#ikleesthuis met Ilja Leonard Pfeijffer
Bijlage bij de projectevaluatie
Een weerwoord
Hoewel ik een Italiaan ben die gedoemd is om in Italië te werken en hoewel ik beroepshalve kan bogen op meer ervaring met de Italiaanse visie op organisatiestructuren dan mij lief is, heb ik het vanuit een professioneel oogpunt altijd onwenselijk geacht om mijn familie bij mijn projecten te betrekken. Maar ook in dit opzicht was dit project anders en juist omdat het mede daardoor uw aandacht heeft getrokken en onderwerp is geworden van uw onderzoek, hecht ik eraan mijn bereidwilligheid tot volledige medewerking aan uw procedures te demonstreren door deze voor mij uitzonderlijke omstandigheid niet te verzwijgen maar meteen aan het begin van mijn verslag, dat tevens mijn verdediging beoogt te zijn, te benadrukken dat ik in feite alles heb gedaan voor mijn zoon.
Zijn naam is Telemaco. Hij heeft de leeftijd van een jongen die auto’s tekent. Alle bestaande modellen van het merk Alfa Romeo in zijn geval, met een uitgesproken voorkeur voor de Giulia, die hij van carrosserie tot aandrijving, van dashboard tot wielophanging en van motorblok tot siervelgen met verbluffende kennis van zake en ontroerende precisie met zijn kleurpotloden op papier weet te reproduceren. U zult begrijpen dat ik mij, als zijn liefhebbende vader, op een dag gedwongen zag om een Alfa Romeo Giulia aan te schaffen. En hoewel het inderdaad een buitensporige uitgave betrof, verzoek ik u met klem deze in de voornoemde context te beschouwen als louter een daad van liefde van een vader voor zijn zoon en niet als bewijs voor de malversaties waarvan u mij verdenkt.
Overigens zou u mijn echtgenote en de moeder van Telemaco aan uw zijde vinden als u uw wenkbrauwen optrekt bij deze besteding. Zij is een precieze en rationele vrouw. Zij doet niets zonder argumenten. Toen de tijd voor het gezin gekomen was om over te gaan tot de aanschaf van een nieuwe auto, heeft zij alle internetsites bezocht die een vergelijkend warenonderzoek bieden voor de verschillende merken en modellen die in commercie zijn. En de Giulia komt daar niet uit als beste koop. Om haar desondanks te verzoenen met de onvermijdelijke aanschaf en om deze kunstmatig te voorzien van een aura van rationaliteit heb ik met Telemaco een ronde gemaakt langs verschillende dealers voor offertes. Maar Telemaco nam elke autoverkoper even apart om hem duidelijk te maken dat de offerte flink naar boven diende te worden afgerond omdat het een schijnexercitie betrof en we een Alfa Romeo Giulia zouden kopen. Zo is de Giulia van Telemaco en mij een Giulia geworden met een verhaal. Misschien geen goed verhaal, maar wel een verhaal. Verhalen zijn belangrijk. Dat zal in feite de kern zijn van mijn verdediging.
En op een dag tekende Telemaco niet meer. Na enig aandringen onthulde hij ons de oorzaak. Zijn onderwijzeres op school had gezegd dat tekenen iets was voor kleine kinderen, dat hij geen kind meer moest willen zijn maar zich diende bezig te houden met nuttige zaken en dat hij sowieso niet kon tekenen. Het zou een understatement zijn te zeggen dat dit mij bedroefde. Ik ben met de leerkracht gaan praten, maar zij begreep mijn bezwaren niet, want ze leek op mijn echtgenote, die evenmin veel feeling heeft met de noodzaak van het nutteloze.
