Het voorwoord van de Boekenweek: In gesprek met Mathijs Deen
Mathijs Deen (1962) is schrijver en radiomaker. Zijn verhalenbundel Brutus heeft honger werd genomineerd voor de AKO Literatuurprijs. In 2013 publiceerde hij het alom geprezen De Wadden, waarvan ruim 30.000 exemplaren zijn verkocht. In 2018 verscheen Over oude wegen dat zeer lovend werd ontvangen en dat, net als zijn roman Onder de mensen, ook in Duitse vertaling werd uitgebracht. Deens laatste boek, Het lichtschip, is genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs 2021.
Auteursfoto © Lin Woldendorp, via uitgeverij De Bezige Bij
Vertel eens over de totstandkoming van je meest recente boek?
In het voorjaar van 2019 maakte ik voor het VPRO radioprogramma OVT een documentaire over de lichtschepen die vroeger voor onze kust voor anker lagen om de scheepvaart te begeleiden en te behoeden. Dat waren er in de jaren zeventig van de vorige eeuw nog drie: de Noord-Hinder (die halfweg Westkapelle en Felixstowe lag) de Texel (buiten den Helder) en de Terschellingerbank (boven Terschelling). Het waren rode schepen met een vuurtoren erbovenop en de naam van het schip groot op de romp geschilderd. Lichtschepen hadden geen motor, geen roer, ze konden niet zelfstandig varen en ze lagen op hun vaste plek voor anker.
Deze schepen hadden, bleek, ondanks hun geankerde bestaan toch een stevige bemanning van elf man aan boord: een kapitein, een stuurman, een scheepswerktuigbouwkundige, vier matrozen, drie motordrijvers en een kok. Deze mannen onderhielden het schip, noteerden namen van voorbijkomende schepen, deden weermetingen en hielden het licht draaiende. Bij mist loeide een misthoorn. Dan was de bemanning gespannen, humeurig en angstig. Bang te worden overvaren.
Twee van die schepen zijn nu nog te bezichtigen, de Noord Hinder ligt in Hellevoetsluis en de Texel in den Helder. De oud-bemanningsleden die ik op die twee schepen sprak vertelden me verhalen die ik niet uit mijn hoofd kon zetten. Onder meer over de kok die een bokje mee aan boord had genomen om te slachten voor de bemanning.
Deze verhalen, gecombineerd met de spaarzame herinneringen die mijn overleden schoonvader – bij leven kapitein – losliet over zijn tijd als jongetje in Indië, leidden tot de novelle Het Lichtschip. Ik had het boek niet gepland, ik had er geen afspraak over gemaakt met mijn uitgever, het kwam gewoon. Ik schreef er drie maanden aan. Toen was het af.
Hoe heeft de lockdown het schrijven beïnvloed?
De lockdown heeft me gedwongen en geleerd om thuis te schrijven. De Wadden, De oude wegen en het eerste deel van het boek over de Rijn waaraan ik nu werk, heb ik voor het overgrote deel onderweg geschreven. Ik reisde om details op te doen die ik zou kunnen gebruiken. De plekken die ik bezocht speelden een rol in de verhalen. Die manier van werken ging en gaat me het beste af.
Maar dat is nu niet mogelijk. Dus heb ik een schuurtje achter mijn huis omgebouwd tot werkkamertje, en daar ben ik nu aan het werk. Dat gaat ook wel.
Of deze tijd mijn werk thematisch beïnvloedt, kan ik niet zo goed beoordelen. Ik moet het zonder de details stellen die ik normaal onderweg opdoe. Nu haal ik die uit boeken, online documenten, interviews op afstand en mijn verbeelding. Dat lukt ook, maar het zou kunnen dat het werk daardoor verslapt, wat doodser is.
Ik zie dan ook uit naar het moment dat het voorbij is, al is het gezellig thuis, daar niet van.
Welke reactie op je meest recente boek heeft je het meest geraakt, in positieve of negatieve zin, en waarom?
