Het voorwoord van de Boekenweek: In gesprek met Gerda Blees
Gerda Blees (1985) won, net als voorheen schrijvers als Manon Uphoff, Edwin Mortier, Maartje Wortel en Arnon Grunberg, in 2016 de Nieuw Proza Prijs voor haar verhaal 'Zomerkroos'. Eerder publiceerde ze in Tirade en Hollands Maandblad. In 2017 debuteerde ze met korte verhalen in Aan doodgaan dachten we niet, in 2018 verscheen haar poëziedebuut Dwaallichten en in 2020 was het de beurt aan haar debuutroman Wij zijn licht. Deze roman won onlangs de Boekhandelsprijs 2021 en staat op de shortlist van de Libris Literatuur Prijs 2021.
Auteursfoto © Bartjan de Bruijn, via auteur
Vertel eens over de totstandkoming van je meest recente boek?
In de zomer van 2018 begon ik te schrijven aan Wij zijn licht, mijn debuutroman. Het startpunt voor het verhaal waren de berichten in de kranten over een woongroep waar een vrouw was overleden omdat de groep gestopt was met eten. Ik begon het boek te schrijven vanuit verschillende menselijke perspectieven, maar al snel kwam het idee om naast menselijke ook niet-menselijke perspectieven te gebruiken, zoals de nacht, het licht, een sinaasappelgeur en twee sigaretten. Ik maakte een schema van de 25 hoofdstukken, ieder met hun eigen perspectief, en schreef het boek eerst helemaal met de hand, op losse A4'tjes. Vervolgens typte ik de handgeschreven versie uit en begon het grote redigeren, in diverse rondes. Sommige perspectieven sneuvelden of werden vervangen, er werd een hoofdstuk toegevoegd, de hoofdstukken werden herschikt. Daarna kwamen een paar fases van herschrijven en sleutelen op zins-, woord- en leestekenniveau. In april 2020, enkele weken voor de verschijningsdatum en met een flinke griep (of was het corona?) op de bank, las ik de drukproeven voor de laatste keer hardop voor en paste de laatste dingen aan. Enkele weken later lag het boek in mijn brievenbus. Ik had 25 mensen gevraagd om op de presentatie ieder een hoofdstuk voor te lezen. Vanwege de lockdown werd dit een online presentatie met Zoom en YouTube.
Hoe heeft de lockdown het schrijven beïnvloed?
Het schrijven zelf heeft van de lockdown niet veel te lijden gehad, maar alles eromheen wel: de presentatie van Wij zijn licht die online moest plaatsvinden, lezingen die niet doorgingen, interviews die via Zoom of YouTube werden uitgezonden. Ik heb daardoor minder contact gehad met ‘echte’ lezers dan ik zonder lockdown gehad zou hebben.
Welke reactie op je meest recente boek heeft je het meest geraakt, in positieve of negatieve zin, en waarom?
Ik hoorde op de radio dat mijn boek een arts had geïnspireerd om een leeslijst op te stellen voor geneeskundestudenten om hen te helpen meer empathie voor kwetsbare patiëntengroepen te ontwikkelen. Ik vond dat een groot compliment omdat het begrijpen van mensen een belangrijke drijfveer voor me is. Maar ook omdat ik ooit een jaar Geneeskunde heb gestudeerd en toen besloot dat het beroep van arts niet bij me paste. Daar heb ik wel altijd een vage gedachte aan overgehouden dat ik misschien als arts directer iets voor mensen had / zou kunnen betekenen dan met het beroep dat ik nu heb gekozen. En daarom vond ik het extra mooi dat mijn werk nu bij toekomstige artsen terechtkomt. Misschien kan het zo via een omweg van betekenis zijn voor patiënten.
Welke periode in je leven beschouw jij als het 'voorwoord' van je carrière als (fictie)schrijver?
Rond mijn 25ste, na mijn afstuderen, begon ik met fictie en poëzie schrijven. Ik schreef wat korte verhalen en besloot daarna al snel een roman te schrijven, die ik binnen drie maanden af had. Het bleek geen goede roman te zijn. Toch bleef ik doorgaan met schrijven, terwijl ik ondertussen op de universiteit werkte als docent en aan een promotie-onderzoek op het gebied van taalkunde begon. Deze periode waarin het af en toe lukte om iets gepubliceerd te krijgen en ik langzaam beter ging schrijven, tot aan het verschijnen van mijn debuut, de verhalenbundel Aan doodgaan dachten we niet, in 2017, zie ik als het voorwoord van mijn schrijverschap.