Mijn leven lang heb ik de zeeën bevaren van Latina en de Golf van Gaeta. Mijn vader nam mij als jong kind al mee op zijn zeilboot van de haven van Terracina aan de voet van de ruïnes van de tempel van Jupiter Anxur op Monte Sant’Angelo langs de beboste berg op de kaap van het laagland van San Felice Circeo, wiens rupsen je in het voorjaar vanaf zee kunt horen knagen, naar de eilanden Zannone, Ponza, Palmarola en Ventotene, die kraken in de zon onder de last van eeuwen en waar de afstand tot de geschiedenis de eilanders met hun lippen gebarsten van distels en zeezout trots en stuurs heeft gemaakt. Op onze tochten vertelde mijn vader mij de verhalen van de zee, die van generatie op generatie zijn overgeleverd als de eeuwige opeenvolging van rollende golven op het strand. Mijn vader vertaalde de stem van de zeewind voor mij, die de namen sprak van de grote zeevaarders van weleer. Hij vertelde mij vooral vaak over Odysseus, die had leren liegen onder de mensen omdat hij de harde waarheid van de zee had gezien. Ik luisterde naar mijn vader, keek naar de horizon en stelde mij voor dat ik Odysseus was. Soms ging ik op de voorplecht liggen om naar de boeggolf te kijken in de hoop dat de harde waarheid van de zee zich ook aan mij zou openbaren.
Telemaco heb ik van jongs af aan meegenomen op dezelfde zeiltochten die ik een half leven lang met mijn vader heb gemaakt. Strikt genomen loog ik niet toen ik hem vertelde dat Odysseus deze zelfde zee had bevaren, want ooit was ikzelf op deze wateren Odysseus geweest in het diepst van mijn gedachten. Hij hield van dat verhaal. Keer op keer vroeg hij mij of ik het nogmaals van het begin tot het einde kon vertellen. En wat doe je als iemand van wie je houdt iets mooi vindt? Je maakt het nog mooier.
Het begon toen we op een heldere, winderige dag voorbijzeilden aan Ventotene. Er is daar een vogelkolonie, zoals u wellicht weet, en op die dag konden we het gekrijs van ver horen.
‘Dat zijn de Sirenen,’ zei ik. ‘Hun gekrijs is het geluid van het verlangen hier nooit meer weg te gaan. Toen Odysseus hier voorbijvoer, had hij zich laten vastbinden aan de mast van zijn schip, zodat hij het gezang van de Sirenen kon horen zonder in staat te zijn gehoor te geven aan hun lokroep, terwijl zijn bemanning de oren had dichtgesmeerd met bijenwas.’
Telemaco glunderde. ‘Is Odysseus hier echt geweest?’ vroeg hij. Hij kon het nauwelijks geloven.
In de loop van onze daaropvolgende zeiltochten heb ik het verhaal uitgebreid. Palmarola was het land van de Lotuseters, Zannone het eiland van Helios, Ponza het land van Calypso en de kaap van San Felice Circeo, die geen eiland is maar soms op een heiige dag vanaf zee op een eiland lijkt, werd het eiland van Circe. Waarom zou San Felice Circeo anders heten zoals het heet? En als je de rug van de berg die de kaap vormt vanuit een bepaalde hoek goed bekijkt, zie je het profiel van het gezicht van een reusachtige, liggende vrouw. Vooral vanaf de brug op de weg naar Sabaudia kun je het goed zien. Zij is de toverkol Circe. Wie anders zou zij kunnen zijn?
Uiteraard was ik mij ervan bewust dat er in wetenschappelijk opzicht veel af te dingen viel op deze verplaatsing van het decor van de Odyssee naar onze wateren. De beschrijvingen van Homerus passen niet naadloos op de geografische realiteit van onze eilanden. Het zou op zijn zachtst gezegd onwaarschijnlijk zijn dat een Griekse bard uit de achtste eeuw voor Christus gedetailleerd op de hoogte was van een eilandengroep voor de kust van centraal Italië. En als de Odyssee in haar geheel geen fictie is, heeft Homerus tal van signalen in zijn tekst aangebracht die ons ervoor waarschuwen dat we Odysseus niet op zijn woord moeten geloven wanneer hij bij de Phaeacen verslag doet van zijn wonderlijke reizen. Hij is tenslotte een notoire leugenaar.
Maar deze relatief onbeduidende vrijpostigheden ten opzichte van de wetenschappelijke plausibiliteit werden mijns inziens ruimschoots gecompenseerd door de uitwerking die het verhaal had op de zee en de eilanden die ik al mijn hele leven kende en vooral op mijn zoon. De plekken vulden zich met betekenis en magie en Telemaco groeide. Ik kan het niet beter uitdrukken. Hij besefte dat hij een rol speelde in een belangrijk verhaal en voelde zich onderdeel van een groter geheel. Als het niet aanmatigend zou klinken, zou ik hieraan toevoegen dat deze sensatie het leven zin geeft.