Natuurlijk was de nominatie op de Libris longlist erg leuk en waren de recensies in Nederland, Vlaanderen en Duitsland fijn. Maar wat me denk ik toch het meest geraakt heeft, zijn de reacties van de zeevarende lezers die ik niet persoonlijk ken, zowel uit Nederland als uit Duitsland, die me laten weten dat ze het leven op zee zo in het boek herkennen. Er was ook een man die ooit een psychotische aanval heeft gehad, die door het boek geraakt was. Dat doet me veel.
Welke periode in je leven beschouw jij als het 'voorwoord' van je carrière als (fictie)schrijver?
Ik heb vanaf de middelbare school het verlangen gehad om schrijver te worden, maar ik was me er pijnlijk van bewust dat mij, geboren in 1962 en dus opgegroeid in de jaren 70 en 80, niets was overkomen dat kon wedijveren met de lotgevallen van de schrijvers wier boeken ik las toen ik opgroeide.
Jij? Schrijven? Leuk jongen, maar waarover dan?
De opmerking die Armando ooit maakte dat je nooit iets van betekenis zal kunnen schrijven als je nooit een oorlog hebt meegemaakt, trok ik me erg aan, en maakte me eerlijk gezegd ook wel wat moedeloos. De enige oorlog die ik kende was de Koude, een conflict dat me weliswaar uit angst voor de bom uit mijn slaap hield, maar waarin uiteindelijk niets binnen gehoorsafstand ontplofte, waarin ik helemaal niks meemaakte en dat zodoende onbetekenend was in de schaduw van alles waar de Groten over schreven. Al spraken mijn ouders niet over de oorlog, ik wist dat mijn moeder uit haar slaap werd gehouden door V2’s, overvliegende bommenwerpers en luchtgevechten. Ik werd hooguit uit de slaap gehaald door een koelkast die zich uitschudde.
Toen ik november 1989 na een bezoek aan de vallende muur uit Berlijn thuiskwam, en dus voor het eerste echt iets had meegemaakt, wist ik me er nog geen raad mee.
Het heeft kortom een tijd geduurd voordat ik begreep dat het helemaal niet hoefde te gaan over de thema’s van de generatie van mijn ouders. Ik verliet Boekelo, studeerde Nederlands in Groningen, leerde radio maken, interviewde in de loop van de tijd allerlei mensen, trouwde, kreeg een kind, scheidde, trouwde opnieuw, verhuisde van Groningen naar Amsterdam, kreeg nog twee kinderen, las al die tijd boeken en kwam er op een heel willekeurige dag achter dat elke schrijver het (zoals ik Ischa Meijer ooit had horen zeggen) gewoon moet doen met het moerasje van zijn eigen kleine verleden. Dat is je bron, daar kan je mee toe, daar is niks mis mee.
Het was dezelfde tijd dat ik begon te experimenteren met mijn radiowerk, nieuwe manieren vond om oude, vaak historische verhalen te verlevendigen, door ze te combineren met geluiden, op te knippen in scènes, eigen teksten te schrijven.
En door plekken in het verhaal open te laten, die de luisteraar, en later dus de lezer, de gelegenheid geven om zich in het verhaal te nestelen.
En toen ik begonnen was het boek te schrijven dat in 2016 opnieuw is uitgegeven als Onder de mensen, en mezelf daarin ook nog eens voor het blok zette door te schrijven over voor mij oncomfortabele dingen die zich bevonden op gevaarlijk terrein, toen had ik voor het eerst het idee dat ik beet had. Die gemankeerde, saaie, comfortabele jeugd bleek toch redelijk bestand tegen wat ik opschreef.
Dat was de aanloop, maar het zou nog duren tot 2010, voor ik een toon, een vorm en voldoende zelfvertrouwen gevonden had om de dingen te maken die ik nu maak.
'En door plekken in het verhaal open te laten, die de luisteraar, en later dus de lezer, de gelegenheid geven om zich in het verhaal te nestelen.'
Wat betekent de Boekenweek voor jou als schrijver?