'Wie weet gaat het wel net zoals bij de grammofoonplaat en komt er na een periode van papierenboekenarmoede een revival.'
Het thema van de komende Boekenweek is 'Tweestrijd'. Op welk moment in je schrijfcarrière (of tijdens het schrijven van je laatste boek) bevond jij je in tweestrijd en waarom?
Een paar jaar voor ik debuteerde werkte ik als docent voor de universiteit en was ik begonnen aan een promotieonderzoek over tweetalige communicatie. Dit deed ik in mijn eigen tijd, omdat ik het onderwerp interessant vond en ik als gepromoveerde meer baankansen zou hebben op de universiteit. Maar hierdoor hield ik weinig tijd over voor mijn literaire werk. Ik had de hoop dat ik alles zou kunnen combineren maar dat lukte niet. Ik stond toen voor de keuze om te stoppen met mijn onderzoek en het werken aan de universiteit om meer tijd te hebben voor het schrijven. Dat was een lastige keuze, omdat ik niet wist of ik mijn brood zou kunnen verdienen als schrijver. Ik vond het ook moeilijk om te voorspellen of het me zou bevallen om alleen maar schrijver te zijn en niet de structuur van een baan te hebben. Ik heb er toen voor gekozen een jaar vrij te nemen van mijn werk op de universiteit om daarachter te komen. En ja, het beviel. Niet lang daarna vond ik een uitgever en werd mijn eerste verhalenbundel gepubliceerd.
Hoe zie jij de toekomst van het boek?
Het boek is absoluut mijn lievelingsmedium, dus ik hoop dat het ook in zijn papieren vorm zal blijven bestaan. In het najaar deed ik een residentie bij de Van Eyck Academie, waar ik zelf een boekje stencilde in een beperkte oplage. Deze ervaring heeft mij veranderd in een echte bibliofiel. En ik weet dat ik niet de enige ben. Misschien wordt het papieren boek in de toekomst iets voor een kleine groep papierenboekennerds, maar wie weet gaat het wel net zoals bij de grammofoonplaat en komt er na een periode van papierenboekenarmoede een revival. Het boek in een andere vorm (e- of -luister) zie ik niet zo snel verdwijnen; het opgeschreven verhaal heeft kwaliteiten die film en televisie en andere media niet hebben. Ik denk dat die kwaliteiten nog altijd door velen worden herkend. Al ben ik ook weer niet zo optimistisch over het leesklimaat dat ik niet vind dat er veel geïnvesteerd moet worden om de ontlezing te keren.
Het afgelopen jaar zijn we langzaam gewend geraakt aan 'het nieuwe normaal' op anderhalve meter afstand. Zal dit een rol spelen in toekomstige nieuwe verhalen of kies je er bewust voor die in vroegere of toekomstige tijden te laten afspelen?
Ik heb op dit moment geen ideeën voor verhalen waarin de coronasituatie een speciale rol speelt, maar ik zou deze nieuwe werkelijkheid ook zeker niet omzeilen. Voor de nieuwe roman waar ik aan werk ben ik er nog niet uit of ik hem in een coronasetting wil plaatsen of niet. Het lijkt toch iets wat je niet zomaar als 'decor' kunt gebruiken; als de pandemie erin voorkomt zou hij ook een functie moeten hebben in het verhaal. Maar welke? We zullen zien.
'Het lijkt toch iets wat je niet zomaar als "decor" kunt gebruiken.'
Welke drie boeken zou je tippen aan andere lezers?
Bonusvraag: Welke boekhandel in de buurt draag jij een warm hart toe en waarom?
Boekhandel De Vries Van Stockum in Haarlem, omdat ze met de fiets boeken komen brengen als ik ze bestel, soms nog op dezelfde dag! En er werken veel aardige mensen, waaronder zelfs een schrijver.
Het voorwoord van de Boekenweek
De Boekenweek is verplaatst naar de zomer van 2021 en toch beleven we van 6 t/m 14 maart een ‘week vol boeken’. Omdat je het boek nooit genoeg kunt vieren en jouw favoriete boekhandel ook de komende tijd alle steun kan gebruiken. Laat je inspireren en geniet in aanloop naar de Boekenweek van gesprekken met auteurs en de mooiste boeken(tips). Hoofdsponsor NS is in 2021 twintig jaar verbonden aan de Boekenweek. Kijk voor meer leesinspiratie op www.ns.nl/treinlezer.