En op een dag kwam hij huilend thuis van school. Zoals sneeuw op de toppen van bergen smelt in het voorjaar en in gezwollen beken naar beneden gutst, zo stroomden de tranen van mijn zoon. Hij had een spreekbeurt gehouden over Odysseus en vol vuur verteld over Calypso op Ponza en de gevaarlijke toverkol Circe op de berg van San Felice Circeo. Hij had verteld dat hij de Sirenen zelf had gehoord bij Ventotene. Maar de onderwijzeres had hem onderbroken en gezegd dat hij moest ophouden met die verzinsels.
‘Ze zei dat het allemaal maar verzinsels waren, pappa.’
‘Wij weten wel beter, Telemaco.’
‘Ik geloof het niet meer.’
Hij was ontroostbaar. Zijn verhaal lag in duigen en als de verhalen in duigen liggen, ligt alles in duigen. Dat was het moment waarop ik het besluit nam om te doen wat ik heb gedaan. Als vader van Telemaco was ik geboren om zijn wereld te herstellen.
Natuurlijk was er subsidie nodig. Welbeschouwd spraken we over een achtergesteld gebied waar minder dan honderd jaar geleden nog dagloners crepeerden van de malaria in de moerassen. Cultuur in de streek was beperkt gebleven tot een handvol ommuurde vakantievilla’s van filmsterren uit Rome. Alles moest van de grond af worden opgebouwd. Maar als projectontwikkelaar ken ik de weg naar regionale en Europese geldstromen, hetgeen uw aanklacht ten overvloede en detail bevestigt.
Wie een idee wil verkopen, en uiteindelijk wil iedereen dat, doet er goed aan niet te beginnen met de introductie van het idee, dat meestal te nieuw is om gemakkelijk geslikt te worden, maar met de bijzaken die het gevolg zouden zijn van de acceptatie van het idee. Mijn jarenlange ervaring met projecten heeft mij geleerd dat de aanvaarding van een vernieuwend concept zo goed als automatisch volgt zodra de spin-offs gemeengoed zijn geworden. Daarom begon ik met de gadgets: een koffiemerk, sneeuwbollen, kalenders, een ondergoedlijn, koelkastmagneten en een speciaal ontwikkeld parfum, allemaal met het logo van de berg van San Felice Circeo, waarin met enige fantasie het gezicht van een vrouw te herkennen viel, en de gedeponeerde merknaam ‘De zee van Circe’.
De tweede stap was de presentatie van een fantastisch toekomstperspectief. Wanneer een utopie lonkt, neemt men het idee dat daarvoor de grondslag zou moeten vormen graag op de koop toe. Ik stelde draagvleugelboten in het vooruitzicht, die ik uit Shanghai zou laten komen en die de eilanden en het vaste land met een spectaculair verminderde reistijd nader tot elkaar zouden brengen. Over de zee waar de arme Odysseus zwierf en ploeterde, zouden drommen toeristen vliegen in zijn kielzog met een snelheid die destijds alleen aan de goden was voorbehouden.
Ik moest de verschillende burgemeesters wel meekrijgen. Ik ben bereid hier toe te geven dat dat niet altijd even gemakkelijk was. Op de eilanden heerst een andere realiteit. De burgemeester van Ventotene verzuchtte ooit tegen mij: ‘Wanneer ik hier in jouw kantoor ben, begrijp ik alles wat je zegt, maar zodra ik terug ben op mijn eiland, snap ik het niet meer.’ Ik hoop dat u begrijpt dat de vertragingen ten opzichte van het in de projectaanvraag voorziene tijdspad mede hierdoor zijn te verklaren.