De Boekenweek betekent voor mij als schrijver niet zo bijster veel. Dat het boek nog belangrijk genoeg is om er een week aan te besteden waarin een en ander wordt georganiseerd, verheugt me natuurlijk enorm en stelt me ook wel gerust. Dat mensen die een boek kopen een klein speciaal geschreven boek cadeau krijgen, waar bovendien altijd wel wat om te doen is, geeft aan dat er iets met boeken aan de hand is, dat het ergens om gaat. Dat lijkt me goed.
Welke herinneringen heb je aan de Boekenweek (als kind, tiener of volwassene)?
Dat het Boekenweek was, betekende een Boekenweekgeschenk. De eerste titels die ik me herinner zijn Somberman's actie en De glazen brug. En er was er rond die tijd ook eentje van Claus, meen ik. Mijn ouders, anders geen overijverige boekenkopers (al was mijn moeder lid van een boekenkring) togen in de Boekenweek meestal wel naar Hengelo om een of twee boeken te kopen. Mijn vader kwam zelfs een keer thuis met een boek dat gesigneerd was door Wolkers. Wolkers had er speciaal voor hem een vogel in getekend en gezegd dat het handig is als je kan tekenen. Wat ik een heel gewone opmerking vond voor een schrijver. Dit was natuurlijk de tijd waarin het verschijnen van een boek van een Belangrijk Schrijver een gebeurtenis van de eerste orde was.
Mijn boeken haalde ik bij de bibliotheek, maar op den duur begon ik mijn eigen boeken te kopen. Zo’n boek vond ik een heel bezit, en ik maakte een boekenplankje op mijn kamer, waarop ik ze naast elkaar zette. Ik had een rijk geïllustreerde literatuurgeschiedenis gekregen waarin tal van foto’s stonden van schrijvers en het leven dat zij leidden. Ik heb daar veel in gekeken en me ingeprent dat het leven van een schrijver opwindender was dan het leven van iemand die in Boekelo opgroeit en er blijft wonen. Dat boek heette geloof ik Ik probeer mijn pen. Dat Willem Brakman gewoon bij mij in de straat woonde, en Harry ter Balkt over de bossen en zandwegen dichtte waar ik mijn hond uitliet, speelde in die overwegingen geen enkele rol. Dat kwam veel later pas.
Ik ben toen er eenmaal boeken van me waren gepubliceerd, een paar keer naar het Bal geweest. Je komt er mensen tegen met wie je een tijdje staat te praten, en zo wordt het vanzelf wel leuk. Ik heb geen herinneringen aan opstootjes of schandalige gebeurtenissen. Ik vind dat ook niet jammer.
Het thema van de komende Boekenweek is 'Tweestrijd'. Op welk moment in je schrijfcarriere (of tijdens het schrijven van je laatste boek) bevond jij je in tweestrijd en waarom?
Bij het schrijven loop je wel eens tegen dilemma’s op. Er is in het boek dat ik nu over de Rijn schrijf een scene waarin ik beschrijf hoe ik in Zwitserland de bovenloop van de Achterrijn volg naar de Bernardino, waar hij onder het ijs vandaan komt. Toen ik daar liep kwam een sterke herinnering boven aan een schoolmeester uit Boekelo waar ik behoorlijk onaangename herinneringen aan heb, omdat hij zijn leerlingen met een zeker sadisme behandelde. Wat ik me van hem herinnerde was, dat hij in een les verteld had dat je, als de Rijn maar ver genoeg stroomopwaarts volgt, de rivier vanzelf smal wordt als een beekje waar je overheen kan springen. Ik heb bij het verhaal dat ik er uiteindelijk over schreef, de man er bijna helemaal uit geschrapt.
Waarom? Had ik hem niet moeten laten staan? Om te laten zien dat zelfs in de herinneringen van een jongen uit Twente, een eindje van de delta verwijderd, de Rijn een rol gespeeld heeft. De schoolmeester gaf graag gymnastiekles, hij liet ons bijvoorbeeld graag verspringen, maar legde de plank waar wij ons op moesten afzetten dicht voor de prikkelbosjes zodat we in de stekels terecht kwamen. Een zorgelijke manier van doen, die me te binnen schoot toen ik onderweg was langs de rivier op zoek naar een punt om eroverheen te springen.
