Interview /
Het Spanje van Chirbes stinkt van alle kanten
Zelfs het Spaanse koningshuis ontkomt dezer dagen niet aan de overal heersende corruptie. De dochter van de koning moet voor de rechtbank verschijnen, omdat haar man de nodige tonnen subsidie zou hebben ingepikt. In alle lagen van de bevolking plegen mensen fraude, de crisis corrumpeert iedereen. Dat is in ieder geval de conclusie die je moet trekken uit Rafael Chirbes meedogenloze roman Aan de over. Nou was Chirbes nooit een lachebekje, maar hier is het somberheid troef.
Wat wil je met een hoofdpersoon Esteban, die in het dorpje Misent probeert te overleven met zijn stokoude pa en een bouwonderneming die verlies draait. Esteban heeft gegokt op de bakstenenhausse, toen er in zijn kustdorp aan de lopende band complexen werden neergezet voor Duitse en Engelse expats. Maar het geld is dankzij een louche vriend spoorloos verdwenen. En terwijl Esteban eigenlijk kunstenaar wilde worden!
Het verhaal vol diefstal, plundering, corruptie, smokkel en straathoertjes blijft ondanks al die narigheid boeien, mede dankzij de monologen van Esteban. ‘Wat willen die mensen nou eigenlijk, wat denken ze dat een man kan doen als de koelkast leeg is? Je bent voortdurend aan handen en voeten gebonden door je vrouw en kinderen; als zij er niet waren geweest, had je allang de krankzinnigste dingen uitgevreten.’ Rafel Chirbes in levende lijve praat net zo breeduit als zijn personage Esteban. Zijn Nederlandse uitgever Nelleke Geel heeft de grootste moeite om deze spraakwaterval in te tomen.
De internationale pers noemt Aan de Oever een ‘scherpzinnige analyse’ van de Spaanse crisis. Was dat ook uw bedoeling?
‘Dat thema is een constante in mijn werk. Ik schrijf vanaf begin 2000 over de crisis, en dan vooral de menselijke crisis. Mijn boeken dienen ook voor mijzelf om uit te zoeken: waar sta ik nou in dat geval, welk onderdeel ben ik van die machine, zowel op kleine als op grote schaal? Hoe verhoud ik me tot de huidige staat van de wereld, van de maatschappij. Feitelijk zijn mijn laatste drie romans een groot zelfonderzoek, waarin ik mezelf aan de tand te voelen. Ik wil uitvinden wie ik ben, waar ik sta, en natuurlijk om alle ideologieën te ontrafelen. Want die zijn allemaal vals en bedrieglijk.’
Dat klinkt erg algemeen. Is dit niet ook een roman over een typisch Spaanse geschiedenis?
'Absoluut! Dit is ook een verhaal over de Spaanse transitie na de dood van Franco. Over de generatie daarna, die een morele en economische staat moest afbreken en weer opbouwen. Uit het niets christelijke en sociaaldemocratische partijen vormen (we kenden uit het verleden alleen fascisten, communisten en anarchisten) om een democratische Europese staat te construeren. Door die moeizame transitie verkeren wij Spanjaarden feitelijk permanent in crisis. Ik ben een representant van die transitiegeneratie. We hebben van Spanje iets gemaakt dat er goed uitzit, maar dat in werkelijkheid onder valse pretenties gebukt gaat. Zowel rechts als de socialisten, niemand is onschuldig. Ik evenmin.’
Maar dat hoort toch bij romans schrijven? De schrijver als onbetrouwbare fantast?
‘Klopt. Wantrouwen ten opzichte van cultuur is een groot thema in mijn boeken. Mijn Republikeinse moeder was analfabeet, mijn schoonzuster deed aan kalligrafie, waarbij je met mooischrijverij woorden terug brengt tot tekens, tot cultuurleugens. Daar vloeit vaak uit voort de verheerlijking van mensen die geen cultuur bezitten of kennen. Terwijl juist de literatuur ons tot betere mensen maakt. Pas op: ik moet altijd waakzaam blijven dat ik niet zelf in een valkuil trap die mij tot een slecht persoon maakt. Ik wantrouw cultuur, mijzelf en vooral alle ideologieën. Die veranderen ons in kuddes makke schapen. Ideologieën zijn nutteloos, want het kwaad overwint altijd. Het kwaad overleeft immers de dood en wij gaan dood. Het zijn altijd de slechtste mensen die triomferen, binnen politieke partijen, binnen bedrijven. Binnen de literatuur. Eigenlijk bestaat de waardigheid van de mens daaruit, dat hij dat kwade buiten de deur houdt, anders gaat het slechte met hem aan de haal. De schrijver heeft dan nog een extra taak: zoals een chirurg blijft opereren, moet een auteur blijven wikken en wegen wat hij schrijft en beseffen dat zijn woorden een impact hebben, dat hij anderen beïnvloedt.’
Waarom schrijft u voortdurend over kleine dorpjes aan de kust? De veranderingen vinden toch vooral in de grote steden plaats?
‘Madrid en de generatie antifrancisten aldaar vindt u in mijn eerdere werk. Ik verkeer in de gelukkige omstandigheden dat ik de laatste jaren aan de kust woon. Precies waar de bouwbubbel het hevigst toesloeg. Het bankroet van Europa en Spanje zie je daar concreet om je heeft. Al die onafgebroken bouwprojecten… Mijn vader werkte bij de spoorwegen, waardoor ik in mijn leven op veel plekken heb gewoond. Op de een of andere manier belandde ik altijd op de goede plek om boeken te schrijven. Ik had over de bankenbubbel in Madrid kunnen schrijven, daar is het in gang gezet, maar de concrete kust is veel prettiger. Ik heb geen profetische blik, maar kijk en beschrijf wat iedereen om zich heen kan zien.’
Uw boek loopt slecht af. Bent u een pessimist?
‘Nee nee, ik moet vertellen wat ik zie. En dat is niet het officiële verhaal over Spanje. Ik zie de werkloosheid niet dalen, ik zie ambitieuze corrupte politici die de situatie verergeren. Mijn optimisme schuilt erin dat dit boek bestaat, dat het een verhaal stelt tegenover de officiële geschiedschrijving. Ik moet het echte verhaal schrijven. Zolang ik de kracht heb met mijn 75 jaren ga ik door. Happy endings doen er niet toe.’
Rafael Chirbes: Aan de Oever, uitgeverij Meridiaan
Beeld: MT Slanzi