Het winnende verhaal van De Pennen Zijn Geslepen
Spelbreker van Suzanne Wouda
Het begon als een spel.
De setting was simpel: zes vrienden, één maïsveld.
Wist je dat tussen maïsstengels je zintuigen verdoofd worden? Dat richtingsgevoel verdwijnt? Dat er rijen verderop gruwelijke dingen kunnen gebeuren zonder dat je daar iets van merkt, dat je hooguit wat vervormd geluid opvangt?
De regels waren simpel. Twee kiezen positie in het veld, vier langs de rand, leggen daar iets persoonlijks neer. Een zwemdiploma, melktanden in een doosje. De opdracht: loop naar de overkant en kom terug met dat zwemdiploma. Ongezien.
Ik moest met Abe als ‘pakker’ het veld in. Stef, Lotfi en Muis hielden hun persoonlijke voorwerpen omhoog. Als laatste liet Myrthe zien wat ze had meegebracht: een foto.
Toen had ik weg moeten lopen. Gewoon terug over het modderige paadje. Maar we deden dit al jaren en ik wilde geen spelbreker zijn.
De maïs strekte zich als een muur uit. Abe staarde ernaar, op zijn gezicht miste ik de opgewonden spanning die hij anders altijd had en die hem jongensachtig maakte. Hij lachte niet naar me, vroeg alleen: ‘Linkerflank?’
Linkerflank. Goed. Links stond Myrthe. Ik knikte, maar Abe had zich al omgedraaid en verdween in het groen.
Zodra ik het veld in stapte, was er geen buitenwereld meer. Er was alleen de frisse zoetheid van de maïskolven, en boven me de donker wordende lucht. De warmte van de dag hing er nog. Ik liep door tot een dichtbegroeide plek, wachtte op het startsignaal en concentreerde me op mijn strategie: een hinderlaag opzetten voor mijn prooi. Myrthe. Ik wilde weten waarom ze die foto had meegebracht. Wat wilde ze oprakelen?
Mijn telefoon trilde. Een bericht van Muis in de groepsapp: Jacht geopend.
In de stilte die volgde nam ik positie in, mijn knieën licht gebogen, voeten iets uit elkaar, handen tot vuisten gebald. Een geruis trok als een golf door het veld. Ik luisterde naar een afwijking in de zee van geluid: voetstappen, een ademhaling. Het lukte niet. Ik probeerde de onrust die de foto veroorzaakt had te negeren, maar het veld en de invallende duisternis lieten dat niet toe. Kom, concentreer je.
Mijn scherm lichtte op. Een bericht van Lotfi: Ik weet wat je gedaan hebt, kutje. Meteen maakte de tekst plaats voor een foto en voordat de afbeelding helemaal geladen was, herkende ik Daniels lievelingsboek. Ergens achter me klonk geritsel, maar ik kon alleen naar mijn telefoon staren. Ik huiverde. De vier voorwerpen. Nu zag ik ze duidelijk voor me. Lotfi dat boek, Stef een getuigschrift in een plastic hoes. Met de naam van zijn broer, dat wist ik ineens zeker. En de sinaasappel; ik herinnerde me Daniels plakkerige wang tegen de mijne, zijn adem geurend naar citrus. Wie had die meegebracht?
Muis… Ik wankelde. Muis, ik had haar verdomme onderdak gegeven.
Waarom deden ze dit? Dit was een spel, een kinderlijk spel. Ooit Daniels idee. Dat was de enige reden dat ik nog meedeed.
Mijn telefoon trilde weer. En opnieuw. In plaats van dat ik wegging, dat de slow whoop in mijn hoofd mij in beweging zette – ren, ren, ren – keek ik naar het scherm waar een nieuwe afbeelding te zien was. De foto van Myrthe waar we allemaal op stonden. Alle zeven. Daaronder de tekst: jij hebt Daniel kapotgemaakt.
Het veld verdichtte zich om mij heen, ik zag alleen nog het licht van mijn telefoon en voelde me eerst warm en daarna ijzig koud worden, alsof koorts door mijn lijf raasde.
Dichtbij knakte en scheurde iets, een maïskolf werd afgebroken. Nog een. Ik draaide me om, maar er was enkel maïs te zien.
Een trilling. Bericht van Stef: Ren, Eva.
Ik liet mijn telefoon vallen en stormde weg. De maïsbladeren haalden mijn gezicht open, verstikten me. Het was of het maïsveld een speler was die me de doorgang versperde. Ik rukte me los, holde verder tot er iets in mijn been sneed. Ik struikelde.
Even was er niets dan de brandende pijn in mijn rechterscheen en de tranen op mijn wangen. Toen werd mijn gesnik overstemd door rauwe, bijna dierlijke kreten. Naast me verschenen de rode sneakers van Abe. Ik draaide me half om en keek op. Daar stonden ze. Alle vijf. Zelfs Muis.
Stef stapte naar voren en smeet het getuigschrift naar me toe. Ik kon hem niet aankijken. Op mijn gehijg na, was het stil in het veld. In mijn jaszak klemde mijn hand zich om een Zwitsers mes. Mijn voorwerp. Van Daniel gekregen.
(c) Suzanne Wouda
De tien beste verhalen lees je terug op de website van De Pennen zijn Geslepen.