Toen de geesten rijp waren om het idee te geloven, was de tijd gekomen om het te bewijzen. Wat voor alle betrokkenen inmiddels min of meer een bijzaak was geworden, was voor mij de kern van het project. De hele herstructurering van de toeristische bestemming van de regio was voor mij persoonlijk gemotiveerd door de drang en de noodzaak om aan te tonen dat deze zee de zee van Circe was, dat Odysseus hier werkelijk is geweest en dat mijn zoon Telemaco met zijn spreekbeurt op school de waarheid had gesproken.
De culturele armoede van de streek was uiteraard een complicerende factor. Terwijl men overal in Italië over oudheden struikelt en om het even wat met het mythische verleden kan worden verbonden, is er in deze voormalige moerassen nog geen zuiltje gevonden. ‘Hic sunt leones,’ zeiden de Romeinen over deze door goden en beschaving vergeten gebieden. En toch had ik iets tastbaars nodig, want daar houden de mensen van.
Het was mij ter ore gekomen dat er enkele decennia geleden in de buurt van Terracina een marmeren vrouwenhoofd was gevonden, dat ergens in het depot van een museum in Rome lag. Het was een laat-Romeins ding van geen enkel historisch of artistiek belang, dus het kostte mij weinig moeite om het naar San Felice Circeo te krijgen. Ik paste de vindplaats een klein beetje aan. Het nieuwe verhaal werd dat het hoofd door een herderinnetje was gevonden op de berg van San Felice Circeo. Vervolgens werd de conclusie onontkoombaar dat het een portret van Circe betrof. Romeinse beelden zijn vaak kopieën van Griekse en als ze zo erg op Griekse beelden lijken, is het eenvoudig geloofwaardig te maken dat een beeld Grieks is in plaats van Romeins. Ik had het zeldzame bewijs gevonden voor een eeuwenoude Griekse Circecultus, die wellicht terugging tot de tijd van Homerus. Dat Circe geen godin is die in de Oudheid werd vereerd, maakte de vondst des te belangwekkender. Ik wist de burgemeester van San Felice Circeo ervan te overtuigen dat het hoofd een eigen museum verdiende in zijn stad.
Natuurlijk waren er tegenstemmen en mensen die twijfelden. Daar had ik rekening mee gehouden. Precies toen hun stemmen luider begonnen te klinken, onthulde ik de spectaculaire vondst van de grot van Circe. De euforie in de lokale pers was zo groot dat men graag bereid was over het hoofd te zien dat Circe’s woonstede, zoals Homerus die beschrijft, helemaal geen grot was.
De kroon op mijn werk was te danken aan een toevalligheid, zoals dat dikwijls gaat. Op een dag werd ik via een vriend van een bevriende restauranthouder op het eiland Ponza voorgesteld aan de oude, blinde zeeman Tommasino, die de geheime taal van de wind en de golven verstaat, navigeert op gevoel en de verraderlijke klippen kan horen fluisteren. Hij kent de zee nog van voor de tijd van de veiligheidsvoorschriften. Terwijl hij de steven van zijn kleine motorsloep feilloos tussen de rotspartijen door laveerde, vertelde hij mij de verhalen van de zee, zoals mijn vader dat vroeger had gedaan. Maar Tommasino had een stem als een symfonieorkest en hij sprak in verzen. Toen hij mij het oog van de Cycloop liet zien in een verborgen grot aan de kustlijn en de leugens van Odysseus bezong in een taal die bloemrijker golfde dan de poëzie van Homerus, wist ik wat mij te doen stond. Hoewel hij zich niet hield aan het script dat wij van tevoren hadden afgesproken en gerepeteerd en zich tal van dubieuze vrijheden en digressies veroorloofde, was zijn optreden op de lokale televisiezender een eclatant succes. We kunnen wel spreken van een historische gebeurtenis. De bevolking sloot Tommasino en zijn verhalen in het hart en de zee van Lazio, de zee van mijn vader en mij, de zee van mij een Telemaco, was definitief de zee van Circe geworden.
