#ikleesthuis met Herman Brusselmans
Advocaat
Voor ik schrijver werd heb ik heel wat andere beroepen gehad, zoals koekenbakker, beurzensnijder, paniekzaaier, en daarna liet ik de paniek vallen en werd ik haatzaaier, en ook zakkenvuller ben ik geweest, doch dat bracht te weinig geld op. Maar eigenlijk ben ik van opleiding advocaat. Dat lag me niet zo, en ik heb maar een paar zaken gepleit, waarvan de laatste de ergste was.
‘Edelachtbare,’ zei ik die keer in de rechtszaal tijdens het proces, ‘edelachtbare, geachte leden van de jury, het is natuurlijk een ramp, een verschrikkelijke misdaad, een bijzonder kwalijk feit dat de negentienjarige Sabrina De Donder eerst vreselijk werd verkracht in het bos, waarna ze de kop werd ingeslagen met een zware tak, en als een zak bloedend zand door de moordenaar werd achtergelaten. Maar de jongeman die hier vandaag terechtstaat, de brave burger, de doorsnee kerel, ja de onnozelaar van dertien in een dozijn, Niels Raapmans, kan de misdaad niet gepleegd hebben. Hoe zou hij Sabrina kunnen verkrachten als we weten dat hij honderd procent, nee twééhonderd procent homoseksueel is?’
Niels Raapmans sprong op van z’n stoel en riep: ‘Niet waar edelachtbare, hij liegt! Ik ben geen homo! Ik ben tweehonderd procent hetero!’
‘Edelachtbare,’ zei ik, ‘kunt u m’n cliënt ervan overtuigen dat hij z’n grote bek moet houden, omdat ik bezig ben met hem te verdedigen.’
‘Je hebt de advocaat gehoord, beklaagde,’ zei rechter Ivo Bloemkussen.
‘Maar ik ben geen homo, edelachtbare,’ probeerde Niels Raapmans nog een keer.
‘Ja, dat ben je wél,’ zei ik, ‘en sterker nog, beste juryleden, niet alleen is m’n cliënt een vieze flikker, bovendien is hij een gore neger, en donkere mensen worden altijd als eersten van alles verdacht.’
Niels Raapmans sprong weer op van z’n stoel. ‘Maar ik ben geen neger!’ schreeuwde hij. ‘Ik ben blank, dat kan toch iedereen zien!’
‘Wil jij wel ’ns je smoel dichthouden, dommerik,’ zei ik, ‘hoe wil je dat ik je verdedig als je je altijd maar bemoeit.’
‘Goed dan,’ zei Raapmans, ‘maar ik ben geen homo en ik ben geen neger.’
‘Laat dat maar aan mij over,’ zei ik. ‘Welnu, edelachtbare, beste juryleden, niet alleen is m’n cliënt een grotere flikker dan wijlen Freddie Mercury en Ricky Martin samen, en niet alleen is hij een neger die zwarter is dan een combinatie van ex-president Obama en Beyoncé, tevens kan hij Sabrina De Donder niet verkracht hebben omdat hij impotent is geworden na jaren en jaren iedere dag zeventien keer te hebben gemasturbeerd, en op den duur draag je daar de gevolgen van, zoals bij m’n cliënt duidelijk blijkt. Ik heb ’ns naast hem staan pissen in het herentoilet en toen kon ik zien dat hij een penis heeft zo klein als de kleinste van de twee duimen van Klein Duimpje!’
Raapmans sprong op van z’n stoel, en riep: ‘Bullshit! Ik heb een lul als een boomstam! Wacht, ik zal die ’ns laten zien!’
Rechter Bloemkussen kwam op tijd tussen en riep: ‘Jij houdt je lul in je broek, klootzak! Als er hier in m’n rechtbank één lul getoond wordt zal het de mijne zijn, hebben jullie dat allemaal begrepen! Ga door met je pleidooi, meester Brusselmans.’
‘Dank u wel, edelachtbare,’ zei ik, ‘welnu, ik heb al aangetoond dat m’n cliënt niet de verkrachter kan zijn vanwege z’n geaardheid, z’n huidskleur en de minimale lengte van z’n geslacht, thans zal ik eveneens bewijzen dat hij ook niet de moordenaar kan zijn. Het is namelijk zo dat de gerechtsdokter heeft vastgesteld dat Sabrina De Donder werd vermoord in de nacht tussen 21 en 22 maart tussen vier en zes uur. Nou, in diezelfde nacht kon m’n cliënt onmogelijk in dat bos aanwezig geweest zijn, omdat hij zich bevond in Bulgarije, waar hij als pooier een paar oostblokhoeren ging bekijken, om ze eventueel illegaal naar België over te brengen.’
Niels Raapmans sprong op van z’n stoel en riep: ‘Ik ben helemaal geen pooier! Ik ben een eenvoudige arbeider aan de lopende band in de Volvo-fabriek. Ik schroef achteruitkijkspiegels vast aan de auto’s!’
‘Nu ben ik het beu,’ zei ik, ‘je onderbrekingen beginnen iedereen serieus de keel uit te hangen.’
‘Ja, dat klopt,’ zei rechter Bloemkussen, ‘het is je aangeraden om je advocaat niet meer lastig te vallen met allerlei uit de lucht gegrepen onzin.’
‘Maar het is geen onzin!’ riep Raapmans. ‘Ik ben géén homo, ik ben géén neger, en ik ben géén pooier!’
‘Hoor ik je nog!’ schreeuwde rechter Bloemkussen. ‘Het wordt hier langzamerhand een circus in m’n rechtszaal. Verdachte, jij houdt je bakkes, en advocaat, ga door met je pleidooi.’
