Column /
Hilde Vandermeeren: 'Ik doe niets liever dan de wereld observeren door een bril vol vraagtekens'
Behulpzame, eerlijke en vriendelijke mensen zijn onschatbaar in het echte leven. Voor een thrillerauteur lopen ze op papier alleen maar in de weg. Ze halen het conflict onderuit en doen de spanningsboog in elkaar zakken. Zelfs moedige hoofdpersonages zijn niet perfect. Ook zij hebben hun geheimen, hun dark spot en hun onhebbelijkheden waardoor ze menselijk worden. Net zoals de slechterik. Waarom doet iemand datgene wat hij doet op dat moment? Dat probeer ik in mijn verhalen te onderzoeken en tegelijk te laten meebeleven door de lezer.
Mijn thrillers zijn dus vooral whydunits en geen whodunits. De vraag waarom iemand bepaalde handelingen stelt (of niet stelt), houdt me al van jongs af aan bezig. Ik doe niets liever dan de wereld te observeren door een bril vol vraagtekens: waarom staan die man en die vrouw op straat met hun rug naar elkaar toe? Waarom wordt er aan tafel niets gezegd? Waarom vraagt iemand zoveel aandacht? Het zijn vragen waarop ik soms een antwoord vind en soms ook niet. Die nieuwsgierigheid naar hoe mensen in elkaar zitten heeft ervoor gezorgd dat ik psychologie ging studeren. Relaties in gezinnen en in groepen werden door verschillende theorieën verklaard en geestelijke problemen kregen een label.
Maar tegelijk lost die kennis het raadsel ‘mens’ niet op. Na al die jaren staat mijn bril nog altijd vol vraagtekens en ik kijk vaak met angst en onbegrip naar het geweld in de samenleving, op kleine en grote schaal. Misschien is het die machteloosheid die ervoor zorgt dat ik in mijn verhalen probeer te vatten wat eigenlijk niet te vatten is: waarom mensen zich zo kunnen misdragen. Het is helaas een onuitputtelijk gegeven. Hoe krijgt een personage nu vorm? Waar haal ik de inspiratie om hem of haar net die slechte kantjes toe te dichten? Eigenlijk was ik daar nooit echt mee bezig – het ging allemaal nogal vanzelf - tot mijn 17-jarige dochter me onlangs met een belangrijk inzicht confronteerde. Ze had net een zestal spannende korte verhalen van mij gelezen en maakte bij een van die verhalen een opmerking over de moordenaar: ‘Die lijkt wel een beetje op jou, mama, maar dan veel erger.’ Voor u mij van moorddadige neigingen begint te verdenken; die opmerking sloeg op het karakter van de moordenaar: hij was namelijk uiterst punctueel. Nu ben ik inderdaad iemand die al haar deadlines haalt en tot hilariteit van mijn dochters altijd veel te vroeg in het station aankomt om mijn trein vooral niet te missen (en ik van mijn kant vind het hilarisch als zij door hun vreselijke niptheid hun trein missen).
In elk geval denk ik dat de opmerking van mijn jongste dochter treffend was: zou het inderdaad niet zo zijn dat veel auteurs om hun slechterik vorm te geven, niet alleen inspiratie putten uit hun omgeving maar (bewust of onbewust) ook uit zichzelf? Wie ken je immers beter dan de persoon met wie je dag en nacht verplicht bent om mee op te trekken? Door die minder goede trekjes van jezelf extra uit te vergroten, krijg je een persoon die je absoluut niet graag zou tegenkomen, een soort XL-versie van je donkere ik. Soms is het juist het tegenovergestelde. Als auteur kun je een personage iets laten doen wat je verafschuwt en dat ook heel ver van jezelf afstaat, omdat het nodig is voor de karaktertekening. Zo vind ik het verschrikkelijk als iemand dieren slecht behandelt, maar het zegt wel veel over de persoon die zoiets doet. In elk geval veel leesplezier toegewenst en intussen zal ik met veel genoegen nog tal van papieren slechteriken op de wereld zetten.
Deze columnreeks wordt gepubliceerd in samenwerking met het Genootschap van Nederlandstalige Misdaadauteurs (GNM).