U heeft gelijk als u op dit punt tegenwerpt dat er van de toeristische ontwikkeling van de kuststreek en de eilanden weinig terecht is gekomen. Maar wat had u dan gedacht? Circe is geen Brooke Shields, Homerus is geen Dan Brown en de Odyssee is geen Game of Thrones. Als het verhaal dat ik in deze golven heb geschreven al belangstelling wekt, zal deze beperkt blijven tot de beschaafde nieuwsgierigheid van culturele toeristen van een academisch niveau en in die kringen is men niet snel onder de indruk van een marmeren hoofd en een logo. Toch houd ik vol dat ik in mijn opzet ben geslaagd en dat mijn project zijn voornaamste doelstelling glorieus heeft waargemaakt, want mijn zoon Telemaco heeft zijn verhaal terug. Zijn onderwijzeres heeft hem kort na het televisieoptreden van Tommasino gevraagd of hij opnieuw in de klas wilde vertellen over Odysseus en Circe en over de vogels van Ventotene. Zij heeft de kalenders en de sneeuwbollen laten zien en de klas meegenomen naar het museum van San Felice Circeo om alle leerlingen oog in oog met Circe ervan te doordringen dat zij deel uitmaken van een trots en groot, oud verhaal.
U vraagt zich expliciet af of de subsidiegelden hiermee op een verantwoorde wijze zijn besteed. Hoewel ik uw antwoord op die vraag meen te kennen, verstout ik mij vol te houden dat dat het geval is. Ik zou zelfs durven beweren dat een betere besteding niet denkbaar is. Cultuur is een verhaal waarin men gelooft. Als het mijn taak was de cultuur in deze achtergebleven streek te bevorderen, was het mijn taak om mijn zoon en zijn klasgenoten te promoveren tot personages in een verhaal dat hoop geeft en doet dromen omdat het hun kleine, breekbare leventjes verbindt met grote helden in een spannend verleden en van die taak heb ik mij naar mijn bescheiden mening gekweten.
De kern van uw aanklacht is dat mijn project en alles wat ik hier tot stand heb gebracht, op een onwaarheid berust. Ik heb gelogen. Dat kan ik onmogelijk ontkennen, maar ik nodig u uit uw perspectief te verbreden en te beseffen dat er op een metafysisch, ethisch en didactisch niveau geen onware verhalen bestaan. Het enige dat telt, is dat er verhalen bestaan.
Misschien wilt u mij toestaan af te sluiten met een persoonlijke overweging. Ik besef dat mijn zoon Telemaco zich, na afronding van uw onderzoek en mijn veroordeling, vragen zal stellen bij mijn tralies of mijn elektronische enkelband. Ik zal hem nogmaals vertellen over Odysseus’ gevangenschap op het eiland van Calypso. Hij zal de boottochten missen. Ik zal hem nogmaals vertellen hoe Odysseus treurend uitkeek over zee. Hij zal huilen als ik gedwongen ben onze Alfa Romeo Giulia van de hand te doen. Ik zal hem nogmaals vertellen hoe Odysseus al zijn schepen verloor. En op een dag zal hij inzien dat ik Circe en de Sirenen voor hem heb verzonnen en dat Odysseus nimmer heeft gevaren over onze zee of voet heeft gezet op onze eilanden. Maar juist omdat ik hem altijd over Odysseus heb verteld, zal hij begrijpen dat ik een avontuurlijk vaderland, een trotse identiteit en een toekomst voor hem heb geschapen, zoals Odysseus kon terugkeren naar Ithaca om de orde in zijn koninkrijk te herstellen voor zijn zoon nadat hij de Phaeacen tot tranen toe had geroerd met zijn fantastische, verzonnen leugenverhalen over zijn zogenaamde omzwervingen.
Ik had ook niemand kunnen blijven, maar ik ben de vader geworden die Telemaco zijn naam heeft gegeven en hij zal dat op een dag zeker begrijpen. Ik dank u voor uw aandacht.
Ilja Leonard Pfeijffer
De dichter en schrijver Ilja Leonard Pfeijffer (1968), een van de eigenzinnigste grootmeesters van de hedendaagse literatuur, heeft naam gemaakt met een veertigtal boeken waaronder de bekroonde klassiekers La Superba en Idyllen, het compromisloze Brieven uit Genua en de recente filosofische liefdesroman Peachez, een romance, die al bij verschijnen werd uitgeroepen tot het meest romantische boek van het jaar. Hij woont en werkt in Genua.
Auteursfoto © Stephan Vanfleteren