Maar wat heeft het met de Rijn te maken? Moet ik die man er nu echt bij halen om mijn gemoedstoestand te beschrijven? Wat heeft dat met mijn verhaal over die rivier te maken? Gebruik ik hem nu om, ja om wat eigenlijk?
Ik schreef hem erin, dat schoot lekker op, van het een kwam het ander.
En toen heb ik het er toch uit gehaald.
Niet om de man te sparen. Hij leeft niet meer, en iedereen mag weten dat hij wreed was. Maar dient het mijn verhaal? Kan ik hem niet beter een andere keer opvoeren, bijvoorbeeld in een fictief verhaal?
Je hoeft als schrijver de mensen niet te sparen, maar je verhaal wel.
Dit soort moment van tweestrijd zijn er vaak. Ergernis, kwaadheid, verlangen, al die dingen kunnen het schrijfproces voortdrijven als een motor. Maar de lezer hoeft de motor niet te zien. Niet als dat niet nodig is.
'Je hoeft als schrijver de mensen niet te sparen, maar je verhaal wel. Dit soort moment van tweestrijd zijn er vaak.'
Hoe zie jij de toekomst van het boek?
Mensen zijn wezens die elkaar verhalen vertellen, en die die verhalen nodig hebben om samen iets goeds of kwalijks te ondernemen. Gedrukte boeken gaan geen florissante toekomst tegemoet, denk ik, maar luisterboeken kunnen nog veel terrein winnen.
Mijn tienerzonen lezen niet, maar dat wil niet zeggen dat ze zich geen verhalen laten vertellen. Nu is dat nog film en YouTube, en gedrukte boeken zullen ze niet gaan lezen, maar ik sluit niet uit dat ze zich, al is het maar uit nostalgie, ooit uit luisterboeken zullen laten voorlezen. Ze zijn als kind veel voorgelezen, dat moet ergens blijven.
Mijn dochter, die tien jaar ouder is dan haar broers, leest wel veel, altijd van papier. Helemaal verdwijnen zal het niet.
Het afgelopen jaar zijn we langzaam gewend geraakt aan 'het nieuwe normaal' op anderhalve meter afstand. Zal dit een rol spelen in toekomstige nieuwe verhalen of kies je er bewust voor die in vroegere of toekomstige tijden te laten afspelen?
Ik geloof dat mijn personages geen corona nodig hebben om moeite te hebben met elkaar te naderen. De afstand is er altijd al, niet vanwege een bestuurlijke maatregel, maar gewoon uit onvermogen. Ik zou (nog) niet goed weten wat ik met die opgelegde afstand aan zou moeten in een verhaal, waarschijnlijk omdat het niet van binnenuit komt.
Welke drie boeken zou je tippen aan andere lezers?
Bonusvraag: Welke boekhandel in de buurt draag jij een warm hart toe en waarom?
Ik neem mijn pet diep af voor de boekhandel Meck & Holt aan de Tussenmeer in Amsterdam Osdorp. Dat is, naast de Bruna in het winkelcentrum op het Belgiëplein, de enige boekhandel bij mij in de buurt die tegen alle trends in, in een omgeving waar weinig gelezen wordt, toch een assortiment literatuur in de verkoop heeft. Ze houden vol. Ik zou het echt jammer vinden als ze ermee ophouden.
Het voorwoord van de Boekenweek
De Boekenweek is verplaatst naar de zomer van 2021 en toch beleven we van 6 t/m 14 maart een ‘week vol boeken’. Omdat je het boek nooit genoeg kunt vieren en jouw favoriete boekhandel ook de komende tijd alle steun kan gebruiken. Laat je inspireren en geniet in aanloop naar de Boekenweek van gesprekken met auteurs en de mooiste boeken(tips). Hoofdsponsor NS is in 2021 twintig jaar verbonden aan de Boekenweek. Kijk voor meer leesinspiratie op www.ns.nl/treinlezer.