meer beslissingen nemen (of aanvaarden) waar hun stamvaders in gedachtegoed van zouden gruwelen. Het inperken van de sociale zekerheid, waar zo hard voor gevochten was. Het af laten brokkelen van de zorg, het als noodzakelijk gegeven voorspiegelen van het inperken van zekerheid voor werkenden ten gunste van de ruimere mogelijkheid om winsten te maken. Een werkelijk sociale partij zou onder geen enkele voorwaarde durven beweren dat de ingrepen ten goede komen aan iedereen. En dat het dus voor de bestwil van de gedupeerden is…
We weten al jaren dat iets als morele ontwikkeling bestaat. Wetenschappers als Kohlberg en Steutel hebben belangwekkende verhalen geschreven over die morele ontwikkeling. Misschien zou het interessant kunnen zijn om, zonder al te diep in te gaan op de meer filosofische achtergronden van de vraag, eens onderzoek te doen naar het morele verval binnen groepen. Mogelijk kunnen we daar van leren hoe we de neergaande beweging die is ingezet kunnen stoppen of zelfs omkeren.