‘Dank u wel, edelachtbare,’ zei ik, ‘dus, ik heb al aangetoond dat Niels Raapmans niet op de plaats van de misdaad aanwezig kon zijn, en dan is er ook nog zijn motief. Her en der wordt gesuggereerd dat Niels Raapmans en Sabrina De Donder een relatie hadden, maar het tegendeel is waar, Raapmans had De Donder nog nooit van z’n leven gehoord of gezien.’
Raapmans sprong op van z’n stoel, en riep: ‘Ik hield van haar! Ze was de liefde van m’n leven! Maar ze bedroog mij met m’n beste vriend!’
Ik negeerde deze uitroep en zei: ‘Nog zoiets, die beste vriend. Sammy Peeters. Hij was helemaal niet de beste vriend van Niels Raapmans. Integendeel! Niels Raapmans kende Sammy Peeters van haar noch pluim, en bovendien ligt Sammy Peeters al achttien jaar in coma, nadat hij als vierjarige een bijna dodelijk ongeluk had met z’n driewieler.’
Een man sprong op van z’n stoel in het publiek en riep: ‘Ik lig niet in coma! Ik ben springlevend! Ik heb niet eens ooit een driewieler gehad, die kreeg ik niet van m’n ouders, die twee smeerlappen!’
Ik zuchtte diep en zei: ‘Edelachtbare, als het publiek zich ook al niet meer gedeisd kan houden, dan wordt het hier een totale chaos.’
Rechter Bloemkussen sloeg met z’n hamer op een blok hout, en riep: ‘Wie nu in het publiek nog één keer iets roept wordt door de zaalwachter buitengegooid!’
‘Dank u wel, edelachtbare,’ zei ik, en ik verklaarde: ‘Oké, bij dezen is duidelijk dat Niels Raapmans geen enkele reden had om Sabrina De Donder te vermoorden omdat hij a) haar niet kende, b) het hem zodoende niks kon schelen dat ze een geheime relatie had met z’n beste vriend en c) die beste vriend een complete vreemde was voor Raapmans, die trouwens maar één vriend heeft en dat is koning Filip, met wie hij geregeld gaat jagen, autoracen en zich samen verkleden als dansmeisjes van de Moulin Rouge.’
‘Is dat waar, verdachte?’ vroeg rechter Bloemkussen verbaasd aan Niels Raapmans. Die had al z’n energie verloren, en zei dan maar: ‘Ja, dat is waar, edelachtbare. Koning Filip en ik zijn twee handen op één buik. Dat komt onder andere omdat de koning net als ik een neger is.’
‘Niet overdrijven, Raapmans,’ zei ik, ‘toegegeven, koning Filip heeft een lichtelijk kleurtje, maar om hem ervan te betichten dat hij een neger is zoals jij, dat gaat te ver. Trouwens, koningin Mathilde valt niet op negers. Die valt alleen op advocaten.’ Ineens schreeuwde ik luid: ‘Ja, ik heb een verhouding met koningin Mathilde. Twee van haar vier kinderen zijn van mij! Je moet er ’ns op letten, ze hebben dezelfde neus als ik, dezelfde oren als ik, en dezelfde voetzolen als ik! Ik weet het, dit is majesteitsschennis, sla mij in de boeien, smijt mij in de gevangenis en gooi de sleutel weg!’ Ik liet mij op de grond vallen, sloeg met beide vuisten woest op de vloer, en het schuim stond mij op de prevelende lippen.
‘Zaalwachter,’ zei rechter Bloemkussen, ‘breng advocaat Brusselmans naar de ziekenboeg.’ Ik werd de zaal uitgesleept terwijl ik allerlei onverstaanbare dingen mompelde, en Niels Raapmans vroeg aan rechter Bloemkussen: ‘En hoe zit dat nu met mij?’
‘Ach, jij mag voor mijn part doodvallen,’ zei rechter Bloemkussen, ‘het is eindelijk tijd om hier in de rechtszaal m’n lul te laten zien.’ Hij haalde z’n lul uit z’n broek en begon ermee te slingeren. Een van de juryleden, een zestigjarige maagdelijke vrouw uit Waarschoot die nog nooit een lul had gezien, verloor het bewustzijn. Later, na een heruitgave van het proces, werd Niels Raapmans veroordeeld tot dertig jaar gevangenis. Al na zes maanden hing hij zich in z’n cel op aan een in repen gescheurd laken. Zelf verbleef ik een halfjaar in een instituut om m’n innerlijke kracht terug te vinden, en nadat dit gelukt was gaf ik m’n baantje als advocaat op en werd ik schrijver. Sindsdien ben ik nooit meer schuimbekkend weggesleept, en zo zie je maar dat schrijver een van de veiligste beroepen is die er bestaan. Bovendien is het een beroep waar je goed geld mee kan verdienen. Ik zal niet zeggen dat ik in Ferrari’s rijd, Piaget-horloges draag, en in een kasteel woon, maar ik heb wel een Triumph Street Twin-motor, kan me permitteren om drie keer per week op restaurant te gaan, en draag pakken van Oger. Vooral met die pakken heb ik veel succes. Ik word dan ook beschouwd als de best geklede schrijver van Vlaanderen. Als ik in m’n Oger-pak ergens binnenkom, smelten de vrouwen en vragen de mannen me waar ze zo’n pak kunnen kopen. Ook koningin Mathilde vindt dat ik er in m’n Oger-pak ongelooflijk gedistingeerd, sexy, en stijlvol uitzie. Leve Oger! Leve onze koningin!
Herman Brusselmans
Herman Brusselmans (1957) publiceerde reeds tachtig romans. Bloed spuwen naar de hematoloog is zijn meest recente boek. Hij wordt zowel verguisd als verafgood. Hij is een zeer belangrijk schrijver.
Auteursfoto © Koen Broos